ECLI:NL:RBDHA:2020:2487
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Algerijnse eiser
Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL20.5767 en NL20.5768, waarbij de rechtbank het beroep van eiser, een Algerijnse asielzoeker, ongegrond verklaarde. Eiser had verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zijn overdracht naar Spanje zou plaatsvinden, omdat hij vreesde voor zijn veiligheid daar. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening.
De rechtbank overwoog dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat er geen sprake was van een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling in Spanje. Eiser had aangevoerd dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid en oppositionele activiteiten gevaar liep in Algerije en dat hij in Spanje geen kans zou krijgen om zijn asielaanvraag in te dienen. De rechtbank oordeelde echter dat de Spaanse autoriteiten het verzoek om internationale bescherming van eiser in behandeling zouden nemen en dat eiser niet had aangetoond dat de asielprocedure in Spanje tekortkomingen vertoonde.
De rechtbank concludeerde dat verweerder zich op goede gronden had gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden waren die maakten dat de overdracht naar Spanje van onevenredige hardheid getuigde. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen en het beroep werd kennelijk ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. B.P.C. Vonck, en werd gepubliceerd op rechtspraak.nl.