ECLI:NL:RBDHA:2020:2292
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening horeca-inrichting Den Haag na sluiting op basis van illegale exploitatie
Op 12 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft de sluiting van een horeca-inrichting in Den Haag, die op 6 februari 2020 door de waarnemend burgemeester was bevolen onder het opleggen van een last onder bestuursdwang. De sluiting ging in op 10 februari 2020, omdat de exploitant, verzoeker, de horeca-inrichting niet exploiteerde conform de verleende vergunningen aan de vorige ondernemer. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij de horeca-inrichting kon blijven exploiteren in afwachting van een besluit op zijn aanvraag voor eigen vergunningen.
Tijdens de zitting op 27 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoeker en verweerder gehoord. Verzoeker stelde dat hij de horeca-inrichting inmiddels had aangepast en dat deze voldeed aan de eisen van een restaurant. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de bevindingen van eerdere controles, waaruit bleek dat de inrichting niet als restaurant werd geëxploiteerd maar als café/bar, de sluiting rechtvaardigden. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen reden was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de sluiting. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker de horeca-inrichting op illegale wijze had geëxploiteerd en dat de sluiting noodzakelijk was, gezien de eerdere waarschuwingen en de overtredingen van de vergunningseisen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.