Uitspraak
[verdachte],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
De vordering
De beoordelingDe rechtbank overweegt als volgt.
Beslissing
519 (vijfhonderdnegentien) dagen gevangenisstraf.
mr. C.W. de Wit, voorzitter,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2020 uitspraak gedaan over de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1987 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Hij was op 17 februari 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder strikte voorwaarden, waaronder het melden bij Reclassering Nederland en het verkrijgen van een woonruimte. De proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling bedroeg 974 dagen, maar deze werd meerdere keren gedeeltelijk herroepen vanwege overtredingen van de voorwaarden. De laatste herroeping vond plaats op 26 juli 2019, waarna er nog 519 dagen strafrestant overbleef.
De officier van justitie diende op 6 februari 2020 een schriftelijke vordering in tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Tijdens de openbare terechtzitting op 5 maart 2020 was de veroordeelde niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. E.R. Weening, was wel aanwezig. De raadsman pleitte voor afwijzing van de vordering, verwijzend naar de dreiging uit het criminele milieu en het gebrek aan meerwaarde van het toezicht door de reclassering.
De rechtbank oordeelde echter dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden had overtreden door zijn enkelband door te knippen en zich niet meer te melden bij de reclassering. Ondanks de dreiging had de reclassering voorzorgsmaatregelen genomen, maar de veroordeelde had geen contact meer met hen opgenomen. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet had aangetoond dat hij zich aan de voorwaarden kon houden en dat hij ruimschoots de tijd had gehad om contact op te nemen met de reclassering. Daarom werd de vordering van de officier van justitie toegewezen en werd de voorwaardelijke invrijheidsstelling herroepen voor een periode van 519 dagen.