ECLI:NL:RBDHA:2020:2290
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van een vreemdeling in het kader van overdracht aan Italië tijdens de coronamaatregelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2020 uitspraak gedaan over de onrechtmatigheid van de bewaring van eiser, die sinds 16 februari 2020 in bewaring was gesteld met het oog op overdracht aan Italië. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet langer gerechtvaardigd was, gezien de recente ontwikkelingen rondom de coronamaatregelen in Italië. Italië had op 24 februari 2020 laten weten dat overdrachten tijdelijk werden opgeschort vanwege voorzorgsmaatregelen tegen het coronavirus. De rechtbank nam in overweging dat de maximale bewaringstermijn volgens de Dublinverordening zes weken bedraagt en dat de bewaring al drie weken had geduurd zonder zicht op een daadwerkelijke overdracht.
Tijdens de zitting op 10 maart 2020 was eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling beslist. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van dezelfde dag, wees het verzoek om schadevergoeding af en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525,-. De rechtbank concludeerde dat de bewaring onrechtmatig was geworden en dat er geen aanleiding was om schadevergoeding toe te kennen, aangezien de opheffing van de maatregel op dezelfde dag plaatsvond als de uitspraak.
De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter A.J. Dondorp in aanwezigheid van griffier H.C. Hagen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.