ECLI:NL:RBDHA:2020:2495
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfspand op basis van de Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die zich verzet tegen de sluiting van zijn bedrijfspand. De burgemeester van Rijswijk had op 7 januari 2020 een tijdelijke spoedsluiting opgelegd voor de duur van één maand, gevolgd door een besluit op 6 februari 2020 om het pand voor negen maanden te sluiten. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de vondst van 205 kg heroïne, chemicaliën en apparatuur voor de vervaardiging van drugs in het pand. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 5 maart 2020 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet als overtreder kan worden aangemerkt, omdat er geen bewijs is dat hij betrokken was bij de aangetroffen goederen. Echter, de gevolgen van de sluiting voor de verzoeker zijn aanzienlijk, aangezien hij zijn bedrijf moet staken en in financiële problemen komt.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de sluiting van het pand niet onevenredig is, gezien de ernst van de situatie en het belang van de openbare orde. De verzoeker heeft niet voldoende aangetoond dat de sluiting niet gerechtvaardigd is, en de voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann, en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.