ECLI:NL:RBDHA:2020:2421
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaald verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking Nederlanderschap
Op 18 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een herhaald verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die verblijft in België, had eerder een verzoek ingediend dat op 24 februari 2020 was afgewezen. Dit eerdere verzoek betrof de intrekking van zijn Nederlanderschap met terugwerkende kracht. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden. Verzoeker dreigt te worden uitgezet naar Togo, maar de rechter concludeerde dat de eerdere afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening gehandhaafd kon blijven. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, en verklaarde het verzoek kennelijk ongegrond. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. De rechter gaf aan dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond, en dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep mogelijk was.