ECLI:NL:RBDHA:2020:2350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
C/09/562269 / HA ZA 18-1093
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van architect voor ontwerpfouten bij de bouw van een stationshal in Delft

In deze zaak vordert ProRail B.V. een verklaring voor recht dat Mecanoo Architecten B.V. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen bij het ontwerpen van een stationshal in het project Spoorzone Delft. De rechtbank behandelt de vordering van ProRail, die stelt dat de door Mecanoo voorgeschreven draaideuren in de stationshal niet bestand waren tegen luchtdrukvariaties veroorzaakt door passerende treinen. ProRail vordert een schadevergoeding van € 509.177,70 exclusief BTW, als gevolg van de ontwerpfouten van Mecanoo.

De rechtbank bespreekt de procedure en de feiten, waaronder de verschillende fases van het project en de overeenkomsten die zijn gesloten tussen ProRail en Mecanoo. De rechtbank overweegt dat Mecanoo in alle fasen verantwoordelijk was voor het integrale ontwerpresultaat en dat de luchtdrukproblematiek pas in een later stadium aan de orde kwam. Mecanoo voert verweer en stelt dat de vervaltermijnen voor de vordering zijn verstreken, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van ProRail.

De rechtbank concludeert dat de vervaltermijn voor de vordering van ProRail is aangevangen op het moment dat de opdracht voor fase 3 is goedgekeurd en dat deze termijn inmiddels is verstreken. De rechtbank wijst de vorderingen van ProRail af en veroordeelt ProRail in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank en openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/562269 / HA ZA 18-1093
Vonnis van 18 maart 2020
in de zaak van
PRORAIL B.V.,
te Utrecht,
eiseres,
advocaat: mr. L.A. de Vries te Amsterdam,
tegen
MECANOO ARCHITECTEN B.V.,
te Delft,
gedaagde,
advocaat: mr. J.F. van Nouhuys te Rotterdam.
Partijen zullen hierna ProRail en Mecanoo genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 oktober 2019 met producties 1 t/m 31;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende akte overlegging producties met producties 1 t/m 4;
  • het tussenvonnis van 27 februari 2019, waarbij een comparitie van partijen voor de meervoudige kamer van deze rechtbank is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 7 november 2019 met de daaraan gehechte zittingsaantekeningen van partijen.
1.2.
Het proces-verbaal is met toestemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren. ProRail heeft daarvan gebruik gemaakt bij brieven van 11 en 19 december 2019. Mecanoo heeft daarvan gebruik gemaakt bij brief van 11 december 2019. Het dossier wordt met inachtneming van deze brieven gelezen.
1.3.
Ten slotte is een nadere datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ProRail heeft een spoortunnel en een ondergronds station laten bouwen in Delft (het project ‘Spoorzone Delft’, hierna: het project). De opdracht voor het ontwerp voor de aanleg van de tunnel, de realisatie van het ondergrondse deel van het station en de ondergrondse fietsenstalling is verstrekt aan een combinatie, hierna te noemen DRB. De opdracht voor het ontwerp van de bovengrondse stationshal en een hiermee verbonden nieuw te bouwen stadskantoor is later verstrekt aan Mecanoo. Ontwikkelingsbedrijf Spoorzone Delft B.V. (hierna: OBS) trad op als gedelegeerd opdrachtgever van ProRail.
2.2.
Op 27 mei 2005 heeft DRB het Ruimtelijk Functioneel Ontwerp voor het project (hierna het RFO) opgesteld voor tunnels, ondergronds station, fietsenstalling en stationshal. Kenmerkend voor het RFO was dat alle onderdelen van het station met elkaar in open verbinding stonden. Bij het rijden van de treinen in de tunnels zouden luchtverplaatsingen (wind) en luchtdrukgolven (over- en onderdruk) ontstaan in het station. Onder meer om discomfort voor reizigers door de luchtverplaatsingen te voorkomen is er in het RFO voor gekozen om de fietsenstallingen en de stationshal hermetisch af te sluiten van de buitenlucht door middel van draaideuren.
De opdrachten
2.3.
OBS heeft Mecanoo opdrachten verstrekt, in verband waarmee de volgende overeenkomsten zijn gesloten:
  • Architectenovereenkomst voorlopig ontwerp stationshal (met daarboven het nieuwe stadskantoor), 25 maart 2008; hierna: fase 1 of VO;
  • Architectenovereenkomst opdracht voor het definitief ontwerp, 6 augustus 2009; hierna: fase 2 of DO;
  • Architectenovereenkomst Technisch Ontwerp/ Bestek, 9 december 2010; hierna: fase 3 of TO/ bestek. Deze opdracht is in artikel 2.1. als volgt omschreven:
‘De Architect maakt een afgerond Technisch ontwerp/bestek voor het Project, waarmee het ontwerp aanbestedingsgereed is, conform de Offerte van 30 september 2010 (…).’
2.4.
Op elk van deze drie opdrachten is De Nieuwe Regeling 2005 (DNR 2005) van toepassing verklaard. In elk van de opdrachten is de volgende bepaling opgenomen [1] :
‘2.4.5.
Voltooiing opdracht
In afwijking van artikel 16 lid 5, en artikel 11 lid 11 DNR 2005, wordt de Opdracht als voltooid beschouwd wanneer de Architect aan al zijn verplichtingen voortvloeiend uit de Opdracht heeft voldaan. Om dat aan te tonen dient de Architect alle relevante documenten en een schriftelijke mededeling dat de opdracht als afgerond wordt beschouwd, aan Opdrachtgever te doen toekomen. Wanneer de Architect niet binnen een maand na verzending van Opdrachtgever schriftelijk heeft vernomen dat deze de opdracht niet als voltooid beschouwt, wordt de Opdracht geacht te zijn voltooid’.
2.5.
Fase 4 betrof de prijs- en contractvorming met de aannemerNa aanbesteding is de bouw van de stationshal en het stadskantoor aan aannemer BAM gegund.
2.6.
Fase 5 betrof de uitvoering. Mecanoo heeft in deze fase van OBS in vier afzonderlijke ‘bestelbrieven’ opdracht gekregen voor:
  • het uitvoeringsgereed maken van het TO (werktekeningen), bestelbrief van 1 mei 2012;
  • de technische en esthetische directievoering, bestelbrief van 1 mei 2012;
  • (een voortzetting van de) bouwbegeleiding esthetische en technische directievoering, bestelbrief van 17 september 2014;
  • verlenging van de esthetische en technische directievoering, bestelbrief van 16 februari 2016.
Op deze vier opdrachten zijn respectievelijk de inkoopvoorwaarden van de gemeente Delft (eerste en tweede bestelbrief), de DNR 2011 en de DNR 2005 van toepassing verklaard.
Fase 2
2.7.
Tijdens het uitwerken van het definitief ontwerp heeft Mecanoo de vraag opgeworpen of het luchtdicht afsluiten van de stationshal het juiste uitgangspunt was voor het ontwerp, gelet op mogelijke effecten van de luchtdrukgolven in de stationshal. Daarop heeft OBS nader onderzoek laten doen door professor [A] (hierna: [A] ), specialist in windeffecten in tunnels. Dat aanvullend onderzoek heeft onder meer geresulteerd in het rapport van DRB ‘Effect van passerende treinen op stationshal Delft’ van 30 november 2010 (hierna: het rapport van 30 november 2010). Daarin is besloten dat de luchtdrukvariaties in de dichte stationshal toelaatbaar waren, maar werd het advies gegeven om bij de afbouw in de stationshal op basis van ‘engineering judgment’ zoveel mogelijk gebruik te maken van materialen die niet gevoelig waren voor drukvariaties.
Fase 3
2.8.
Op 9 december 2010 heeft OBS Mecanoo de onder 2.3. genoemde opdracht TO/ bestek gegeven voor onder meer de stationshal.
2.9.
ProRail heeft het bestek gecontroleerd en in een review formulier van 16 november 2011 gewezen op het rapport van 30 november 2010 en opgemerkt dat Mecanoo in de tekst van het bestek over buitengevels verwijst naar dit rapport, maar dat de relatie met
“andere elementen (bijv. (draai)deuren, plafonds)”niet gevonden is. Mecanoo antwoordt in het formulier:
‘Kritieke elementen houden rekening met een drukverschil van -0,7 tot 0,8 kPa zoals opgegeven in de rapportage’.
Fase 4 en 5
2.10.
De aanbesteding van de bouw van de stationshal is gestart in september 2011. Gelijktijdig is Mecanoo van start gegaan met het uitvoeringsgereed maken van het bestek (werktekeningen) en de esthetische en technische directievoering van de bouw.
In het Rapport Technische prestatieomschrijving metalen gevelconstructies, dat op 12 maart 2012 bij de gunningsleidraad met alle inschrijvers is gedeeld, heeft Mecanoo de gevelleveranciers erop gewezen bij de gevelconstructie rekening te houden met de resultaten uit het rapport van 30 november 2010.
2.11.
De stationshal is opgeleverd op 19 september 2014.
Na de oplevering
2.12.
Bij de (test)ritten voorafgaand aan en tijdens de indienststelling op 28 februari 2015 werd geconstateerd dat de draaideuren in de stationshal niet waren opgewassen tegen de luchtdrukgolf die optrad bij een door de tunnel rijdende trein met een snelheid van 140 km/h. De draaideuren klapten dan in de zogenaamde vaanstand.
2.13.
In een document ‘SZD notitie / aantekeningen workshop luchtdruk 29/ 30 april 2015’ van 1 mei 2015 is verslag gedaan van een inventarisatie- en overlegronde tussen alle betrokken partijen.
2.14.
In een ‘Concept Programma van maatregelen Luchtdruk-problematiek Spoorzone Delft’ van 29 februari 2016 is onder meer geschreven dat de draaideuren moeten worden versterkt en dat er vluchtdeuren moeten worden aangebracht.
2.15.
Op enig moment is vastgesteld dat het geconstateerde probleem was te herleiden tot het feit dat de draaideuren in de hal twee functies hadden: ze dienden als toegangsweg en als vluchtweg (een veiligheidsfunctie die meebrengt dat de draaideuren al met zeer lichte druk in de vaanstand komen, zodat reizigers ongehinderd naar buiten kunnen vluchten). De vluchtfunctie werd door de verplaatsing van lucht als gevolg van een trein in de tunnel geactiveerd. De draaideuren kunnen het verschil tussen druk door vluchtende mensen of soortgelijke druk veroorzaakt door passerende treinen niet onderscheiden. Ook bij het passeren van treinen komen de deuren in de vaanstand, terwijl dat enkel voor de vluchtfunctie het geval had moeten zijn.
2.16.
Bij brief van 21 april 2016 heeft OBS Mecanoo een ingebrekestelling gestuurd. Daarin staat onder meer:
‘Zoals OBS reeds in verscheidene overleggen aan Mecanoo heeft gemeld, voldoet de stationshal van het Nieuwe Kantoor in Delft niet aan de gestelde ontwerpeisen. Bij de indienststelling van de spoortunnel en het station is gebleken dat onder meer de door Mecanoo voorgeschreven draaideuren in de stationshal niet opgewassen waren tegen de luchtdrukvariaties die veroorzaakt werden door een door de spoortunnel doorrijdende trein op de vereiste snelheid van 140 km/h. Als gevolg hiervan zijn de draaideuren kort na indienststelling verwijderd en is er een snelheidsbeperking van 80 km/h opgelegd voor doorrijdende treinen in de spoortunnel.
De stationshal voldoet dan ook niet aan de gestelde ontwerpeisen, zoals deze zijn beschreven in het rapport Effecten van passerende treinen op stationshal Delft, november 2010, versie 1.0, kenmerk RS-UT20100124. Dit terwijl Mecanoo verantwoordelijk was voor het integrale ontwerpresultaat en verplicht was de integratie van het ontwerp van het stadskantoor/stationshal en het ondergrondse station te coördineren. Ook heeft Mecanoo niet voldaan aan haar plicht om te waarschuwen voor de risico’s van drukgolven die het gekozen integrale concept van de tunnel, het ondergrondse station en de afgesloten bovengrondse stationshal met zich meebracht.
OBS vordert zodoende nakoming van de contractuele verplichting van Mecanoo om adequate oplossingen in de stationshal te ontwerpen en in een bestek uit te werken, waarmee de stationshal wel voldoet aan de ontwerpeisen en daarmee bestand zal zijn tegen de drukvariaties als gevolg van passerende treinen. OBS verzoekt Mecanoo om
vóór 30 april 2016te bevestigen dat zij het ontwerp van de herstelwerkzaamheden in de stationshal zo snel mogelijk zal verrichten.
Indien Mecanoo dit weigert, zal OBS, namens ProRail, het ontwerp van de herstelwerkzaamheden in de stationshal door een derde laten verrichten en deze kosten op Mecanoo verhalen. Bovendien zal dit resulteren in opzet of grove onzorgvuldigheid van Mecanoo, waardoor zij (i) aansprakelijk zal worden gehouden voor alle vervolgschade en (ii) zich hiervoor niet kan beroepen op enige aansprakelijkheidsbeperking.’
2.17.
Op deze ingebrekestelling heeft Mecanoo gereageerd bij brief van 29 april 2016. Mecanoo heeft onder meer aan OBS geschreven:
‘In uw brief doet u een aantal uitspraken over de functionaliteit van de stationshal in relatie tot de gestelde ontwerpeisen en de verantwoordelijkheid van Mecanoo architecten voor het ontwerpresultaat. Mecanoo herkent zich niet in deze uitspraken en vanzelfsprekend zijn wij het hier niet mee eens.
(…)
Met volle inzet blijven wij meewerken aan de verdere realisatie van bovengenoemd voorstel voor een oplossing, maar dit houdt niet in dat Mecanoo verantwoordelijk is voor de ontstane situatie. Zoals ook OBS behoudt Mecanoo zich alle rechten en weren voor.’
2.18.
Bij brief van 10 juli 2017 met als onderwerp ‘
Bevestiging ingebrekestelling en aansprakelijkstelling in verband met luchtdrukproblematiek’heeft OBS aan Mecanoo geschreven dat er een open juridisch einde resteert tussen OBS en Mecanoo. OBS refereert aan haar brief aan Mecanoo van 21 april 2016 en de reactie daarop van Mecanoo van 29 april 2016. Verder refereert OBS aan haar opdracht van 21 december 2016 aan Mecanoo betreffende het
‘plan van aanpak luchtdrukmaatregelen NS-Station Delft’, om tot een doorbraak te komen ten aanzien van stagnerende ontwerpwerkzaamheden. OBS schrijft dat haar brief van 21 april 2016 onverkort van kracht blijft en dat zij heeft geaccepteerd dat Mecanoo bij haar brief van 29 april 2016 bleef. OBS bevestigt haar ingebrekestelling. Zij doet een voorstel tot onderhandeling om tot een schikking te komen. De brief strekt tevens tot stuiting van een eventuele verjaring van de vorderingen van OBS.
2.19.
Bij e-mail van 27 maart 2018 heeft OBS aan Mecanoo, voor zover relevant, geschreven:
‘Bij brief van 21 april 2016 heeft OBS (…) Mecanoo in gebreke gesteld in verband met de luchtdruk problematiek in de stationshal van Delft. In de brief van 10 juli 2017 aan Mecanoo heeft OBS deze in gebreke stelling bevestigd.
Deze kwestie staat nog open tussen OBS en Mecanoo.
Op grond van artikel 16 lid 3 DNR zou het recht om een vordering op grond van toerekenbare tekortkoming jegens Mecanoo in te stellen vervallen na verloop van 2 jaar na de ingebrekestelling. (…)
Ik vraag hierbij om per omgaande per mail expliciet akkoord te gaan met het verlengen van de termijn om een vordering in te stellen met zes maanden.’
2.20.
Mecanoo heeft, na diverse e-mailwisselingen, ingestemd met de gevraagde termijnverlenging van zes maanden.
2.21.
OBS heeft haar vordering op Mecanoo bij akte van cessie van 17 oktober 2018 aan ProRail gecedeerd en Mecanoo hiervan op de hoogte gesteld.
De Nieuwe Regeling 2005 (DNR 2005)
2.22.
Artikel 16 DNR 2005 luidt als volgt:
‘1.
Elke aansprakelijkheid van de adviseur vervalt door het verloop van vijf jaren vanaf de dag waarop de opdracht door voltooiing of opzegging is geëindigd.
2.
De rechtsvordering uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming is niet-ontvankelijk indien de opdrachtgever niet met bekwame spoed nadat hij de tekortkoming heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren ontdekken, schriftelijk en met redenen omkleed de adviseur in gebreke heeft gesteld.
3.
Het vorderingsrecht uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming vervalt door verloop van twee jaren na de schriftelijke en met redenen omklede ingebrekestelling.
4.
De rechtsvordering uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming is niet ontvankelijk indien deze wordt ingesteld later dan vijf jaren vanaf de dag waarop de opdracht door voltooiing of opzegging is geëindigd.
5.
Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 1 en 4 wordt als dag waarop de opdracht is geëindigd, aangemerkt de dag waarop de adviseur de einddeclaratie ter zake van de opdracht heeft verzonden.
6.
Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 1 en 4 wordt voor de opdracht een object betreffende, als de dag waarop de opdracht is geëindigd, aangemerkt de dag waarop het object is of wordt geacht te zijn opgeleverd, mits deze oplevering geschiedt voor de in lid 5 bedoelde dag.
7.
Wordt de opdracht door een consument ontbonden, dan wordt voor toepassing van het bepaalde in de leden 1 en 4 als dag waarop de opdracht is geëindigd, aangemerkt de dag waarop de ontbinding plaatsvond.’

3.Het geschil

3.1.
Prorail vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
een verklaring voor recht dat Mecanoo toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting tot het ontwerpen van een deugdelijke stationshal in het kader van het project Spoorzone Delft;
veroordeling van Mecanoo tot betaling aan ProRail van een bedrag van € 509.177,70 exclusief BTW, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 29 april 2016;
veroordeling van Mecanoo in de kosten van ProRail in het geding, alsmede de gebruikelijke nakosten (zowel zonder als met betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
Ter onderbouwing van de vordering voert ProRail aan dat Mecanoo, dat als architect in alle fasen van het project verantwoordelijk was voor het integrale ontwerpresultaat van de stationshal en het stadskantoor alsmede de ontwerpcoördinatie en integratie hiervan met het ondergrondse station, substantiële ontwerpfouten heeft gemaakt. De door Mecanoo voorgeschreven draaideuren in de stationshal bleken niet bestand tegen de vooraf bekende luchtdrukken die optraden bij met een snelheid van 140 km/h passerende treinen, zodat Mecanoo in alle fasen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichting om een – met het ondergrondse station deugdelijk geïntegreerde – stationshal te realiseren. Naast deze ontwerpfouten heeft Mecanoo niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen. Conform artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 11 DNR 2005 was zij verplicht te handelen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakman zou doen.
ProRail vordert de schade die zij lijdt doordat Mecanoo haar opdracht niet deugdelijk heeft uitgevoerd. De kosten die zij niet had hoeven maken als Mecanoo haar opdracht direct deugdelijk had uitgevoerd begroot ProRail op € 509.177,70 ex btw, onder verwijzing naar de ‘directe kosten’ als bedoeld in artikel 14 DNR 2005.
Voor de betalingen die ProRail heeft verricht aan Mecanoo voor de herstel-ontwerpwerkzaamheden in 2017 (een bedrag van € 84.000, inbegrepen in de gevorderde hoofdsom) geldt bovendien dat die op grond van onverschuldigde betaling door Mecanoo aan ProRail verschuldigd zijn omdat Mecanoo op grond van het voorgaande zelf de kosten moet dragen van haar bijdrage aan oplossingen van haar eigen fouten.
3.3.
Mecanoo voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Formeel verweer: beroep op de vervaltermijnen uit artikel 16 lid 1 en lid 4 DNR

4.1.
De rechtbank bespreekt als eerste het meest verstrekkende verweer. Mecanoo stelt dat de vervaltermijnen van vijf jaar uit de artikelen 16 lid 1 en 16 lid 4 DNR zijn verstreken.
Volgens Mecanoo moet dat leiden tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van ProRail.
4.2.
Mecanoo onderbouwt dit verweer als volgt.
Mecanoo heeft voor de fases 1, 2, 3, en 5 steeds afzonderlijke opdrachten van ProRail gekregen.
Een eventuele aansprakelijkheid van Mecanoo kan alleen gebaseerd worden op een tekortschieten in de nakoming van de opdracht voor fase 3 (TO/bestek.) In fases 1 en 2 (VO respectievelijk DO) speelde de luchtdrukproblematiek nog geen rol. Die problematiek kwam pas in 2010 naar voren met de drie rapportages van DRB, waarvan het rapport van 30 november 2010 werd afgerond in de maand voorafgaande aan het sluiten van de architectenovereenkomst TO/ bestek op 9 december 2010.
De aansprakelijkheid kan niet worden gebaseerd op de opdrachten in fase 5, omdat de werkzaamheden van Mecanoo in die fase slechts zagen op directievoering en het TO/ bestek (fase 3) toen al was afgerond.
Op 27 september 2011 heeft Mecanoo haar factuur voor de werkzaamheden in fase 3 verstuurd aan OBS. Mecanoo heeft de werkzaamheden aan fase 3 op 31 oktober 2011 voltooid door het te schrijven bestek op te leveren aan OBS. Het bestek is vervolgens door OBS op 14 november 2011 goedgekeurd. Daarna is OBS doorgegaan naar fase 4 en fase 5. Mecanoo heeft in ieder geval op 14 november 2011 – het moment van goedkeuring van het TO/ bestek door OBS – voldaan aan haar verplichtingen uit de opdracht voor fase 3: op dat moment is de termijn van vijf jaren van artikel 16 lid 1 en lid 4 DNR voor die fase gaan lopen. Dat betekent dat OBS uiterlijk 14 november 2016 een rechtsvordering had moeten instellen. Dat is niet gebeurd.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat ProRail Mecanoo verwijt een substantiële ontwerpfout te hebben gemaakt door in fase 3, het TO/ bestek, draaideuren voor in de stationshal voor te schrijven, die niet bestand bleken tegen de vooraf bekende luchtdrukken afkomstig van met een snelheid van 140 km/h passerende treinen. Dat Mecanoo (al dan niet daarmee) ook in fase 1, VO en fase 2, DO toerekenbaar tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen om een – met het ondergrondse station deugdelijk geïntegreerde – stationshal te realiseren, heeft ProRail, in het licht van de stellingen van Mecanoo, niet voldoende concreet onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
4.4.
Het debat van partijen ziet op de uitleg van artikel 16 lid 1 en 16 lid 4 DNR 2005 (zie 2.22 hiervoor) en van artikel 2.4.5. uit de opdrachten (zie 2.4 hiervoor), welk artikel 16 lid 5 DNR 2005 vervangt.
Eén opdracht?
4.5.
Volgens ProRail doet de fasering in het project er niet aan af dat Mecanoo één enkele opdracht in de zin van de DNR 2005 heeft gekregen met de resultaatsverplichting een stationshal te realiseren conform de ontwerpeisen. ProRail verwijst daarvoor naar artikel 2 lid 1 DNR 2005, dat luidt:
‘De opdracht omvat al hetgeen tussen opdrachtgever en adviseur is overeengekomen’en naar artikel 2 lid 3e DNR 2005, dat verwijst naar de eventuele fasering van de opdracht.
4.6.
De rechtbank volgt ProRail hierin niet. De definitie van opdracht in artikel 1 DNR 2005 luidt: ‘
de overeenkomst tussen opdrachtgever en adviseur’. Niet in geschil is dat voor de fases 1, 2 en 3 steeds separate opdrachten zijn verstrekt, nadat de voorliggende fase was afgerond en goedgekeurd. De opdracht aan Mecanoo in fase 3 betrof het schrijven van een TO/ bestek. In de daarop volgende uitvoeringsfase (fase 5) zijn vier nadere opdrachten in bestelbrieven verstrekt, steeds op basis van nieuwe, afzonderlijke offertes van Mecanoo (zie 2.6). Op die bestelbrieven heeft OBS steeds wisselende sets van algemene voorwaarden van toepassing verklaard. Er is dus voor elk van de fases afzonderlijk gecontracteerd. Met Mecanoo ziet de rechtbank hierin voldoende aanleiding de opvolgende opdrachten niet te beschouwen als één opdracht maar als opvolgende separate opdrachten in de zin van artikel 1 DNR 2005. Of vervaltermijnen zijn gaan lopen en zijn verstreken dient dus per separate opdracht te worden beoordeeld.
Uitleg artikel 2.4.5. van de architectenovereenkomsten
4.7.
Mecanoo stelt dat de opdracht voor fase 3 is voltooid met de goedkeuring van het TO/ bestek op 14 november 2011, zodat op dat moment de vervaltermijn is gaan lopen. ProRail weerspreekt niet dat het TO/ bestek op 14 november 2011 is goedgekeurd, maar wel dat de vervaltermijn toen is gaan lopen. ProRail beroept zich op het van artikel 16 lid 5 DNR 2005 afwijkende artikel 2.4.5 (
Voltooiing opdracht) uit de opdracht van fase 3 TO/ bestek:
‘In afwijking van artikel 16 lid 5 en artikel 11 lid 1 DNR 2005, wordt de Opdracht als voltooid beschouwd wanneer de Architect aan al zijn verplichtingen, voortvloeiend uit de Opdracht heeft voldaan. Om dat aan te tonen dient de Architect alle relevante documenten en een schriftelijke mededeling dat de opdracht als afgerond wordt beschouwd aan de Opdrachtgever te doen toekomen. Wanneer de architect niet binnen een maand na verzending van Opdrachtgever schriftelijk heeft vernomen dat deze de Opdracht niet als voltooid beschouwt, dan wordt de Opdracht geacht te zijn voltooid.’
4.8.
Mecanoo heeft geen uitvoering gegeven aan haar verplichting zo’n schriftelijke mededeling te doen, aldus ProRail. Nu de werkzaamheden in aanvulling op het bestek in de uitvoeringsfase tot in ieder geval de oplevering van de stationshal op 19 september 2014 zijn verricht, heeft die laatste datum te gelden als de dag waarop de opdracht is geëindigd. Dit sluit ook aan bij artikel 16 lid 6 DNR 2005, aldus ProRail.
4.9.
Partijen zijn het niet eens over de uitleg van artikel 2.4.5. Bij de beoordeling daarvan komt het aan op een redelijke uitleg van artikel 2.4.5. aan de hand van het Haviltex-criterium. Artikel 2.4.5. komt in de plaats van artikel 16 lid 5 DNR 2005, waarin de datum van voltooiing, en daarmee – in samenhang met de leden 1 en 4 – het tijdstip waarop de vervaltermijnen aanvangen, is gekoppeld aan de datum van verzending van de slotdeclaratie. In de eerste zin van artikel 2.4.5. is bepaald dat de opdracht als voltooid wordt beschouwd als
‘de architect aan al zijn verplichtingen, voortvloeiend uit de opdracht heeft voldaan.
. Deze eerste zin beschouwt de rechtbank als de kern van dit artikel. Op grond van de eerste zin is de opdracht voltooid als Mecanoo aan al haar verplichtingen uit hoofde van de opdracht voor fase 3 heeft voldaan. Uit de omschrijving van de opdracht in de architectenovereenkomst van 9 december 2010 volgt dat de opdracht voor fase 3 het opstellen van een
’afgerond TO/ bestek’betrof (zie 2.3. hiervoor). Zonder toelichting, die ontbreekt, volgt uit de omschrijving van de opdracht van 9 december 2010 niet dat de opdracht (ook) zag op andere verplichtingen of werkzaamheden. De verplichtingen van Mecanoo voor fase 3 hadden dus uitsluitend betrekking op het maken van een afgerond TO/ bestek.
4.10.
Niet in geschil is dat Mecanoo het TO/ bestek op 31 oktober 2011 heeft voltooid en het TO/ bestek ter goedkeuring aan OBS heeft voorgelegd. De rechtbank houdt het er voor dat Mecanoo alle relevante documenten aan OBS heeft voorgelegd, nu ProRail niet op enig moment in de procedure heeft gesteld dat er relevante documenten ontbraken.
Vervolgens heeft OBS het TO/ bestek op 14 november 2011 goedgekeurd. Gesteld noch gebleken is dat OBS bij die goedkeuring enig voorbehoud heeft gemaakt. Mecanoo heeft deze goedkeuring van het TO/ bestek redelijkerwijs mogen uitleggen als een instemming van OBS dat Mecanoo aan haar verplichtingen uit de opdracht voor fase 3 had voldaan, zodat de opdracht voltooid was als bedoeld in de eerste zin van artikel 2.4.5. Dit is ook in lijn met de onweersproken stelling van Mecanoo dat de verschillende fases zo waren opgezet dat er steeds een proces van review en daaropvolgende goedkeuring plaatsvond, met het doel vast te stellen dat de desbetreffende opdracht was afgerond en door OBS een nieuwe opdracht kon worden verstrekt voor de volgende fase.
4.11.
Aan het voorgaande doet het bepaalde in de tweede zin van artikel 2.4.5. niet af. Die zin bepaalt dat Mecanoo de voltooiing van de opdracht moet aantonen door naast alle relevante stukken ook een schriftelijke mededeling aan OBS te sturen dat de opdracht als afgerond wordt beschouwd. Met het toesturen van alle bestekstukken, zoals Mecanoo heeft gedaan, en de goedkeuring daarvan door OBS op 14 november 2011 heeft het verzenden van een separate schriftelijke verklaring echter geen zelfstandige betekenis meer.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat de vervaltermijn als bedoeld in artikel 16 lid 4 DNR 2005, in samenhang met artikel 2.4.5., voor fase 3 op 14 november 2011 aangevangen.
4.13.
Uit het voorgaande volgt ook dat de rechtbank niet toekomt aan het bespreken van het beroep van ProRail op artikel 16 lid 6 DNR 2005, omdat voltooiing van de opdracht van fase 3 voorafgaand aan de in lid 6 bedoelde oplevering (van het object) heeft plaatsgevonden.
Fout in fase 5?
4.14.
Het standpunt van ProRail dat Mecanoo in (uitvoerings)fase 5 haar ontwerpfout heeft herhaald, leidt – anders dan ProRail stelt – niet tot opschorting van de inmiddels aangevangen vervaltermijn voor de opdracht in fase 3. Er is immers sprake van twee door OBS verstrekte separate opdrachten met verschillende voorwaarden. De uitvoering van fase 5 kan dan ook geen invloed hebben op (het al dan niet verstrijken van) een voor fase 3 overeengekomen vervaltermijn.
4.15.
Voorts is de rechtbank met Mecanoo van oordeel dat de ontwerpfout uit fase 3 in fase 5 niet kan zijn ‘herhaald’, nu de verstrekte opdrachten voor fase 5 de uitwerking van bestektekeningen en de technische en esthetische directievoering ten behoeve van de uitvoeringsfase betroffen op basis van een reeds in fase 3 goedgekeurd bestek en niet een heroverweging van de uitgangspunten van de eerdere ontwerpen en het daarop gebaseerde, goedgekeurde bestek.
4.16.
ProRail wijst nog op het rapport ‘Technische prestatieomschrijving – metalen gevelconstructies’, dat op 12 maart 2012 bij de gunningsleidraad met alle inschrijvers is gedeeld en waarin Mecanoo de gevelleveranciers erop heeft gewezen bij de gevelconstructie rekening te houden met de resultaten uit het rapport van 30 november 2010. Het rapport ‘Technische prestatieomschrijving – metalen gevelconstructies’ bevat echter geen heroverweging van ontwerpuitgangspunten en een beroep daarop baat ProRail daarom niet.
Verlenging van vervaltermijnen; verwerking van beroep op vervaltermijnen; redelijkheid en billijkheid?
4.17.
Uit het voorgaande volgt dat voor de vraag of met betrekking tot fase 3 de vervaltermijn is voltooid enkel de contractuele bepalingen van fase 3 en hetgeen gedurende die fase is voorgevallen een rol speelt. Hiervoor is vastgesteld dat die vervaltermijn op 14 november 2011 is aangevangen. De aard van een vervaltermijn is dat deze niet kan worden gestuit of verlengd. Op 14 november 2016 was de in artikel 16 DNR 2005 genoemde absolute vervaltermijn van vijf jaren dan ook verstreken. Dat brengt in beginsel mee dat het vorderingsrecht van OBS in verband met fase 3 toen is vervallen en dat slechts een natuurlijke verbintenis overbleef.
4.18.
Anders dan ProRail aanvoert verandert dit uitgangspunt niet door de instemming van Mecanoo met de verlenging van de vervaltermijn van artikel 16 lid 3 DNR 2005 in april 2018. Daargelaten dat die instemming van Mecanoo niet ziet op de vervaltermijn van artikel 16 lid 4 DNR 2005, kan die instemming voor fase 3 geen rechtsgevolg hebben omdat pas met de gevraagde verlenging van zes maanden is ingestemd op het moment dat de vervaltermijn van artikel 16 lid 4 DNR 2005 voor fase 3 al was verstreken.
4.19.
ProRail stelt verder dat Mecanoo haar beroep op de vervaltermijn heeft verwerkt door (i) in haar brief van 28 april 2016 niet te wijzen op de nog lopende vervaltermijn voor fase 3 en (ii) evenmin te reageren op de ingebrekestelling van 17 juli 2017. Mecanoo doet volgens ProRail een tardief beroep op de vervaltermijn, welk beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. ProRail verwijst in dit verband naar jurisprudentie, waarin een beroep op een vervaltermijn door verzekeraars als onaanvaardbaar werd verworpen, omdat de verzekeraars op het moment dat zij aansprakelijk waren gesteld de verzekerde niet hebben gewezen op een lopende vervaltermijn.
4.20.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu de in het geding zijnde vervaltermijn voor fase 3 is verstreken op 16 november 2016, kan het verwijt dat Mecanoo niet op de ingebrekestelling van 17 juli 2017 heeft gereageerd (ad ii) ProRail niet baten. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of Mecanoo in haar brief van 29 april 2016, waarin zij reageert op de ingebrekestelling van 21 april 2016, ProRail had moeten wijzen op de lopende vervaltermijn (ad i). Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Dat licht ze als volgt toe.
4.21.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat wanneer in een overeenkomst een vervaltermijn voorkomt, iedere partij in beginsel vrij is zich daarop ten nadele van de andere partij te beroepen. Er moeten zwaarwegende omstandigheden zijn wil een beroep op een vervaltermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
4.22.
ProRail doet anderzijds tevergeefs beroep op arresten van de Hoge Raad over verzekeringsvoorwaarden. In die arresten wordt het oordeel of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (on)aanvaardbaar is, dat een verzekeraar jegens een verzekerde niet wijst op lopende vervaltermijnen, ingevuld aan de hand van de norm van de handhaving van de goede naam van het verzekeringsbedrijf. Dit rechtsoordeel is niet zonder meer ook van toepassing in deze situatie. Anders dan in die arresten gaat het in deze zaak bovendien om een rechtsbetrekking tussen gelijkwaardige professionele partijen, die beiden gelijk bekend moeten worden geacht met de inhoud van de DNR 2005. Tot slot gaat het hier – anders dan in de genoemde arresten – niet om (onredelijk) korte vervaltermijnen van een jaar, maar om een (redelijke) vervaltermijn van vijf jaren.
4.23.
Ook het arrest van het hof Arnhem (ECLI:NL:GHARN:2003:AO6945), waarop ProRail zich beroept, gaat over een wezenlijk andere situatie: een verzekeraar die aanvankelijk zonder voorbehoud meewerkt aan bevoorschotting en pas achteraf jegens de verzekerde het standpunt inneemt niet aansprakelijk te zijn. Daarin wijkt die casus af van de casus in deze procedure. Mecanoo heeft in haar reactie op de ingebrekestelling van 21 april 2016 weliswaar geschreven dat zij wil meewerken aan een oplossing voor de stationshal maar ook dat zij zich niet herkent in de opmerkingen van OBS over het ontwerpresultaat en dat ze enige verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie afwijst. ProRail heeft er bovendien zelf op gewezen dat Mecanoo in die tijd weigerde de geïdentificeerde herstelmaatregelen verder te ontwerpen zonder hier eerst voor te worden betaald. Volgens ProRail ontstond daardoor zelfs een impasse.
4.24.
Gelet op die situatie had het op de weg van ProRail gelegen alert te zijn op lopende vervaltermijnen. ProRail ging er kennelijk van uit dat de opdracht van Mecanoo op zijn vroegst op 19 september 2014 beëindigd was, maar uit het voorgaande volgt dat OBS daar niet gerechtvaardigd vanuit mocht gaan. Daarbij komt dat uit het betoog van ProRail niet blijkt dat zij die veronderstelling op enig moment – tijdig – heeft geverifieerd bij Mecanoo, zodat Mecanoo ook niet bekend kon zijn met die onjuiste veronderstelling en ProRail daarvoor ook niet heeft kunnen waarschuwen. De gevolgen hiervan dienen voor risico van ProRail te blijven en kunnen niet met een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid bij Mecanoo worden gelegd.
Onverschuldigde betaling kosten herstelwerkzaamheden?
4.25.
ProRail vordert de betalingen aan Mecanoo voor de herstel-ontwerpwerkzaamheden in 2017 (een bedrag van € 84.000, inbegrepen in de gevorderde hoofdsom) terug op grond van onverschuldigde betaling. Niet in geschil is dat ProRail Mecanoo voor die werkzaamheden een afzonderlijke opdracht heeft gegeven. Voor zover de vervaltermijn voor fase 3 deze vordering al onverlet laat, is niet zonder rechtsgrond betaald en de vordering kan niet op deze grondslag worden toegewezen.
Conclusie
4.26.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat alle vorderingen van ProRail zullen worden afgewezen. De overige stellingen en weren behoeven geen bespreking meer.
4.27.
ProRail zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mecanoo worden begroot op:
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat
6.198,00(2 punten × tarief € 3.099,00)
Totaal € 10.144,00
De na dit vonnis ontstane kosten worden begroot op € 157,00 zonder betekening en op
€ 239,00 met betekening van het vonnis, onder de voorwaarde dat ProRail niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt ProRail in de proceskosten, aan de zijde van Mecanoo tot op heden begroot op € 10.144,00 te vermeerderen met de nakosten zoals begroot,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.A.M. Kroft, mr J.L.M. Luiten en mr. R.M. Sluijter en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.

Voetnoten

1.De tekst van de bepaling uit VO wijkt op ondergeschikte punten af van de tekst van DO en TO/ bestek.