ECLI:NL:RBDHA:2020:2494

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1248
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor urgentieverklaring huisvesting na scheiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoekster om een voorlopige voorziening in verband met de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring door de burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De verzoekster, die samen met haar twee minderjarige kinderen bij haar broer is ingetrokken na een scheiding, had op 30 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, welke door de gemeente was afgewezen. De gemeente stelde dat de verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor urgentie, omdat zij niet langer dan twee jaar ingeschreven stond als woningzoekende in de regio Haaglanden en dat haar situatie niet als urgent werd beschouwd.

Tijdens de zitting op 5 maart 2020 heeft de verzoekster betoogd dat haar kinderen niet bij hun vader kunnen verblijven en dat de huidige woonsituatie onhoudbaar is. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er in beginsel sprake is van spoedeisend belang, maar dat de afwijzing van de urgentieverklaring door de gemeente op basis van de geldende verordening niet onredelijk was. De voorzieningenrechter heeft de weigeringsgronden van de gemeente, waaronder het ontbreken van een urgent huisvestingsprobleem en de inschrijvingstermijn, als valide beoordeeld.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de situatie van de verzoekster niet voldoende onderscheidend was van andere vergelijkbare gevallen in de regio. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de gemeente keuzes moet maken in het licht van de grote woningnood en dat de verzoekster niet in aanmerking kwam voor een urgentieverklaring. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1248
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 maart 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Haak),
tegen

burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Voogelaar-van der Lelij en A.W. Doomen).

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag van verzoekster om verlening van een urgentieverklaring afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2020.
Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter acht in beginsel spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de gevraagde voorziening aanwezig. De voorzieningenrechter zal op grond van de betrokken belangen, waarbij mogelijk een voorlopig rechtsmatigheidsoordeel wordt gegeven, beoordelen of er ook voldoende spoedeisend belang is om het treffen van een voorlopige voorziening te rechtvaardigen.
3. Verzoekster is als gevolg van een scheiding samen met haar twee minderjarige kinderen vanuit [plaats] bij haar broer in [woonplaats] ingetrokken. Deze situatie is onhoudbaar gelet op de grootte van deze woning. Verzoekster heeft op 18 december 2019 een urgentieverklaring aangevraagd.
4. Verweerder heeft aan de afwijzing de volgende weigeringsgronden ten grondslag gelegd.
-Weigeringsgrond 4:5 onder n, van de verordening. (Verzoekster staat nog niet twee jaar ingeschreven als woningzoekende in de regio Haaglanden en heeft geen aanvraag gedaan in het kader van verblijf in een blijf van mijn lijf huis.)
- Weigeringsgrond 4:5 onder b, van de verordening. (Scheiding is geen reden voor urgentieverklaring. De kinderen kunnen bij hun vader in [plaats] wonen zodat verzoekster als alleenstaande makkelijker een woning zal kunnen vinden. Ook zijn psychische klachten geen reden voor urgentieverklaring).
Omdat sprake is van weigeringsgronden is de aanvraag niet inhoudelijk beoordeeld.
Volgens verweerder is geen sprake van bijzondere hardheid.
5. Verzoekster betoogt kort samengevat dat haar kinderen niet bij hun vader kunnen verblijven omdat deze te druk is met zijn werk.
Verzoeksters aanvraag kan gedefinieerd worden als aanvraag conform artikel 12, derde lid van de Verordening (voorziening tijdelijke opvang van personen in verband met relationele aard). Daarom is de weigeringsgrond van artikel 4:5 onder n, van de Verordening niet van toepassing.
Ook weigeringsgrond artikel 4:5, onder b, van de Verordening is niet van toepassing nu er wel degelijk sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Het beleid van verweerder doet daar niet aan af. De beleidsregel dient op dit punt onverbindend verklaard te worden.
Verweerder heeft ten onrechte geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule. Verzoekster kan niet terug naar [plaats] want zij heeft daar geen huisvesting of binding. Noodopvang is geen optie gelet op schoolgaande kind en de sociale omgeving. Er is geen uitzicht op woning in de regio. De huidige situatie is niet houdbaar. Verzoekster is geboren en getogen in [woonplaats] en pas voor haar huwelijk naar [plaats] vertrokken.
Tot slot heeft verzoekster aan verweerders website vertrouwen ontleend dat zij in aanmerking zou komen voor urgentie.
6. Ingevolge artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening weigeren burgemeester en wethouders de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
b. er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
(…)
n. de aanvrager niet ten minste al twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aansluitend staat ingeschreven in de Basisregistratie personen van de gemeenten in de regio Haaglanden tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6.
Ingevolge artikel 4:6 van de Huisvestingsverordening kan een urgentieverklaring worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5, onder a tot en met l, genoemde omstandigheden voordoet en de aanvrager tot tenminste één van de volgende urgentiecategorieën behoort:
a. woningzoekenden die tenminste twee maanden verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en waarvan de uitstroom uit die voorziening aanstaande is, indien de behoefte aan in de desbetreffende regiogemeente gelegen woonruimte als gevolg van die uitstroom naar het oordeel van burgemeester en wethouders dringend noodzakelijk is;
(…).
Artikel 2.1.2 van de Beleidsregels urgentieverklaringen [woonplaats] 2019 geeft een nadere uitwerking van de afwijzingsgrond artikel 4:5, onder b, van de verordening.
Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, bij de volgende op zichzelf staande situaties;
(…)
h. de aanvrager is gescheiden of de samenwonende- of partnerrelatie is verbroken,
(…)
n. de aanvrager wil een woning met voldoende ruimte in het kader van co-ouderschap of bezoekregeling voor kinderen na scheiding of verbroken partnerschap
o. de aanvrager heeft psychische problemen als gevolg van één of meer van de hierboven genoemde omstandigheden.
7. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat verzoekster op grond van de twee genoemde weigeringsgronden niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring.
Ingevolge verweerders beleid valt de situatie van verzoekster uitdrukkelijk onder de genoemde weigeringsgronden. Verzoeksters betoog dat het beleid onjuist is en onverbindend verklaard dient te worden volgt de voorzieningenrechter niet. De invulling die verweerder heeft gegeven aan bepaalde begrippen kan de voorzieningenrechter acht de voorzieningenrechter redelijk. Verweerder dient immers keuzes te maken gelet op de grote woning schaarste in [woonplaats] . De voorzieningenrechter acht het beleid van verweerder dan ook niet onredelijk.
Gelet hierop hoefde verweerder niet meer toe te komen aan een inhoudelijke toets van verzoeksters aanvraag aan de urgentiecriteria.
De vraag of sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard op grond waarvan van de regels zou kunnen worden afgeweken (hardheidsclausule) is primair ter beoordeling van verweerder. De toepassing van deze bevoegdheid wordt door de rechter terughoudend getoetst. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster, gelet op de aangevoerde omstandigheden, een andere stabielere woonsituatie nastreeft, is het standpunt van verweerder niet onredelijk dat de situatie van verzoekster zich onvoldoende onderscheidt van andere mensen in de regio die in een gelijksoortige lastige situatie verkeren. Daarbij is er sprake van een grote krapte op de markt van sociale huurwoningen.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier, op 18 maart 2020.
griffier voorzieningenrechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze beslissing niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.