ECLI:NL:RBDHA:2020:2263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
C/09/589414 / FA RK 20-1262
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot verlenging van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 2000, die momenteel verblijft in een accommodatie. De officier van justitie had op 4 maart 2020 een verzoek ingediend om de op 3 maart 2020 opgelegde crisismaatregel te verlengen, gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 9 maart 2020 werd de betrokkene, die aanvankelijk niet aanwezig wilde zijn, uiteindelijk met haar moeder in de zittingsruimte gehoord. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene vrijwillig in de instelling wil blijven en dat de verplichte zorg niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, en dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft daarom besloten om de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen voor de duur van drie weken, met als doel de bewegingsvrijheid van de betrokkene te beperken en haar op te nemen in een accommodatie. De beschikking is gegeven door mr. M.C. Bruining, rechter, en is vastgesteld op 12 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/589414 / FA RK 20-1262
Datum beschikking: 09 maart 2020

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 04 maart 2020 door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. S. Burmeister te Amsterdam.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 04 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 03 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Pijnacker-Nootdorp tot het nemen van de crisismaatregel van 03 maart 2020;
  • een op 03 maart 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 09 maart 2020.
Ter zitting zijn de volgende personen door de rechtbank gehoord:
- de advocaat van de betrokkene;
- de [behandelaar]
- de [persoonlijk begeleider]
- de moeder van de betrokkene.
De persoonlijk begeleider heeft voor aanvang van de zitting verklaard dat de betrokkene niet bij de zitting aanwezig wil zijn. De rechtbank heeft vervolgens de betrokkene in de wachtruimte van de instelling bezocht waar zij met haar moeder zat en heeft haar het doel van de zitting meegedeeld. De rechtbank heeft haar voorgehouden dat als de betrokkene gedurende de zitting alsnog naar de zittingsruimte wil komen, zij welkom is.
Bij aanvang van de zitting is de betrokkene alsnog met haar moeder naar de zittingsruimte gekomen. De behandelaar heeft de rechtbank erop gewezen dat de betrokkene niks wil zeggen en dat het daarom beter is om niets aan haar vragen. De rechtbank heeft deze aanwijzing in acht genomen.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek door de officier van justitie niet nodig wordt geacht, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.

Standpunten ter zitting

De advocaat heeft afwijzing van het verzoek bepleit. De betrokkene wil vrijwillig in de instelling blijven en heeft een eigen opvatting over suïcidaliteit. De advocaat heeft verder verklaard dat van de verplichte vormen van zorg die volgens de behandelaar nog noodzakelijk zouden zijn, het toedienen van medicatie niet nodig is. De betrokkene is immers altijd goed in gesprek met de behandelaar. Bij toewijzing van het verzoek zou de verplichte zorg dan beperkt moeten worden tot opname in de accommodatie.
De persoonlijk begeleider heeft desgevraagd door de rechtbank verklaard dat er sinds de vorige zitting tot twee keer toe een CIZ-indicatie is aangevraagd. De eerste aanvraag is afgewezen en de tweede aanvraag is in behandeling en duurt erg lang. De betrokkene wil zelf ook graag naar een passende vervolgplek voor behandeling. Als het indicatiebesluit er is, kan ze wellicht naar de [instelling] . Deze instelling wordt passend geacht en er is plek voor haar, of deze plek kan worden gecreëerd.
De arts heeft verklaard dat de betrokkene in de huidige instelling verblijft in afwachting van een plek bij een passende instelling waar zij verder zal verblijven en behandeling zal krijgen. Een verblijf thuis is geen optie. Inmiddels is het duidelijk dat er wel plekken zijn, maar het indicatiebesluit hiervoor is er nog niet. De arts heeft vooruitlopend hierop een behandelplan opgesteld voor de vervolginstelling. Dit moet nog door de betrokkene goedgekeurd worden. Het behandelplan kan dan aan het CCE worden gegeven en dan volgt er hopelijk snel een indicatie en kan ze naar de vervolgplek. Zij hebben aangeven dat de [instelling] goed op de behandeling zit. De betrokkene krijgt momenteel geen behandeling. De tijd dat betrokkene ter overbrugging nog in de huidige instelling zit, wordt er wel veel met haar gesproken door de persoonlijk begeleider. Ook de arts spreekt de betrokkene eenmaal per week. Tegen de tijd dat de voorlopige machtiging verliep, is geen vervolg machtiging aangevraagd omdat de betrokkene toen redelijk rustig was. Er konden toen goede afspraken met haar gemaakt worden. Toen de voorlopige machtiging verliep, namen de zorgen en onrust echter toe en dat gaf spanning. De betrokkene mist duidelijkheid en kaders waar zij zich aan moet houden. Zij wilde weggaan maar dat is niet verstandig. Er is daarom een crisismaatregel aangevraagd. De betrokkene kan pas naar een vervolginstelling als de CIZ- indicatie er is. Die wordt dan met het behandelplan naar de vervolginstelling gestuurd.
De arts heeft verder verklaard dat niet alle vormen van verplichte zorg die in het verzoek staan vermeld thans nog noodzakelijk zijn. Het toedienen van medicatie kan nodig zijn omdat het soms helpend kan zijn om haar goed te laten slapen. De arts vindt het bezwaar van de betrokkene hiertegen wel begrijpelijk.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
-levensgevaar;
-ernstig lichamelijk letsel;
-ernstige psychische schade;
-ernstige materiële schade;
-acute maatschappelijke teloorgang.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten zwakbegaafdheid, autismespectrumstoornis met ernstig dwangmatig gedrag en eetproblemen. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan de in de crisismaatregel genoemde zorg, de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden, te weten:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank is anders dan de verzoeker van oordeel dat het toedienen van medicatie niet als verplichte vorm van zorg opgenomen behoeft te worden. Uit hetgeen ter zitting is verklaard, volgt de betrokkene immers gedurende de opname aanwijzingen op en het is de verwachting dat dit ook ten aanzien van de inname van medicatie zal gelden.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. De betrokkene wil immers naar buiten terwijl het volgens de arts nog niet verstandig is. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
De rechtbank heeft verder onvoldoende vertrouwen in een vrijwillig verblijf in het ziekenhuis. Uit de verklaring van de arts blijkt immers dat tegen de tijd dat de voorlopige machtiging verliep, te weten op 2 maart 2020, en de betrokkene in afwachting was van een plek bij een passende instelling, het de bedoeling was dat zij tot die tijd vrijwillig bij de huidige instelling verblijven. Bij de betrokkene ontstond echter zo veel onrust omdat zij geen duidelijke kaders meer had dat de arts zich genoodzaakt zag om een crisismaatregel aan te vragen.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 maart 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Bruining, rechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 09 maart 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.