ECLI:NL:RBDHA:2020:2244
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang met betrekking tot de ziekte van Korsakov
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd) voor een cliënt die lijdt aan de ziekte van Korsakov. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 23 januari 2020, met de vraag om een machtiging voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde datum als de uitspraak gehouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ziekte van Korsakov, hoewel deze een psychische stoornis is, op dit moment niet onder de Wzd valt, omdat de aandoening nog niet is gelijkgesteld met andere aandoeningen die onder deze wet vallen. Het Ministerie van VWS heeft wel aangekondigd dat er een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in de maak is, die de ziekte van Korsakov mogelijk gelijk zal stellen aan andere aandoeningen, maar deze is nog niet vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende noodzaak is om vooruit te lopen op deze AMvB, en dat de Wzd daarom niet van toepassing is op het verzoek.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de huidige machtiging tot voortgezet verblijf van de cliënt nog doorloopt tot 24 februari 2020, en dat de zorgaanbieder de ruimte heeft om een ander verzoek in te dienen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het verzoek af te wijzen. De beslissing is genomen door rechter mr. C.M. van der Kleijn, bijgestaan door griffier K.S. Versteegen, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2020.