ECLI:NL:RBDHA:2020:2500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
09/755015-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met een minderjarige en het versturen van seksueel getinte beelden

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje, geboren in 2008. De verdachte, destijds 47 jaar oud, had gedurende een periode van meer dan een half jaar via WhatsApp en Snapchat seksueel getinte berichten en beelden uitgewisseld met het slachtoffer, die toen 9 en 10 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen had gepleegd, waaronder het aanraken van de vagina en billen van het slachtoffer, en het verzoeken van het slachtoffer om seksuele handelingen bij zichzelf te verrichten en daarvan beelden te maken. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar en ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals chatgesprekken en getuigenverklaringen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 5.530,96 aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en haar familie, en een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/755015-19
Datum uitspraak: 18 februari 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J. Algera en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.H.J. Körver naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 april 2018 tot en met 7 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het aanraken/betasten van haar vagina, althans schaamstreek, en/of billen en/of heeft hij, verdachte, met die [slachtoffer] , via WhatsApp en/of Snapchat seksueel getinte chatgesprekken gevoerd, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] heeft opgedragen, althans verzocht, ontuchtige handeling(en) bij zichzelf te verrichten en/of (hiervan) foto's en/of filmpjes te maken, te weten:
- het geheel en/of gedeeltelijk ontkleden van haar lichaam en/of
- het tonen van haar (blote) borsten en/of (blote) billen en/of (ontbloot) onderlichaam en/of (blote) vagina en/of (daarbij) het spreiden van haar benen en/of
- het aanraken/betasten van haar (blote) vagina en/of het plaatsen/houden van haar vinger(s) in haar vagina, terwijl hij, verdachte, (een deel van) die handelingen via kort daarop toegezonden foto's en/of filmpje(s) kon waarnemen
2.
hij in of omstreeks de periode 29 april 2018 tot en met 7 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland
en/of Oostenrijk, meermalen, althans eenmaal, via WhatsApp en/of Instagram één of meerdere afbeeldingen, te weten foto's en/of filmpjes, bevattende één of meer afbeelding(en) waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond aan een minderjarige(n), te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die [slachtoffer] jonger was dan zestien jaar, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, in voornoemde periode aan die [slachtoffer] één of meer foto- en/of filmbestand(en) geappt/verzonden, in elk geval verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond, waarop zijn, verdachtes, (stijve) penis en/of het aftrekken van zijn, verdachtes, (stijve) penis zichtbaar was.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In deze zaak draait het om de destijds 9 en 10-jarige [slachtoffer] . De verdachte was de vriend van een goede vriendin van de familie [slachtoffer] . De verdachte en zijn vriendin kwamen over de vloer bij de familie [slachtoffer] en andersom was dat ook zo. Op een gegeven moment is er tussen de verdachte, destijds 47 en 48 jaar, en [slachtoffer] app- en chatcontact ontstaan. Later is dat contact seksueel van aard geworden met - onder meer - het over en weer sturen van masturbatiefilmpjes en foto’s. Dat wordt de verdachte verweten en voorts dat hij één keer, toen [slachtoffer] bij de verdachte en zijn vriendin is blijven slapen, daadwerkelijk haar billen en vagina heeft betast.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten.
Op haar specifieke standpunten zal de rechtbank hierna, voor zover relevant, nader in gaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde aanraken/betasten van de vagina en/of billen van [slachtoffer] . Verder is aangevoerd dat niet de gehele tenlastegelegde periode in beide feiten bewezen kan worden verklaard. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op de specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank hierna, voor zover relevant, nader in gaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Bewijsmiddelen
De vader van [slachtoffer] , [vader] , heeft op 8 februari 2019 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat zijn zoon [broer] , de broer van [slachtoffer] , op 7 februari 2019 op de telefoon van de toen tienjarige [slachtoffer] was gestuit op seksueel getinte teksten die door de verdachte via Snapchat waren verstuurd aan [slachtoffer] . Er was ook een filmpje te zien waarop [verdachte] zichzelf bevredigde en handelingen verrichtte waarbij aan de piemel werd gezeten. Op de telefoon stonden verder gesprekken tussen [slachtoffer] en de verdachte waarbij de verdachte [slachtoffer] beweegt om seksuele handelingen bij zichzelf te verrichten. [2] [broer] heeft verklaard dat hij een seksueel getint filmpje waarbij een man zich stond af te trekken op de telefoon van [slachtoffer] heeft gezien, maar dat hij even later zag dat dat filmpje verwijderd was. Hij kwam toen wel een ander filmpje tegen waarop een man zich aftrok. [3]
Op 6 maart 2019 is [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, in een kindvriendelijke studio gehoord. Zij heeft daar, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard. Zij heeft met [verdachte] (de verdachte) geappt en zij hadden via Snapchat contact met elkaar. De verdachte heeft tegen haar gezegd dat zij een foto moest maken van haar borst. Dat heeft ze toen gedaan. Ook heeft de verdachte haar gevraagd een foto van haar ‘ding’ te sturen. De zedenrechercheurs zagen dat [slachtoffer] daarbij naar beneden wees, naar haar vagina. Zij heeft dat gedaan, en de foto naar hem opgestuurd en vervolgens bekeek de verdachte deze foto. Dit soort foto’s heeft zij vaker gemaakt. De verdachte zei tegen haar dat dit normaal was, dat iedereen dat doet en dat ze het aan niemand mocht vertellen. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat toen dit gebeurde, het zomervakantie was, voordat ze naar groep zes ging. Ook heeft zij meerdere keren een video gemaakt van haar vagina. De verdachte legde uit wat zij moest doen, dit deed zij vervolgens en stuurde de video op. Zij moest met haar ene hand van heel dichtbij filmen en met haar andere hand in haar ‘ding’ wrijven. Zij deed dan haar broek uit, tot aan haar voeten. De rechercheurs zagen vervolgens dat [slachtoffer] op de grond ging zitten, met haar benen wijd. Zij moest van de verdachte haar vinger heel glad maken met water, spuug of olie en in haar ‘gaatje’ doen, maar dit durfde zij niet. De verdachte heeft [slachtoffer] filmpjes gestuurd waarop hij zichzelf boven de wc stond af te trekken en dat er dan iets wits uitkwam. De verdachte heeft tegen haar gezegd dat dat sperma was. Ze heeft vaker zo’n filmpje gekregen, ongeveer twintig keer. Op de vraag van de verbalisant of [slachtoffer] verder nog iets wilde vertellen, heeft zij geantwoord dat de verdachte aan haar heeft gezeten tijdens een Halloweennacht toen zij daar ging slapen. Hij heeft toen aan haar blote kont gezeten en aan haar blote ‘ding’ (vagina). [4]
[de vrouw] heeft verklaard dat [slachtoffer] tijdens Halloween in 2018 bij haar en de verdachte is blijven slapen. Die avond is de verdachte nog even bij de kinderen gaan kijken. Zij was op dat moment de hond aan het uitlaten. [5]
Op de telefoon van [slachtoffer] werd een aantal chatgesprekken tussen haar en de verdachte aangetroffen. Het chatcontact tussen hen vond in ieder geval plaats vanaf 29 april 2018. [6]
De chatgesprekken hadden de volgende inhoud:
Verdachte:Lig je nog op bed?
[slachtoffer] :Ja
Verdachte:Zal ik erbij komen liggen? (…) Jammer dat je niet hier bent. Hadden we samen lui kunnen doen. [7]
Verdachte:En niet vertellen aan je vriendje hè! Ons geheimpje. [8]
Verdachte:Nog ff, dan moet [naam] oppassen hoor. Dan ruil ik haar in voor jou. [9]
[slachtoffer] :Ik vind jou ook lief ben je thuis
Verdachte:Ja ik ben op de boot. Alleen… Kom je langs?
[slachtoffer] :Kan niet sorry
Verdachte:Snap ik toch doossie. Was grappie. [10]
Verdachte:Wil je me nog zien vandaag? Kan in de auto stappen
[slachtoffer] :Kan niet. Sorry
Verdachte:Of je filmpje al had gemaakt. Heb zin om die te bekijken.
[slachtoffer] :Nee sorry ik he. Ook zin in een filmpje
Verdachte:Eerst jou filmpje. Daarna zien we verder. Beloofd is beloofd toch? (…) Nog niet groot, maar heb dan ook nog niet opwindends mogen ontvangen. [11]
Verdachte:Maar t lukt nooit en jij zegt ook niet wanneer t wel kan (…) Ik bedoel elkaar ontmoeten (…) wil je dat ook en ben je bereid daar moeite voor te doen (…) Nu ja zeggen en uiteindelijk niets doen brengt niets. [12]
Verdachte:Help je me om hem groot te krijgen vanaaf?
[slachtoffer] :Vanavond hoe dan. Kom je naar ons
Verdachte:Nee via foto’s of berichtjes of filmpjes. Zou je willen dat ik langs kwam?
[slachtoffer] :Ja met [naam]
Verdachte:Ohhh met [naam] … ok (…) Heb het je vaker gevraagd, maar wil jij mij nog alleen zien? Als dat niet zo is, dan snap ik dat hoor. Als dat wel zo is, hoe zie je dat dan voor je? [13]
13 januari
Verdachte:Je moet in je instellingen je chat verwijderen ff aanpassen. Chat verwijderen na bekijken. [14]
Verdachte:Je mag een filmpje (…)
Verdachte:vinger in je kutje? (…)
[slachtoffer] je krijgt een filmpje. (…)
Verdachte:Met je vinger in je kutje heel veel spuug gebruik om glad te maken. (…) Dan eerst veel spuug of olie. Lkkr glad make [15]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] en hij elkaar op enig moment via WhatsApp en Snapchat foto’s van (ontklede) lichaamsdelen stuurden, waaronder de billen en dat dit plaatsvond in verband met een spelletje dat ze altijd speelden: ‘durven, doen of de waarheid’. Dit spelletje is uit de hand gelopen en de berichten werden seksueel van aard. De verdachte heeft een foto van zijn piemel gemaakt en die naar [slachtoffer] gestuurd. [slachtoffer] heeft een foto van haar borst laten zien. Ook heeft de verdachte filmpjes naar [slachtoffer] gestuurd waarop te zien was dat hij masturbeerde en heeft hij vijf of zes keer filmpjes ontvangen waarop te zien was dat [slachtoffer] haar vagina betastte. [16] Hij heeft daarbij verklaard dat hij zelf maar één tot drie keer een filmpje heeft verstuurd. Hij heeft voorts ontkend dat hij tijdens de Halloweennacht in 2018 [slachtoffer] heeft betast zoals is tenlastegelegd. De seksueel getinte gesprekken waren ruim voor 7 februari 2019 afgelopen, aldus de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Verklaring [slachtoffer]
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en deze vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank gaat voor het bewijs van het ten laste gelegde dan ook van deze verklaring uit. Daarvoor is het volgende van belang.
[slachtoffer] heeft bij de politie in een kindvriendelijke studio zeer uitgebreid en gedetailleerd verklaard over het contact dat zij met de verdachte had. [slachtoffer] heeft open verteld dat zij zelf contact met hem heeft gezocht en wat voor soort gesprekken zij vervolgens hebben gevoerd. Niets in het dossier wijst erop dat zij daarbij aanleiding had om te liegen of zou zijn beïnvloed door anderen. De verklaring van [slachtoffer] wordt bovendien op veel punten ondersteund door de chatgesprekken en video die in haar telefoon zijn aangetroffen.
Conclusie rechtbank
Een groot deel van de gesprekken die tussen [slachtoffer] en de verdachte zijn gevoerd, had een seksuele lading. Er werd immers gesproken over ‘kutje’, ‘vinger in je kutje’, spuug en olie om het lekker glad te maken, ‘hem groot maken’ en opwindende filmpjes. De rechtbank stelt voorts op grond van de verklaring van [slachtoffer] en de chatgesprekken vast dat de verdachte [slachtoffer] vaak heeft verzocht foto’s en filmpjes van zichzelf te maken en vervolgens naar hem op te sturen. Zo heeft de verdachte meerdere keren aan [slachtoffer] gevraagd om filmpjes te sturen en haar ook gevraagd of zij hem helpt “hem groot te krijgen” met foto’s en filmpjes.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat ook de verdachte meermalen filmpjes en foto’s van zichzelf aan [slachtoffer] heeft gestuurd waarop zijn (stijve) penis te zien was en/of waarop hij masturbeerde. De rechtbank gaat daarbij uit van de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte ongeveer twintig filmpjes van zichzelf heeft gestuurd, en niet - zoals de verdachte heeft verklaard - dat dit maar één tot drie keer zou zijn voorgekomen. De rechtbank heeft geen reden om op dit punt aan de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen en uit de chatgesprekken volgt ook dat het meermalen ging over filmpjes en foto’s van beide kanten. De chatgesprekken beslaan bovendien een langere periode. Dat er slechts één filmpje op de telefoon van [slachtoffer] is aangetroffen, leidt niet tot een ander oordeel, nu de verdachte in één van de chatgesprekken [slachtoffer] heeft verzocht de instellingen van haar telefoon te wijzigen zodat de berichten automatisch werden verwijderd en zij zelf ook zegt veel te hebben verwijderd. Daaruit leidt de rechtbank af dat de berichten die op de telefoon van [slachtoffer] zijn aangetroffen niet alle chatgesprekken betreffen die zij en de verdachte hebben gevoerd. De rechtbank wordt gesteund in die overtuiging nu de broer van [slachtoffer] op 7 februari 29019 een filmpje op de telefoon van [slachtoffer] heeft gezien dat even later alweer was verwijderd.
Over het tenlastegelegde aanraken/betasten van de billen en vagina van [slachtoffer] tijdens de Halloweennacht in 2018 overweegt de rechtbank als volgt.
Aan het einde van het studioverhoor, op het moment dat de rechercheur het gesprek wil afsluiten, heeft [slachtoffer] uit zichzelf verklaard, zonder dat daarnaar rechtstreeks werd gevraagd anders dan of [slachtoffer] nog wat wilde vertellen, dat de verdachte ook aan haar billen en vagina heeft gezeten toen zij bij de verdachte sliep. Ook dat deel van de verklaring vindt de rechtbank betrouwbaar en wordt ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. Immers, de getuige [de vrouw] heeft verklaard dat [slachtoffer] die nacht bij hen sliep en dat de verdachte tijdens die Halloweennacht nog bij [slachtoffer] is gaan kijken, op het moment dat zij de hond uitliet. Toen is de verdachte dus enige tijd alleen met de kinderen geweest. Ook vindt de rechtbank steun in de chatgesprekken waarin de verdachte meerdere keren aan [slachtoffer] heeft gevraagd of ze kunnen afspreken en of [slachtoffer] hem nog wil zien. Daaruit leidt de rechtbank af dat de verdachte verder wilde gaan dan alleen het sturen van de seksueel getinte chatberichten.
Ten aanzien van de periode volgt uit bovenvermelde bewijsmiddelen dat de chatgesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer] in ieder geval vanaf de zomer seksueel getint werden. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze seksueel getinte gesprekken hebben plaatsgevonden tot aan 7 februari 2019, de dag dat de broer van [slachtoffer] de berichten ontdekte op haar telefoon. Weliswaar blijkt uit de chatgeschiedenis niet precies tot wanneer de chatgesprekken hebben gelopen, maar wel blijkt dat op 13 januari 2019 de verdachte nog aan [slachtoffer] heeft gevraagd om haar instellingen te wijzigen en er daarna nog meer seksueel getinte chatgesprekken volgen. Ook stonden er op 7 februari 2019 nog twee video’s van de verdachte op de telefoon van [slachtoffer] . De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat de verdachte ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd
inde tenlastegelegde periode.
Concluderend acht de rechtbank beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat hij:
1.
in de periode van 29 april 2018 tot en met 7 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het aanraken/betasten van haar vagina en billen en
bestaande uit hetmet die [slachtoffer]
voeren van seksueel getinte chatgesprekkenvia WhatsApp en Snapchat, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] heeft verzocht, ontuchtige handelingen bij zichzelf te verrichten en hiervan foto's en/of filmpjes te maken, te weten:
- het geheel en/of gedeeltelijk ontkleden van haar lichaam en/of
- het tonen van haar blote borsten en/of blote billen en/of ontbloot onderlichaam en/of blote vagina en/of daarbij het spreiden van haar benen en/of
- het aanraken/betasten van haar blote vagina en/of het plaatsen/houden van haar vingers in haar vagina, terwijl hij, verdachte, die handelingen via kort daarop toegezonden foto's en/of filmpje(s) kon waarnemen;
2.
in de periode 29 april 2018 tot en met 7 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland en/of Oostenrijk, meermalen via WhatsApp en
Snapchatafbeeldingen, te weten foto's en/of filmpjes waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft verstrekt aan een minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, terwijl hij wist dat die [slachtoffer] jonger was dan zestien jaar, immers heeft verdachte meermalen in voornoemde periode aan die [slachtoffer] foto- en/of filmbestanden geappt/verzonden, waarop zijn, verdachtes, (stijve) penis en/of het aftrekken van zijn, verdachtes, (stijve) penis zichtbaar was.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Onder feit 2 heeft de rechtbank ‘Instagram’ gewijzigd in ‘Snapchat’ nu sprake is van een kennelijke verschrijving, gelet op wat onder feit 1 ten laste is gelegd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals de reclassering heeft geadviseerd alsmede een contactverbod met de ouders, broer en zus van [slachtoffer] . Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte een taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de strafbare feiten
De verdachte, destijds 47 en 48 jaar oud, heeft via WhatsApp en Snapchat seksueel getint contact onderhouden met een jong meisje, de destijds 9 en 10-jarige [slachtoffer] . Zij kenden elkaar via de toenmalige vriendin van de verdachte. Nadat hij haar vertrouwen had gewonnen, heeft hij, terwijl hij toen al wist dat het niet goed was wat hij deed, ruim een half jaar [slachtoffer] keer op keer verzocht seksuele handelingen bij zichzelf te verrichten, daarvan foto’s en filmpjes te maken en naar de verdachte te sturen. Ook heeft hij zelf meermalen filmpjes naar [slachtoffer] gestuurd waarop was te zien dat hij zichzelf bevredigde. Dit terwijl [slachtoffer] vanwege haar zeer jonge leeftijd nog zeer kwetsbaar en niet in staat was om de intenties van de verdachte te kunnen inschatten en weerstand te bieden aan zijn handelen. Daarnaast heeft de verdachte, terwijl [slachtoffer] bij de verdachte en zijn toenmalige vriendin logeerde en in bed lag, de billen en vagina van [slachtoffer] aangeraakt. Hierbij heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De verdachte heeft hiermee de grenzen van het toelaatbare in ernstige mate overschreden.
De rechtbank rekent het de verdachte het bovenstaande te meer aan nu [slachtoffer] de dochter is van vrienden van zijn toenmalige vriendin [de vrouw] . [slachtoffer] logeerde regelmatig bij zijn toenmalige vriendin en was, naar eigen zeggen van de verdachte, een zorgenkindje van haar. Om die reden vertrouwde [slachtoffer] hem. De verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van deze vertrouwensband en is daarbij bovendien zeer berekenend te werk gegaan. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de verdachte tegen [slachtoffer] zei dat ze het aan niemand mocht vertellen, dat zij de berichten moest verwijderen en overgestapt is naar Snapchat waarbij kan worden ingesteld dat berichten automatisch verwijderd worden.
De verdachte heeft met zijn handelen het risico genomen dat [slachtoffer] permanent beschadigd is in haar (seksuele) ontwikkeling. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenzaken vaak ernstige en langdurige psychische schade kunnen oplopen. Als gevolg van het misbruik is [slachtoffer] onder behandeling geweest van een psycholoog. Zoals blijkt uit de brief van de kindertherapeut, kampt zij met gevoelens van schaamte en schuld en vraagt zij zichzelf ook af wie zij nog kan vertrouwen.
Ook heeft de verdachte met zijn handelen het vertrouwen van de ouders van [slachtoffer] ernstig beschadigd. Zoals blijkt uit de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring van de vader van [slachtoffer] , beschouwden zij de verdachte als vriend en vertrouwden hem hun dochter toe. De verdachte heeft hier ernstig misbruik van gemaakt. Ook blijkt dat het gezin ernstig is ontwricht. De broer van [slachtoffer] , [broer] , heeft de foto’s en filmpjes op haar telefoon ontdekt en is daarmee ongewild geconfronteerd. De ouders leven met gevoelens van woede, haat, angst, verdriet en onmacht, omdat zij hun dochter niet hebben kunnen beschermen tegen de gedragingen van de verdachte.
De rechtbank acht het verder van belang nog het volgende op te merken.
Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij niet seksueel opgewonden raakte door de foto’s en filmpjes en dit alles slechts heeft gedaan omdat hij werd gestreeld door de aandacht die hij van [slachtoffer] kreeg, blijkt uit de inhoud van de chatgesprekken het tegendeel. Gelet op deze gesprekken kan niet anders geconcludeerd worden dan dat de verdachte zich al die tijd uitsluitend heeft laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en dat hij zich daarbij geen moment heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . Dat de verdachte geen volledige openheid van zaken heeft gegeven, is zijn goed recht, maar heeft er wel voor gezorgd dat de rechtbank in het geheel niet overtuigd is dat de verdachte inzicht en besef heeft in het strafwaardige van zijn handelen, zoals hij heeft verklaard. Zo ontkent de verdachte tot op heden dat hij met [slachtoffer] ‘alleen’ wilde afspreken, terwijl uit de chatberichten ook dáárvan het tegendeel blijkt.
Dat verdachte uiteindelijk tot inkeer zou zijn gekomen en het contact met [slachtoffer] zelf zou hebben afgekapt, zoals de verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Hiervoor bevindt zich geen steun in het dossier. De verdachte is pas gestopt nadat hij op zijn gedrag is aangesproken door zijn toenmalige vriendin en de politie is ingeschakeld. Dat [slachtoffer] niet langer meer is geconfronteerd met de gedragingen van de verdachte heeft zij dus niet te danken aan de verdachte, maar aan haar broer [broer] .
De rechtbank weegt het bovenstaande ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 14 januari 2020. Hieruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 21 augustus 2019, opgesteld door [medewerker van de reclassering] . Hierin wordt geconcludeerd dat de verdachte zijn leven in principe op orde heeft. Hij heeft een goede baan met een goed inkomen, een zelfstandige woonplek, een steunend netwerk en hij heeft geen problemen met middelengebruik. Wel heeft de verdachte problemen omtrent het contact (vorm te geven) met zijn dochter en is hij zijn laatste partner kwijtgeraakt door de strafzaak. Hij is (door middel van therapie) op zoek naar antwoorden voor zijn delictgedrag en weet ook niet hoe het kan dat hij de gevolgen niet eerder of tijdig heeft kunnen invoelen. De reclassering schat het recidiverisico in als laag, maar zonder adequate behandeling en begeleiding kan dit risico op termijn toenemen. De reclassering heeft geadviseerd aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer, het vermijden van contact met minderjarigen, het vermijden van kinderporno en tot slot openheid geven over het aangaan en onderhouden van relaties. Ook is geadviseerd deze bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De verdachte heeft zich bereid verklaard deze bijzondere voorwaarden na te leven.
Conclusie
Hoewel de rechtbank inziet dat de verdachte door de detentie verschillende stabiele factoren in zijn leven zal kwijtraken, zijn de bewezenverklaarde feiten naar het oordeel van de rechtbank te ernstig om af te doen met een andere straf dan een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de gedragingen van de verdachte meermalen hebben plaatsgevonden gedurende ruim een half jaar, die enkel zijn gestopt doordat de broer van [slachtoffer] hierachter is gekomen. De rechtbank zal een deel van gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Het recidiverisico wordt door de rechtbank gelet op zijn proceshouding en het rapport van de reclassering, zeker op langere termijn, als reëel ingeschat. Het is daarom ook van belang dat de verdachte een passende behandeling krijgt. De voorwaardelijke straf dient dan ook als stok achter de deur voor de verdachte om niet opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Ook zal de rechtbank aan deze voorwaardelijke straf, naast een contactverbod met [slachtoffer] , een contactverbod met haar ouders, broer en zus verbinden.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding de strafeis van de officier van justitie te matigen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht. Hiertoe bestaat naar het oordeel van de rechtbank echter geen aanleiding, gelet op de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die zij aan de verdachte zal opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.530,96, bestaande uit een bedrag van € 530,96 aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft gevorderd de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de materiële schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft verzocht de immateriële schadevergoeding af te wijzen, nu onvoldoende is onderbouwd dat er psychische schade is geleden en er bovendien sprake is van eerdere psychische problemen bij de benadeelde partij zodat niet kan worden vastgesteld, zo de psychische schade al komt vast te staan, dat deze het gevolg is van het handelen van de verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
In geval van bijzondere ernstige normschendingen zoals onderhavige zedendelicten die een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit teweeg hebben gebracht, is de vaststelling van geestelijk letsel niet vereist voor de toekenning van immateriële schade. De in dit verband relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde liggen immers zo voor de hand, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. In onderhavige zaak is hiervan sprake. Daarmee staat vast dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Dat er grote psychische gevolgen voor [slachtoffer] zijn geweest, nog zijn en in de toekomst wellicht weer zullen komen, volgt bovendien uit de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring en de bijlagen bij de vordering, met name het bericht van de psycholoog van praktijk De Vlinder. De rechtbank kan bij het vaststellen van de immateriële schade gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 5.000,- toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 5.530,96.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen over het bedrag aan materiële schade vanaf de datum waarop dit vonnis is gewezen, te weten 18 februari 2020, tot aan de dag waarop dit bedrag is voldaan.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het bedrag aan immateriële schade vanaf 7 februari 2019 tot aan de dag waarop dit bedrag is voldaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte zal worden veroordeeld en hij jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.530,96, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2020 (materiële deel) en vanaf 7 februari 2019 (immateriële deel) tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 240a en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij rechtens golden dan wel gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, verstrekken aan een minderjarige van wie hij weet of
redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij de verdachte meewerkt aan het convenant tussen de reclassering en de politie dat onder meer inhoudt dat hij door de wijkagent kan worden bezocht in zijn huis of omgeving;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer] , haar vader [vader] , moeder [moeder] , broer [broer] en zus, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en waarbij de veroordeelde zich aan de aanwijzingen houdt die door het Openbaar Ministerie, de reclassering en/of andere instanties worden gegeven;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen en deze contacten zoveel mogelijk vermijdt, tenzij dit zijn eigen dochter betreft, terwijl hij, als deze contacten onvermijdelijk zijn, ervoor zorgt dat hierbij een volwassene aanwezig is, wanneer en zolang de reclassering dat nodig vindt en waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen en afspraken die door (jeugd)instanties aan hem en de betrokken belanghebbende worden gegeven, ook ten aanzien van zijn eigen (toekomstige) kinderen en/of in een (partner)relatie;
- zich op welke wijze dan ook onthoudt van seksueel getint communiceren met minderjarigen, van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en van gedragingen die zijn gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd. Veroordeelde werkt mee aan controle(s) door medewerkers van de reclassering van zijn computer(s) en andere apparatuur waarop afbeeldingen (kunnen) worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd ;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe voor wat betreft het materiële deel toe tot een bedrag van € 530,96 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf de datum waarop het vonnis is gewezen, 18 februari 2020, tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe voor wat betreft het immateriële deel toe tot een bedrag van € 5.000,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 februari 2019, tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer]
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.530,96, ten aanzien van het materiële deel groot € 530,96 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum waarop het vonnis is gewezen, 18 februari 2020, tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] en ten aanzien van het immateriële deel groot € 5000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
7 februari 2019, tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 62 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.E. Perquin, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. M. Rigter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Badji, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 februari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019035137, van de politie eenheid Den Haag, dienst Regionale Recherche, afdeling Thematische Opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 123).
2.Het proces-verbaal van aangifte door [vader] , p. 25-28.
3.Proces-verbaal van verhoor [broer] , p. 70-71
4.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , met als bijlage de uitwerking van het verhoor, p. 31-61 en proces-verbaal van bevindingen p. 64.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [de vrouw] , p. 118-119.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 80, met bijlagen.
7.Een geschrift, te weten een als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegde uitdraai van chatgesprekken, blz. 84 (chatgesprek 14 en 15).
8.Een geschrift, te weten een als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegde uitdraai van chatgesprekken, blz. 85 (chatgesprek 18).
9.Een geschrift, te weten een als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegde uitdraai van chatgesprekken, blz. 87 (chatgesprek 27).
10.Een geschrift, te weten een als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegde uitdraai van chatgesprekken, blz. 89 (chatgesprek 35 en 36).
11.Een geschrift, te weten een als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegde uitdraai van chatgesprekken, blz. 91 (chatgesprek 42, 43 en 44).
12.Een geschrift, te weten een als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegde uitdraai van chatgesprekken, blz. 92 (chatgesprek 47 en 48).
13.Een geschrift, te weten een als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegde uitdraai van chatgesprekken, blz. 93 (chatgesprek 51 en 52).
14.Een geschrift, te weten een als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegde uitdraai van chatgesprekken, blz. 94 (chatgesprek 55).
15.Een geschrift, te weten een als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegde uitdraai van chatgesprekken, blz. 95-96 (chatgesprek 57 en 61).
16.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2020.