Op 6 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1959, die momenteel verblijft in een accommodatie. De officier van justitie had op 4 maart 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de crisismaatregel, die eerder op 3 maart 2020 was opgelegd. Tijdens de zitting op 6 maart 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, de officier van justitie, en de behandelend arts. De betrokkene verzet zich tegen de voortzetting van de maatregel en geeft aan dat zij naar huis wil, waar zij denkt goed te functioneren. De advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek, terwijl de behandelend arts de noodzaak van de maatregel onderbouwt met de observatie van een psychotische toestand bij de betrokkene.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om dit nadeel af te wenden, en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De rechtbank verleent daarom de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig is tot en met 27 maart 2020. De beschikking is gegeven door mr. I. Zetstra, rechter, en uitgesproken ter openbare zitting.