3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1
[benadeelde 1] heeft in haar aangifte van woensdag 22 mei 2019 verklaard dat zij sinds 1 januari werd mishandeld door haar vriend, [verdachte] . Zij heeft verklaard dat zij een dag daarvoor (de rechtbank begrijpt: op 21 mei 2019) door hem is geslagen en in haar schaamstreek is geschopt. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 21 mei 2019 door de verdachte is verkracht in de slaapkamer en in de woonkamer op de bank. Hij heeft haar daarbij bedreigd door een schaar en een hakmes bij haar nek te houden, aldus aangeefster.
Op 24 mei 2019 is [benadeelde 1] nogmaals als aangeefster gehoord. Zij heeft verklaard dat zij sinds 8 januari (de rechtbank begrijpt: 2019) een relatie heeft met de verdachte en dat hij bij haar in haar woning te Den Haag is gaan wonen. Na twee weken werd de verdachte agressief en ging hij haar mishandelen, aldus aangeefster. Zij heeft verklaard dat zij woensdag (22 mei 2019) in het ziekenhuis is geweest nadat het op dinsdag (21 mei 2019) om één of twee uur in de nacht fout is gegaan. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar handen vastpakte, aan haar haren trok en een hakmes pakte dat hij neerlegde op de salontafel. Hij zei: “ik vermoord je dalijk” en begon aan haar lijf te trekken. Aangeefster zei “niet doen”, maar de verdachte bleef doorgaan. Zij was bang. De verdachte heeft aangeefster overal geslagen, ook met zijn vuisten. Haar nachtjapon is kapotgescheurd. De verdachte heeft aangeefster op de bank gegooid en heeft zijn penis in de vagina van [benadeelde 1] gebracht. Vervolgens heeft de verdachte aangeefster met kracht omgedraaid en heeft hij zijn penis in haar anus gebracht. Aangeefster heeft verklaard dat zij na het gebeuren overal pijn en blauwe plekken had en dat er bloed was op de vloer en in haar mond.
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben op 22 mei 2019 aangeefster in haar woning gezien. Zij zagen dat haar ogen rondom blauw waren en dat er vlak boven haar wenkbrauwen een dikke bult zat, waar omheen de huid rood en blauw was. Aangeefster heeft toen tegen verbalisanten verklaard dat zij aangifte wilde doen van mishandeling en dat zij ook was verkracht. Aangeefster is met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd voor medisch onderzoek.
In het ziekenhuis heeft aangeefster tegen verbalisant [verbalisant 3] verklaard dat de verdachte op 21 mei 2019 erg boos werd, haar jurk los scheurde, haar beetpakte, op de bank gooide en haar handen vasthield. Aangeefster riep “niet doen, hou op”, maar de verdachte stopte niet. Hij zei dat hij haar hoofd eraf zou hakken met een hakmes als zij niet mee zou werken. De verdachte drong vervolgens haar vagina binnen met zijn penis. Hij pakte haar daarna bij haar billen en drong binnen in haar kont, terwijl aangeefster aangaf dat zij dit echt niet wilde.Tegen [verbalisant 4] heeft aangeefster in het ziekenhuis ook verklaard over wat haar was overkomen. Zij was daarbij erg emotioneel, vooral wanneer zij over de verdachte sprak.
In het informatief gesprek zeden dat aangeefster met de politie heeft gevoerd, heeft zij verklaard dat zij op 21 mei 2019 tegen haar wil zowel vaginaal als anaal is gepenetreerd door de verdachte.
Op 22 mei 2019 heeft in het ziekenhuis een forensisch medisch onderzoek plaatsgevonden bij aangeefster, waarbij bloeduitstortingen zijn waargenomen in het gezicht, op de bovenarmen en op het been.
In de woning van aangeefster is op 22 mei 2019 een rode nachtjapon aangetroffen met scheuren die fotografisch zijn vastgelegd.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 10 februari 2020 heeft aangeefster verklaard dat zij na het incident van 21 mei 2019 heel bang, in de war en verdrietig was.
Zij heeft verklaard dat haar blauwe plekken, te zien op een foto gemaakt op 22 mei 2019, zijn gekomen van die ene keer tegen haar wil. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op 21 mei 2019 had gedronken en erg kwaad was. Hij heeft haar geslagen en op de bank geduwd. De verdachte heeft haar toen gedwongen om seks te hebben, zowel vaginaal als anaal. Aangeefster heeft hem gezegd dat zij het niet wilde. De verdachte heeft dingen geroepen als “ik sla je” en dat hij haar hoofd eraf zou hakken met een hakmes. Ook heeft hij aangeefster geschopt en geslagen en heeft hij een hakbijl tegen haar nek aangehouden. Aangeefster heeft verklaard dat je kunt zeggen dat zij nog steeds een relatie heeft met de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 mei 2019 vaginale en anale seks heeft gehad met aangeefster [benadeelde 1] .
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft ontkend dat hij [benadeelde 1] heeft verkracht. Hij heeft verklaard dat de seks die hij met aangeefster heeft gehad, niet tegen haar wil was. Hij heeft verklaard dat aangeefster zei dat zij seks wilde, ook anaal, en dat hij geen geweld of bedreiging heeft gebruikt bij de seks. De verdachte heeft verklaard dat aangeefster [benadeelde 1] zijn partner is en dat zij hem bezoekt in de P.I., ook zonder toezicht.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken aangezien het enige bewijs bestaat uit verklaringen van aangeefster en er geen steunbewijs voorhanden is. Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn, gelet op haar psychische gesteldheid en omdat zij onder invloed van alcohol was, en omdat zij wisselende verklaringen heeft afgelegd.
De rechtbank overweegt dat [benadeelde 1] een uitgebreide verklaring heeft afgelegd over hetgeen op 21 mei 2019 heeft plaatsgevonden. De verklaringen die zij op verschillende momenten op 22 mei 2019 heeft afgelegd tegen verschillende verbalisanten zijn consistent en zeer gedetailleerd. De verklaring van [benadeelde 1] wordt voorts op belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe dat er foto’s zijn van het letsel van [benadeelde 1] en dat dit letsel bij forensisch medisch onderzoek is waargenomen. Bovendien is dit letsel door verbalisanten en door de dochter van aangeefster waargenomen. De verklaring van [benadeelde 1] dat de verdachte haar nachtjapon kapot heeft gescheurd, wordt ondersteund door foto’s van haar gescheurde nachtjapon. Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster opnieuw over de feitelijke handelingen verklaard, waarbij zij haar eerdere verklaring bij de politie heeft herhaald dan wel bevestigd.
De rechtbank acht de verklaringen van [benadeelde 1] dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Voor zover aangeefster bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij hetgeen op 21 mei 2019 heeft plaatsgevonden geen verkrachting wil noemen, overweegt de rechtbank het volgende. De raadsvrouw van aangeefster heeft bij haar toelichting op de vordering benadeelde partij aangegeven dat bij aangeefster sprake is van meervoudige problematiek en dat zij lichamelijk en geestelijk niet sterk is. Uit het feit dat zij de verdachte bezoekt in de P.I., ook zonder toezicht, en geld naar hem overmaakt, blijkt hoe kwetsbaar zij is, juist voor de persoon van de verdachte. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het feit dat aangeefster bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij het gebeuren op 21 mei 2019 geen verkrachting wil noemen, waarbij – wellicht ten overvloede – wordt opgemerkt dat de kwalificatie hiervan aan de rechtbank is.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte schuldig is aan de onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting.
Ten aanzien van feit 2
In haar verhoor als aangeefster op 1 juni 2019 heeft [benadeelde 1] tegen de politie verklaard dat zij op 30 mei 2019 ook door de verdachte is verkracht.
Tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris op 10 februari 2020 is aangeefster op haar eerdere belastende verklaring bij de politie teruggekomen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de terugtrekkende verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris, zich onvoldoende steunbewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het hem onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3
[benadeelde 2] heeft op 3 mei 2019 aangifte gedaan van bedreiging door de vriend van haar moeder (hierna: de verdachte). Zij heeft verklaard dat de verdachte op 3 mei 2019 belde en dat zij de telefoon opnam. De verdachte zei op een gegeven moment tegen haar: “Ik ga je dood schieten, ik pak een AK, je gaat zien”, of woorden van gelijke strekking. Door deze uitspraken voelde [benadeelde 2] zich bedreigd en is zij bang. [benadeelde 2] hoorde aan de telefoon haar moeder en de verdachte, die volgens haar al heel lang ruzie hebben, ruzie maken en schreeuwen. [benadeelde 2] heeft een deel van het telefoongesprek opgenomen en het geluidsbestand naar de politie gestuurd.
[verbalisant 5] heeft de geluidsopname van het telefoongesprek van [benadeelde 2] met de verdachte beluisterd. Hierop is onder andere te horen dat de verdachte het volgende zegt: “Luister, [benadeelde 2] , ik zet dadelijk een AK tje op je kop he.”, “Uit je eigen huis stuur ik mensen effe naar jou. Ik ga jou even laten voelen. Als grapje voor de grap gaat heel die heel huis. Waar jij nu bent. Ga even een granaatje gooien.” en “Dat jij door mijn handen wordt vermoord.” en “Ik gooi een granaat voor jou.”.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat de verdachte haar dochter telefonisch heeft bedreigd. Zij heeft verklaard dat hij zei dat hij een AKA machine geweer heeft en haar zou doorzeven.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat de verdachte haar dochter heeft bedreigd en dat zij alles heeft opgenomen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet kan worden gesteld dat bij aangeefster naar objectieve maatstaven een redelijke vrees kon ontstaan dat zij daadwerkelijk het leven zou verliezen dan wel zou worden mishandeld en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Bovendien kan het niet zo zijn dat elke onbeheerste uiting van woede, enkel vanwege de laakbare woordkeus, kan worden aangemerkt als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte bij aangeefster heeft aangekondigd dat hij haar iets aan zou gaan doen. Aangeefster heeft verklaard dat zij zich bedreigd voelde en bang was. Uit het dossier blijkt dat de moeder van aangeefster in haar relatie met de verdachte slachtoffer was van huiselijk geweld. Aannemelijk is dat aangeefster daar ten tijde van het telefoongesprek van op de hoogte was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bedreigingen van dien aard waren en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden.
Gezien het voorgaande en op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 3 ten laste gelegde bedreiging.