ECLI:NL:RBDHA:2020:2304
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag faciliterend visum voor verzorgende derdelander ouder en analoge toepassing van de Verblijfsrichtlijn
In deze zaak, behandeld door de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, twee Ghanese nationalen, een aanvraag ingediend voor een faciliterend visum om bij hun moeder, die in Nederland verblijft, te kunnen komen wonen. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat niet was aangetoond dat de moeder in staat was om in de materiële ondersteuning van de eisers te voorzien. De rechtbank heeft de zaak op 16 januari 2020 behandeld, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. J. Werner, en de staatssecretaris door mr. R.E.G.H. Belluz. De rechtbank concludeerde dat de analoge toepassing van de Verblijfsrichtlijn niet zo ver strekt dat de moeder van eisers het recht heeft om haar kinderen uit een eerdere relatie naar Nederland te laten komen. De rechtbank oordeelde dat het verblijfsrecht van de moeder, dat is gebaseerd op haar rol als verzorgende ouder van een Unieburger, niet automatisch ook geldt voor haar kinderen uit een eerdere relatie. De rechtbank verwierp ook het argument van eisers dat het onderscheid tussen derdelander echtgenoten/partners en derdelander ouders in strijd is met het discriminatieverbod, omdat er geen sprake is van vergelijkbare gevallen. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris om de visumaanvraag af te wijzen.