ECLI:NL:RBDHA:2020:2422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
C/09/589431 / FA RK 20-1272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 6 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1959, die momenteel verblijft in een accommodatie. De officier van justitie had op 4 maart 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de crisismaatregel, die eerder op 3 maart 2020 was opgelegd. Tijdens de zitting op 6 maart 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, de officier van justitie, en de behandelend arts. De betrokkene verzet zich tegen de voortzetting van de maatregel en geeft aan dat zij naar huis wil, waar zij denkt goed te functioneren. De advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek, terwijl de behandelend arts de noodzaak van de maatregel onderbouwt met de observatie van een psychotische toestand bij de betrokkene.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om dit nadeel af te wenden, en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De rechtbank verleent daarom de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig is tot en met 27 maart 2020. De beschikking is gegeven door mr. I. Zetstra, rechter, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/589431 / FA RK 20-1272
Datum beschikking: 6 maart 2020

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 4 maart 2020 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 3 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Kaag en Braassem tot het nemen van de crisismaatregel van 3 maart 2020;
  • een op 3 maart 2020 ondertekende medische verklaring van drs. [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
  • een (blanco) uittreksel uit de justitiële documentatie;
  • een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 maart 2020.
Ter zitting zijn de volgende personen door de rechtbank gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat,
  • de officier van justitie, mr. M.J. Mos,
  • de behandelend [arts] ,
  • [de coassistent]
  • de [verpleegkundige]
De officier van justitie is ter zitting verschenen omdat er twee verzoeken, te weten een verzoek voortzetting crisismaatregel en een verzoek om een zorgmachtiging, ter beoordeling voorliggen die niet los van elkaar kunnen worden gezien. Zij kan zich voorstellen dat de rechtbank het verzoek voortzetting van de crisismaatregel zal toewijzen en het verzoek om een zorgmachtiging zal afwijzen. Het Openbaar Ministerie kan er de komende periode dan voor zorgen dat het verzoek om een zorgmachtiging voldoet aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz en bekijken welke vormen van verplichte zorg nodig zijn voor betrokkene.

Standpunten ter zitting

De betrokkene heeft verklaard dat zij het liefst naar huis wil, waar zij goed functioneert, en dat zij het totaal niet eens is met haar verblijf in de accommodatie. Volgens betrokkene gaat het goed met haar, is haar huis niet vervuild en veroorzaakt zij geen overlast. Wel erkent zij met haar medicatie te zijn gestopt vanwege de bijwerkingen hiervan. Betrokkene krijgt namelijk erge dorst van haar medicatie.
De advocaat heeft afwijzing van het verzoek voortzetting crisismaatregel bepleit omdat
betrokkene graag naar huis wil. Verder heeft de advocaat verklaard dat hij niet inziet waarom een vorm van verplichte zorg een restrictie op het gebruik van communicatiemiddelen moet zijn. Bijna alle vormen van verplichte zorg zijn voorshands ingevuld en zo verstrekkend dat zijn cliënte bijna alle vrijheden worden ontnomen. Hij vraagt zich dan ook af hoe dit zich verhoudt met het EVRM.
De behandelend arts heeft verklaard dat tijdens de opname een evident psychotische vrouw wordt gezien die een paar dagen in dezelfde kleding rondloopt, geen bloed wil prikken, hulp en medicatie weigert, die weinig interactie heeft met haar medepatiënten en niet veel vertelt. De betrokkene stelt zich weinig coöperatief op. Zij krijgt medicatie, maar dat heeft nog niet tot resultaten geleid, omdat het daar nog te vroeg voor is. De behandelend arts meent dat de optie om het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen nodig is in het geval de betrokkene gesepareerd moet worden.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
-levensgevaar;
-ernstig lichamelijk letsel;
-ernstige materiële schade;
-ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten schizofrenie van het paranoïde type. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan de in de crisismaatregel genoemde zorg, de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden, te weten:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Betrokkene heeft immers ter zitting verklaard dat zij naar huis wil en dat zij haar medicatie in de thuissituatie heeft gestaakt vanwege de bijwerkingen hiervan. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van bereidheid om in het kader van een vrijwillige opname aan haar verdere behandeling mee te werken. Gebleken is dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis en dat het hieruit voortkomende gedrag tot onmiddellijk dreigend ernstig nadeel in de thuissituatie heeft geleid. Betrokkene verzorgt zich onvoldoende, haar huis is vervuild, zij eet onvoldoende en is vermagerd, heeft recentelijk kortsluiting veroorzaakt toen zij stroomdraden doorknipte en veroorzaakt veel overlast voor buren door haar schelden en andere lawaai.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat tijdens de geldigheid van de machtiging, bij wijze van verplichte zorg, de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 maart 2020;

wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. Zetstra, rechter, bijgestaan door P.A. Kok als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 maart 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.