ECLI:NL:RBDHA:2020:224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
C/09/583070 / FA RK 19-8212
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige van [woonplaats X en Y] naar [toekomstige woonpl. X]. De moeder, die samen met haar nieuwe partner in [toekomstige woonpl. X] wil gaan wonen, heeft verzocht om toestemming om met de minderjarige te verhuizen, omdat zij een gezinsleven wil opbouwen en de reistijd naar de werkplek van haar partner wil verkorten. De vader heeft verweer gevoerd en betoogd dat de verhuizing zijn contact met de minderjarige ernstig zou beperken en dat er geen noodzaak voor de verhuizing bestaat. De rechtbank heeft de belangen van beide ouders en de minderjarige afgewogen. De rechtbank oordeelde dat de huidige situatie, waarin de minderjarige regelmatig contact heeft met beide ouders en zij dicht bij elkaar wonen, in het belang van het kind is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat de verhuizing noodzakelijk is en dat de voordelen van de verhuizing niet opwegen tegen de nadelen voor de minderjarige en de vader. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen. Tevens zijn de verzoeken van de moeder tot wijziging van de zorgregeling en inschrijving van de minderjarige in de BRP van [toekomstige woonpl. X] afgewezen. De voorwaardelijke verzoeken van de vader zijn eveneens afgewezen, omdat deze prematuur zijn. De proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-8212
Zaaknummer: C/09/583070
Datum beschikking: 15 januari 2020

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 8 november 2019 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats X en Y] ,
advocaat: mr. E.V.S. van Baarle te Zeewolde.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de vader,
wonende te [woonplaats X en Y] ,
advocaat: mr. E.A. Slappendel te Gouda.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
  • het F9-formulier met bijlage van 9 december 2019 van de zijde van de moeder, houdende een wijziging van de verzoeken;
  • het F9-formulier met bijlagen van 10 december 2019 van de zijde van de moeder.
Op 11 december 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) de heer [medew. RvdK] . Van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) thans verzocht:
  • om vervangende toestemming, in plaats van de vereiste toestemming van de vader, om met de hierna te noemen minderjarige van [woonplaats X en Y] naar [toekomstige woonpl. X] te verhuizen;
  • indien en voor zover de vader niet meewerkt aan inschrijving van de minderjarige in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente [toekomstige woonpl. X] binnen drie dagen na de betekening van de beschikking: om vervangende toestemming, in plaats van de vereiste toestemming van de vader, om de minderjarige in te schrijven in de BRP van de gemeente [toekomstige woonpl. X] ;
  • indien en voor zover de vader niet meewerkt aan de inschrijving van de minderjarige op basisschool [naam basisschool] in [toekomstige woonpl. X] binnen drie dagen na de betekening van de beschikking: om vervangende toestemming, in plaats van de vereiste toestemming van de vader, om de minderjarige op basisschool [naam basisschool] in [toekomstige woonpl. X] in te schrijven;
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) tussen de vader en de minderjarige te wijzigen, inhoudende dat de minderjarige bij de vader is:
  • twee van de drie weekenden van vrijdag na school tot zondag 18.00 uur;
  • één van de drie weekenden van zaterdag 12.00 uur tot zondag 18.00 uur;
  • gedurende de helft van de vakanties,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader voorwaardelijk zelfstandig verzocht:
indien het verzoek tot verhuizing van de moeder wordt afgewezen en zij toch naar [toekomstige woonpl. X] vertrekt:
  • de hoofdverblijfplaats van de hierna te noemen minderjarige bij de vader te bepalen;
  • een zorgregeling te bepalen waarbij de minderjarige twee van de drie weekenden bij de moeder verblijft van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 19.00 uur en de moeder de minderjarige op vrijdagmiddag ophaalt en haar op zondagmiddag terugbrengt, met uitzondering van één zondag per twee weekenden waarbij de vader de minderjarige zal ophalen, met de mogelijkheid om deze regeling uit te breiden naar maandag voor school, waarbij de moeder samen met de minderjarige vanaf zondagavond tot maandagochtend in de woning van de vader in [woonplaats X en Y] verblijft;
  • een zorgverdeling voor de vakanties te bepalen waarbij de minderjarige in de voorjaarsvakantie, de meivakantie en de herfstvakantie bij de moeder is en de zorg in de zomervakantie en de kerstvakantie tussen de ouders bij helfte wordt gedeeld, in onderling overleg nader te bepalen,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:
 [minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [woonplaats X en Y] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • [minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.

Beoordeling

Vervangende toestemming
De moeder wil met [minderjarige] van [woonplaats X en Y] naar [toekomstige woonpl. X] verhuizen. Zij heeft gesteld dat de noodzaak om te verhuizen erin is gelegen dat zij samen met [minderjarige] en haar nieuwe partner een gezinsleven in [toekomstige woonpl. X] wil opbouwen. De moeder heeft sinds 2016 een bestendige relatie. Haar partner woont in [woonpl. partner X] en hij heeft een eigen onderneming in [plaatsnaam onderneming partner X] . In verband met de reistijd naar [plaatsnaam onderneming partner X] heeft de nieuwe partner voor hen een huis gekocht in [toekomstige woonpl. X] . Door de reistijd tussen [woonplaats X en Y] en [plaatsnaam onderneming partner X] ziet de moeder haar partner op dit moment weinig. De partner moet in de ochtend om 7.00 uur weg en hij is in de avond pas na 20.00 uur thuis. Indien de moeder niet met [minderjarige] naar [toekomstige woonpl. X] mag verhuizen, komt de relatie tussen de moeder en haar partner onder druk te staan. De moeder en haar partner hebben ook een kinderwens.
Moeder stelt dat het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding bij haar ligt. De moeder vindt het belangrijk dat [minderjarige] na de verhuizing het contact met haar vader behoudt. Zij stelt een zorgregeling voor waarbij [minderjarige] twee van de drie weekenden van vrijdag na school tot zondag 18.00 uur bij de vader is alsmede één van de drie weekenden van zaterdag 12.00 uur tot zondag 18.00 uur en gedurende de helft van de vakanties. De voorgestelde zorgregeling bevat meer kwalitatieve contactmomenten met de vader, aldus de moeder.
De moeder heeft verklaard dat de verhuizing goed is doordacht. Zij heeft een basisschool voorgesteld en [minderjarige] kan in [toekomstige woonpl. X] gaan hockeyen en naar een toneelschool. Daarnaast kan de moeder na de verhuizing meer zorg voor [minderjarige] voor haar rekening nemen zonder aanspraak te moeten maken op een oppas of opvang. Zij kan stoppen met haar werk bij [bedrijfsnaam] , haar bedrijf verkopen en op zoek gaan naar een baan in [toekomstige woonpl. X] voor tijdens de schooltijden. Sinds de mededeling van de moeder aan de vader dat zij wil verhuizen, is de moeder in [woonplaats X en Y] in een sociaal isolement terechtgekomen. In [toekomstige woonpl. X] heeft de moeder wel een netwerk. De moeder heeft verder naar voren gebracht dat zij nu midden in de stad woont. Zij wil graag in een veiliger omgeving gaan wonen. Door nu te verhuizen kan [minderjarige] in groep 8 wennen aan een leven in [toekomstige woonpl. X] , voordat zij naar de middelbare school gaat.
De vader heeft erkend dat de moeder de gelegenheid moet kunnen krijgen om met haar nieuwe partner elders een toekomst op te bouwen. Volgens de vader wordt zijn contact met [minderjarige] door de verhuizing naar [toekomstige woonpl. X] echter teveel beperkt. De ouders hebben al acht jaar een co-ouderschapsregeling. Het uitgangspunt is altijd geweest dat zorg over [minderjarige] gelijk tussen de ouders is verdeeld en dat [minderjarige] zo veel mogelijk contact met beide ouders heeft. De zorg is zo ingedeeld en afgestemd op het werk van beide ouders dat [minderjarige] zo weinig mogelijk naar de opvang hoeft. Gelet op de huidige zorgregeling is de vader nauw betrokken in het leven van [minderjarige] . Hij zorgt zowel doordeweeks als in het weekend voor haar. De vader heeft ook goed contact met de school van [minderjarige] . Verder woont de vader op 100 meter afstand van de school van [minderjarige] en bedraagt de fietsafstand tussen de huizen van de ouders vijf minuten. Na een verhuizing van de moeder en [minderjarige] naar [toekomstige woonpl. X] kan deze zorgregeling niet meer worden uitgevoerd. De vader wordt dan een weekendvader. In [woonplaats X en Y] hebben beide ouders een sociaal vangnet, waaronder de zus van de moeder en de broer van de vader, waar zij een beroep op kunnen doen.
De vader is daarnaast van mening dat er geen noodzaak bestaat om te verhuizen.
De moeder en haar nieuwe partner hebben geen enkele binding met [toekomstige woonpl. X] . De reistijd voor de partner van [toekomstige woonpl. X] naar [plaatsnaam onderneming partner X] wordt ook niet korter dan zijn huidige reisafstand van [woonpl. partner X] en [plaatsnaam onderneming partner X] . Volgens de vader is de reistijd van één uur tussen [woonplaats X en Y] en [plaatsnaam onderneming partner X] ook niet onredelijk. De vader reist zelf ook dagelijks één uur naar zijn werk in [plaatsnaam werk Y] . De vader is van mening dat het niet redelijk is dat het contact tussen hem en [minderjarige] wordt beperkt zodat de nieuwe partner
family lifemet [minderjarige] kan hebben. Daarnaast maakt de vader zich zorgen over de bestendigheid van de relatie van de moeder. De moeder en haar partner hebben tot dusver enkel een LAT relatie gehad. Zij weten dus niet hoe het is om met elkaar samen te wonen. [minderjarige] zal moeten wennen aan een geheel nieuwe gezinssituatie. Verder zal de moeder na de verhuizing haar zekerheden als een eigen huurwoning en haar werk opgeven, terwijl de woning in [toekomstige woonpl. X] eigendom is van de nieuwe partner. Indien de relatie wordt beëindigd heeft de moeder geen basis om met [minderjarige] op terug te vallen, aldus de vader. De vader is dus van mening dat de door de moeder gestelde noodzaak om te verhuizen enkel ligt in het belang van de moeder en haar nieuwe partner. Daarnaast biedt de moeder geen compensatie voor de gemiste contactmomenten tussen hem en [minderjarige] . Volgens de vader is het dus niet in het belang van [minderjarige] om naar [toekomstige woonpl. X] te verhuizen.
Ter zitting heeft de raad verklaard dat de huidige situatie waarbij de ouders in [woonplaats X en Y] vlakbij elkaar wonen voor [minderjarige] ideaal is. De raad acht het in het belang van [minderjarige] om deze situatie in stand te houden.
Artikel 1:253a lid 1 BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat een vergelijk op de voet van het vijfde lid van genoemd artikel tussen partijen niet mogelijk is, zal de rechtbank een beslissing nemen die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste jurisprudentie (onder meer HR 25 april 2008, LJN: BC5901) volgt dat bij de beslissing over vervangende toestemming voor verhuizing van een kind alle omstandigheden van het geval in acht moeten worden genomen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen. In de onderhavige zaak gaat het dan enerzijds om het belang van de moeder om met [minderjarige] bij haar nieuwe partner in [toekomstige woonpl. X] te gaan wonen en aldaar een nieuw bestaan op te bouwen en anderzijds het belang van de vader om betrokken te zijn bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , regelmatig contact te hebben met haar en haar in zijn directe omgeving te zien opgroeien.
De rechtbank stelt vast dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij haar moeder heeft en dat de ouders bij het uiteengaan in 2011 afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige] . [minderjarige] is op dit moment de ene week van zaterdag 12.00 uur tot dinsdag naar school bij de vader en de andere week van zaterdag 12.00 uur tot dinsdag 18.00 uur. De vader ziet [minderjarige] zowel doordeweeks als in het weekend. Daarnaast is de vader betrokken bij de hockey van [minderjarige] . De vader speelt dus een belangrijke rol in het leven van [minderjarige] . De rechtbank acht het verder van belang dat, zoals door de raad ook ter zitting naar voren is gebracht, de ouders op dit moment een ideale situatie voor [minderjarige] hebben gecreëerd. [minderjarige] ziet beide ouders vaak, de ouders wonen dichtbij elkaar en [minderjarige] zou in de huidige situatie (in de toekomst) zelf op de fiets van de ene naar de andere ouder kunnen gaan. Bij een verhuizing van [minderjarige] van [woonplaats X en Y] naar [toekomstige woonpl. X] kan de zorgregeling zoals de ouders die hebben afgesproken niet langer worden uitgevoerd. Gezien de reisafstand kan er in die situatie enkel nog sprake zijn van een weekendregeling. De door de moeder aangeboden compensatie hiervoor is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het verlies aan contact voor de vader met [minderjarige] te compenseren. Het aanbod van de moeder biedt op de eerste plaats geen compensatie voor de contactmomenten tussen de vader [minderjarige] op doordeweekse dagen, waarbij de vader betrokken kan zijn bij de dagelijkse routine en de doordeweekse (sport)activiteiten. Aldus worden bij het compensatieaanbod de mogelijkheden van de vader om in de door hem gewenste mate betrokken te zijn bij het leven van [minderjarige] op school en bij de hockey beperkt. Daarbij komt dat [minderjarige] volgend jaar naar de middelbare school gaat en steeds zelfstandiger zal gaan worden. [minderjarige] zal na een verhuizing haar leven zelf gaan vormgeven in de nieuwe woonplaats [toekomstige woonpl. X] , waar zij nieuwe vrienden/klasgenoten en (sport)activiteiten zal krijgen. Naarmate de tijd verstrijkt bestaat het reële risico dat de interesse van [minderjarige] in het ‘oude’ leven in [woonplaats X en Y] vermindert en zij het gezien haar eigen sociale activiteiten belastend gaat vinden om twee van de drie weekenden in [woonplaats X en Y] te zijn. De rechtbank is van oordeel dat een verhuizing van [minderjarige] met haar moeder naar [toekomstige woonpl. X] het gevolg heeft dat de rol van de vader aanzienlijk wordt ingeperkt. De rechtbank acht dit niet in het belang van de vader en van [minderjarige] .
De rechtbank begrijpt de wens van de moeder om naar [toekomstige woonpl. X] te verhuizen om daar samen met [minderjarige] en haar partner te gaan wonen. De rechtbank ziet ook dat het voor de partner van de moeder praktisch is om in [toekomstige woonpl. X] te gaan wonen in verband met de reistijd naar zijn werk in [plaatsnaam onderneming partner X] . De rechtbank merkt daarnaast op dat de moeder in beginsel het recht heeft om te verhuizen en haar leven (opnieuw) in te richten. De noodzaak om te verhuizen heeft de moeder evenwel onvoldoende onderbouwd. Weliswaar is de reistijd van (in de buurt van) [woonplaats X en Y] naar [plaatsnaam onderneming partner X] (een uur, zonder files) langer dan van [toekomstige woonpl. X] naar [plaatsnaam onderneming partner X] (klein half uur) maar deze reistijd is niet zodanig groot dat daarmee noodzakelijk is dat de moeder met [minderjarige] naar [toekomstige woonpl. X] verhuist. Ook de overige door de moeder gestelde belangen, de reeds aangeschafte woning in [toekomstige woonpl. X] , het sociale isolement in [woonplaats X en Y] en de sociale contacten in [toekomstige woonpl. X] acht de rechtbank niet dusdanig zwaarwegend dat daarmee de verhuizing alsnog als (dringend) noodzakelijk kan worden aangemerkt. De wens van de moeder en haar partner om in [toekomstige woonpl. X] te gaan wonen is een rechtens te respecteren wens, maar acht de rechtbank ondergeschikt aan het zwaarwichtige belang van de vader en van [minderjarige] op behoud van de huidige situatie in [woonplaats X en Y] , waarbij de vader een wezenlijke rol heeft in het dagelijkse leven van [minderjarige] . Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de moeder en haar partner sinds 2016 samen zijn, hun relatie ook enige tijd verbroken is geweest en zij nog niet eerder met elkaar hebben samengewoond. Het samenleven in een samengesteld gezin is niet altijd makkelijk en kan een zware druk op het gezin leggen. Door met [minderjarige] naar [toekomstige woonpl. X] te verhuizen, in de woning van haar partner in te trekken en haar huidige baan op te zeggen, geeft de moeder niet alleen al haar zekerheden op, maar is het ook voor [minderjarige] niet zonder meer zeker dat zij daar een bestendig bestaan opbouwt.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing van [minderjarige] van [woonplaats X en Y] naar [toekomstige woonpl. X] afwijzen. Gelet op deze afwijzing zal de rechtbank het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling, het verzoek om vervangende toestemming om [minderjarige] op een school in [toekomstige woonpl. X] en het verzoek om vervangende toestemming om [minderjarige] in de BRP in [toekomstige woonpl. X] in te schrijven eveneens afwijzen.
Voorwaardelijke verzoeken vader
Nu het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming wordt afgewezen, komt de rechtbank toe aan de beoordeling van het voorwaardelijk verzoek van de vader.
In het geval dat de moeder toch beslist om in [toekomstige woonpl. X] te gaan wonen terwijl haar verzoek tot vervangende toestemming is afgewezen, verzoekt de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen en een zorgregeling met de moeder te bepalen. De vader stelt dat hij nu al ongeveer de helft van de zorg voor [minderjarige] draagt. Daarnaast heeft hij op zijn werk een nieuwe functie waarbij hij minder vaak naar het buitenland zal hoeven te reizen.
De moeder is van mening dat dit verzoek van de vader moet worden afgewezen. De moeder is altijd de hoofdverzorger van [minderjarige] geweest. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige] dient dus niet te worden gewijzigd. Het is voor de vader ook praktisch niet mogelijk om de doordeweekse zorg voor [minderjarige] op zich te nemen in verband met zijn fulltime baan.
De rechtbank stelt voorop dat de moeder de beschikking van de rechtbank waarbij haar geen vervangende toestemming is verleend om met [minderjarige] naar [toekomstige woonpl. X] te verhuizen dient na te leven. Mocht de moeder zelf – zonder [minderjarige] – naar [toekomstige woonpl. X] verhuizen, dan zal deze beslissing grote gevolgen hebben voor de zorgregeling van [minderjarige] . Partijen zullen in die situatie met elkaar in overleg moeten treden over een wijziging van die zorgregeling en de mogelijkheid tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . Dit vraagt een nadere beschouwing. De rechtbank acht het niet in het belang van [minderjarige] om voor dat geval nu al op voorhand de hoofdverblijfplaats te wijzigen. Temeer, omdat onduidelijk of en zo ja, op welke wijze, de vader in dat geval in staat is om de hoofdopvoeder van [minderjarige] in [woonplaats X en Y] te worden in verband met zijn fulltime baan in [plaatsnaam werk Y] en het reizen naar het buitenland en welke zorgregeling met de moeder in [toekomstige woonpl. X] mogelijk is.
Omdat onduidelijk is of de moeder zonder [minderjarige] ook naar [toekomstige woonpl. X] zal verhuizen, acht de rechtbank de voorwaardelijke verzoeken van de vader bovendien prematuur.
De voorwaardelijke verzoeken van de vader worden dan ook afgewezen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de moeder;
wijst af de (voorwaardelijk tegen)verzoeken van de vader;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M. Boone, H. Wien en L. Koper, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Lagerwerf als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2020.