ECLI:NL:RBDHA:2020:2433
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening visum voor kort verblijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een visumaanvraag. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.H. Noordeloos, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster een seminar in Nederland wil bijwonen waarvoor zij een visum nodig heeft. Het seminar was oorspronkelijk gepland voor februari 2020, maar is uitgesteld naar maart en vervolgens naar 1 april 2020 vanwege de visumweigering en de coronamaatregelen. Verzoekster heeft aangevoerd dat haar aanwezigheid bij het seminar essentieel is, aangezien zij als bestuursvoorzitter van een organisatie medeorganisator en spreker is.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzochte voorziening feitelijk geen voorlopig karakter heeft, omdat toewijzing ervan enkel zou betekenen dat verzoekster Nederland mag inreizen, wat aan de beoordeling van de verweerder is. De rechter heeft geconcludeerd dat er geen zwaarwegend spoedeisend belang is dat een onmiddellijke beslissing rechtvaardigt, en dat het verzoek om voorlopige voorziening daarom moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.