In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een vrouw en haar minderjarige kinderen, die als gezinsleden van een in Turkije veroordeelde echtgenoot en vader, een verblijfsvergunning asiel aanvragen. De rechtbank heeft op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoeren dat zij bij terugkeer naar Turkije een zelfstandig risico lopen op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van vervolging van gezinsleden van veroordeelden in Turkije, en dat eisers een begin van bewijs hebben geleverd voor hun risico. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eisers worden vergoed.