ECLI:NL:RBDHA:2020:2291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
NL20.5038
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het kader van overdracht aan Italië tijdens de coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2020 uitspraak gedaan over de onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring van eiser, die sinds 16 februari 2020 in bewaring was gesteld met het oog op overdracht aan Italië. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende zicht was op de mogelijkheid van overdracht binnen de resterende termijn, vooral gezien de recente verspreiding van het coronavirus in Italië en de door Italië aangekondigde beperkingen. Eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van de uitspraakdatum. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de bewaring onrechtmatig was geworden op de dag dat de opheffing werd bevolen. De rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-, welke kosten aan de rechtsbijstandverlener moesten worden betaald, aangezien aan eiser een toevoeging was verleend.

De uitspraak is openbaar gedaan door rechter A.J. Dondorp, in aanwezigheid van griffier H.C. Hagen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5038
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1997, eiser

[persoonsnummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: D. Kuiper).

Procesverloop

Verweerder heeft op 16 februari 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Eiser verblijft sinds 16 februari 2020 in bewaring met het oog op overdracht aan Italië. Ingevolge artikel 28 derde lid van de Dublinverordening is de maximale bewaringstermijn 6 weken. Italië heeft op 24 februari 2020, met verduidelijking op 25 februari 2020, aan verweerder laten weten dat overdrachten aan Italië tijdelijk worden opgeschort met het oog op te nemen voorzorgsmaatregelen in verband met het coronavirus. Verweerder heeft bij brief van 9 maart 2020 en ter zitting gewezen op bilateraal contact met de Italiaanse autoriteiten en overleg dat in de loop van deze week zal plaatsvinden in Europees verband en dat bij verweerder de verwachting bestaat dat de overdrachten na deze week kunnen worden hervat. Verweerder heeft ter zitting niet nader kunnen concretiseren waarop deze verwachting is gebaseerd, maar aangeboden zo nodig schriftelijk op vragen van de rechtbank te kunnen ingaan.
Tegen de achtergrond van de recente verdere verspreiding van het coronavirus in Italië en de gisteren door Italië aangekondigde verdere beperkingen, is de rechtbank van oordeel dat thans onvoldoende zicht op overdracht bestaat binnen de resterende termijn. Daarbij betrekt de rechtbank dat de bewaring thans al ruim drie weken duurt en dat verweerder heeft toegelicht dat ten aanzien van Italië een week vooraankondigingstermijn voor feitelijke overdracht geldt. De rechtbank ziet geen aanleiding om nadere vragen te formuleren en daartoe een termijn te bieden.
Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf vandaag onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag.
Omdat de bewaring onrechtmatig is geworden op de dag dat ook de opheffing van de maatregel wordt bevolen, ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser schadevergoeding toe te kennen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Dondorp, rechter, in aanwezigheid van H.C. Hagen, griffier, op 10 maart 2020.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.