ECLI:NL:RBDHA:2020:2172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
09/837200-19, 09/819415-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van partner met geweld en bedreiging

Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn partner heeft verkracht en haar heeft bedreigd. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere geweldsdelicten tegen zijn levensgezel, aangeduid als [benadeelde 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 mei 2019, door middel van geweld en bedreiging, [benadeelde 1] heeft gedwongen tot seksueel binnendringen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de verdachte op 30 mei 2019 [benadeelde 1] opnieuw heeft verkracht, maar deze beschuldiging werd niet bewezen door onvoldoende steunbewijs. Daarnaast heeft de verdachte op 2 mei 2019 de dochter van [benadeelde 1], aangeduid als [benadeelde 2], bedreigd met de dood. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en heeft een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 5.000 toegewezen, alsook de wettelijke rente vanaf de datum van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.000, met een gijzeling van 60 dagen als hij niet betaalt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tweede tenlastelegging wegens gebrek aan bewijs.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/837200-19 en 09/819415-16 (tul)
Datum uitspraak: 13 maart 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
thans gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 september 2019 (pro forma),
2 december 2019 (pro forma) en 28 februari 2020 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. van den Heuvel en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. A.B.M. Nohl naar voren is gebracht.
Namens de [benadeelde 1] is haar raadsvrouw mr. L.A.M.G. Wellen
verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2019 te 's-Gravenhage door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [benadeelde 1] , te weten
- het (met kracht) duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina
en/of de anus van die [benadeelde 1] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- de handen van die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en/of
- aan de haren van die [benadeelde 1] heeft getrokken en/of
- een (hak)mes heeft gepakt en/of heeft neergelegd op de salontafel en/of
- die hakmes en/of een schaar tegen de nek van die [benadeelde 1] heeft geduwd en/of
- aan het lichaam van die [benadeelde 1] heeft getrokken en/of
- die [benadeelde 1] heeft geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- een nachtjapon van die [benadeelde 1] kapot heeft gescheurd en/of
- die [benadeelde 1] op de bank heeft gegooid en/of
- die [benadeelde 1] (met kracht) heeft omgedraaid en/of
- die [benadeelde 1] de woorden heeft toegevoegd: 'ik vermoord je dalijk', althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- zijn, verdachtes, penis (met kracht) heeft geduwd/gebracht in de vagina
en/of anus van die [benadeelde 1] ,
en (aldus) voor die [benadeelde 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 mei 2019 te 's-Gravenhage
zijn levensgezel, [benadeelde 1] ,
heeft mishandeld door
- aan de haren van die [benadeelde 1] te trekken en/of
- die [benadeelde 1] te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen;
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2019 te 's-Gravenhage door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [benadeelde 1] , te weten
- het (met kracht) duwen/brengen van zijn verdachtes, penis en/of een of meer
vingers in de vagina van die [benadeelde 1] en/of
- het (met kracht( duwen/brengen van zijn verdachtes, penis in de anus van die
[benadeelde 1] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [benadeelde 1] in haar slaapkamer heeft geduwd en/of
- de (boven)armen van die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en/of
- een of meerdere kledingstukken van die [benadeelde 1] heeft uitgetrokken en/of
- die [benadeelde 1] op bed heeft geduwd en/of
- een (hak)mes tegen de keel van die [benadeelde 1] gehouden en/of dit (hak)mes op een
(hoofd)kussen (naast het hoofd van die [benadeelde 1] ) heeft gelegd en/of
- die [benadeelde 1] bij de keel heeft vastgepakt en/of
- aan de haren van die [benadeelde 1] heeft getrokken en/of
- de armen van die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en/of
- zijn, verdachtes, penis en/of een of meerdere vingers in de vagina van die
[benadeelde 1] heeft geduwd/gebracht en/of
- die [benadeelde 1] heeft omgedraaid op haar buik en/of
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [benadeelde 1] heeft geduwd/gebracht en/of
- een knie in de buik van die [benadeelde 1] heeft geduwd en/of
- die [benadeelde 1] heeft geslagen/gestompt en/of
- die [benadeelde 1] de woorden heeft toegevoegd: 'ik ga je dood maken', althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
en (aldus) voor die [benadeelde 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2019 te 's-Gravenhage
zijn levensgezel, [benadeelde 1] ,
heeft mishandeld door
- die [benadeelde 1] bij de keel vast te pakken en/of
- aan de haren van die [benadeelde 1] te trekken en/of
- een knie in de buik van die [benadeelde 1] te duwen en/of
- die [benadeelde 1] te slaan/stompen;
3.
hij op of omstreeks 02 mei 2019 te 's-Gravenhage
[benadeelde 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [benadeelde 2] (via een telefoon) dreigend de woorden toe te voegen:
- ' ik ga je dood schieten, ik pak een AK, je gaat zien' en/of
- ' Luister, [benadeelde 2] , ik zet dadelijk een AK tje op je kop he.' en/of
- ' Uit je eigen huis stuur ik mensen effe naar jou. Ik ga jou even laten
voelen. Als grapje voor de grap gaat heel die heel huis. Waar jij nu bent. Ga
even een granaatje gooien.' en/of
- ' Dat jij door mijn handen wordt vermoord.' en/of
- ' Ik gooi een hand granaat voor jou.',
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – op gronden zoals verwoord in haar pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw betoogd dat geen sprake is van bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 1
[benadeelde 1] heeft in haar aangifte van woensdag 22 mei 2019 verklaard dat zij sinds 1 januari werd mishandeld door haar vriend, [verdachte] . Zij heeft verklaard dat zij een dag daarvoor (de rechtbank begrijpt: op 21 mei 2019) door hem is geslagen en in haar schaamstreek is geschopt. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 21 mei 2019 door de verdachte is verkracht in de slaapkamer en in de woonkamer op de bank. Hij heeft haar daarbij bedreigd door een schaar en een hakmes bij haar nek te houden, aldus aangeefster. [2]
Op 24 mei 2019 is [benadeelde 1] nogmaals als aangeefster gehoord. Zij heeft verklaard dat zij sinds 8 januari (de rechtbank begrijpt: 2019) een relatie heeft met de verdachte en dat hij bij haar in haar woning te Den Haag is gaan wonen. Na twee weken werd de verdachte agressief en ging hij haar mishandelen, aldus aangeefster. Zij heeft verklaard dat zij woensdag (22 mei 2019) in het ziekenhuis is geweest nadat het op dinsdag (21 mei 2019) om één of twee uur in de nacht fout is gegaan. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar handen vastpakte, aan haar haren trok en een hakmes pakte dat hij neerlegde op de salontafel. Hij zei: “ik vermoord je dalijk” en begon aan haar lijf te trekken. Aangeefster zei “niet doen”, maar de verdachte bleef doorgaan. Zij was bang. De verdachte heeft aangeefster overal geslagen, ook met zijn vuisten. Haar nachtjapon is kapotgescheurd. De verdachte heeft aangeefster op de bank gegooid en heeft zijn penis in de vagina van [benadeelde 1] gebracht. Vervolgens heeft de verdachte aangeefster met kracht omgedraaid en heeft hij zijn penis in haar anus gebracht. Aangeefster heeft verklaard dat zij na het gebeuren overal pijn en blauwe plekken had en dat er bloed was op de vloer en in haar mond. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben op 22 mei 2019 aangeefster in haar woning gezien. Zij zagen dat haar ogen rondom blauw waren en dat er vlak boven haar wenkbrauwen een dikke bult zat, waar omheen de huid rood en blauw was. Aangeefster heeft toen tegen verbalisanten verklaard dat zij aangifte wilde doen van mishandeling en dat zij ook was verkracht. Aangeefster is met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd voor medisch onderzoek. [4]
In het ziekenhuis heeft aangeefster tegen verbalisant [verbalisant 3] verklaard dat de verdachte op 21 mei 2019 erg boos werd, haar jurk los scheurde, haar beetpakte, op de bank gooide en haar handen vasthield. Aangeefster riep “niet doen, hou op”, maar de verdachte stopte niet. Hij zei dat hij haar hoofd eraf zou hakken met een hakmes als zij niet mee zou werken. De verdachte drong vervolgens haar vagina binnen met zijn penis. Hij pakte haar daarna bij haar billen en drong binnen in haar kont, terwijl aangeefster aangaf dat zij dit echt niet wilde. [5] Tegen [verbalisant 4] heeft aangeefster in het ziekenhuis ook verklaard over wat haar was overkomen. Zij was daarbij erg emotioneel, vooral wanneer zij over de verdachte sprak. [6]
In het informatief gesprek zeden dat aangeefster met de politie heeft gevoerd, heeft zij verklaard dat zij op 21 mei 2019 tegen haar wil zowel vaginaal als anaal is gepenetreerd door de verdachte. [7]
Op 22 mei 2019 heeft in het ziekenhuis een forensisch medisch onderzoek plaatsgevonden bij aangeefster, waarbij bloeduitstortingen zijn waargenomen in het gezicht, op de bovenarmen en op het been. [8]
In de woning van aangeefster is op 22 mei 2019 een rode nachtjapon aangetroffen met scheuren die fotografisch zijn vastgelegd. [9] [10]
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 10 februari 2020 heeft aangeefster verklaard dat zij na het incident van 21 mei 2019 heel bang, in de war en verdrietig was.
Zij heeft verklaard dat haar blauwe plekken, te zien op een foto gemaakt op 22 mei 2019, zijn gekomen van die ene keer tegen haar wil. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op 21 mei 2019 had gedronken en erg kwaad was. Hij heeft haar geslagen en op de bank geduwd. De verdachte heeft haar toen gedwongen om seks te hebben, zowel vaginaal als anaal. Aangeefster heeft hem gezegd dat zij het niet wilde. De verdachte heeft dingen geroepen als “ik sla je” en dat hij haar hoofd eraf zou hakken met een hakmes. Ook heeft hij aangeefster geschopt en geslagen en heeft hij een hakbijl tegen haar nek aangehouden. Aangeefster heeft verklaard dat je kunt zeggen dat zij nog steeds een relatie heeft met de verdachte. [11]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 mei 2019 vaginale en anale seks heeft gehad met aangeefster [benadeelde 1] . [12]
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft ontkend dat hij [benadeelde 1] heeft verkracht. Hij heeft verklaard dat de seks die hij met aangeefster heeft gehad, niet tegen haar wil was. Hij heeft verklaard dat aangeefster zei dat zij seks wilde, ook anaal, en dat hij geen geweld of bedreiging heeft gebruikt bij de seks. De verdachte heeft verklaard dat aangeefster [benadeelde 1] zijn partner is en dat zij hem bezoekt in de P.I., ook zonder toezicht.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken aangezien het enige bewijs bestaat uit verklaringen van aangeefster en er geen steunbewijs voorhanden is. Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn, gelet op haar psychische gesteldheid en omdat zij onder invloed van alcohol was, en omdat zij wisselende verklaringen heeft afgelegd.
De rechtbank overweegt dat [benadeelde 1] een uitgebreide verklaring heeft afgelegd over hetgeen op 21 mei 2019 heeft plaatsgevonden. De verklaringen die zij op verschillende momenten op 22 mei 2019 heeft afgelegd tegen verschillende verbalisanten zijn consistent en zeer gedetailleerd. De verklaring van [benadeelde 1] wordt voorts op belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe dat er foto’s zijn van het letsel van [benadeelde 1] en dat dit letsel bij forensisch medisch onderzoek is waargenomen. Bovendien is dit letsel door verbalisanten en door de dochter van aangeefster waargenomen. De verklaring van [benadeelde 1] dat de verdachte haar nachtjapon kapot heeft gescheurd, wordt ondersteund door foto’s van haar gescheurde nachtjapon. Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster opnieuw over de feitelijke handelingen verklaard, waarbij zij haar eerdere verklaring bij de politie heeft herhaald dan wel bevestigd.
De rechtbank acht de verklaringen van [benadeelde 1] dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Voor zover aangeefster bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij hetgeen op 21 mei 2019 heeft plaatsgevonden geen verkrachting wil noemen, overweegt de rechtbank het volgende. De raadsvrouw van aangeefster heeft bij haar toelichting op de vordering benadeelde partij aangegeven dat bij aangeefster sprake is van meervoudige problematiek en dat zij lichamelijk en geestelijk niet sterk is. Uit het feit dat zij de verdachte bezoekt in de P.I., ook zonder toezicht, en geld naar hem overmaakt, blijkt hoe kwetsbaar zij is, juist voor de persoon van de verdachte. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het feit dat aangeefster bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij het gebeuren op 21 mei 2019 geen verkrachting wil noemen, waarbij – wellicht ten overvloede – wordt opgemerkt dat de kwalificatie hiervan aan de rechtbank is.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte schuldig is aan de onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting.
Ten aanzien van feit 2
In haar verhoor als aangeefster op 1 juni 2019 heeft [benadeelde 1] tegen de politie verklaard dat zij op 30 mei 2019 ook door de verdachte is verkracht.
Tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris op 10 februari 2020 is aangeefster op haar eerdere belastende verklaring bij de politie teruggekomen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de terugtrekkende verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris, zich onvoldoende steunbewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het hem onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3
[benadeelde 2] heeft op 3 mei 2019 aangifte gedaan van bedreiging door de vriend van haar moeder (hierna: de verdachte). Zij heeft verklaard dat de verdachte op 3 mei 2019 belde en dat zij de telefoon opnam. De verdachte zei op een gegeven moment tegen haar: “Ik ga je dood schieten, ik pak een AK, je gaat zien”, of woorden van gelijke strekking. Door deze uitspraken voelde [benadeelde 2] zich bedreigd en is zij bang. [benadeelde 2] hoorde aan de telefoon haar moeder en de verdachte, die volgens haar al heel lang ruzie hebben, ruzie maken en schreeuwen. [benadeelde 2] heeft een deel van het telefoongesprek opgenomen en het geluidsbestand naar de politie gestuurd. [13]
[verbalisant 5] heeft de geluidsopname van het telefoongesprek van [benadeelde 2] met de verdachte beluisterd. Hierop is onder andere te horen dat de verdachte het volgende zegt: “Luister, [benadeelde 2] , ik zet dadelijk een AK tje op je kop he.”, “Uit je eigen huis stuur ik mensen effe naar jou. Ik ga jou even laten voelen. Als grapje voor de grap gaat heel die heel huis. Waar jij nu bent. Ga even een granaatje gooien.” en “Dat jij door mijn handen wordt vermoord.” en “Ik gooi een granaat voor jou.”. [14]
[benadeelde 1] heeft verklaard dat de verdachte haar dochter telefonisch heeft bedreigd. Zij heeft verklaard dat hij zei dat hij een AKA machine geweer heeft en haar zou doorzeven. [15]
[benadeelde 1] heeft verklaard dat de verdachte haar dochter heeft bedreigd en dat zij alles heeft opgenomen. [16]
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet kan worden gesteld dat bij aangeefster naar objectieve maatstaven een redelijke vrees kon ontstaan dat zij daadwerkelijk het leven zou verliezen dan wel zou worden mishandeld en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Bovendien kan het niet zo zijn dat elke onbeheerste uiting van woede, enkel vanwege de laakbare woordkeus, kan worden aangemerkt als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte bij aangeefster heeft aangekondigd dat hij haar iets aan zou gaan doen. Aangeefster heeft verklaard dat zij zich bedreigd voelde en bang was. Uit het dossier blijkt dat de moeder van aangeefster in haar relatie met de verdachte slachtoffer was van huiselijk geweld. Aannemelijk is dat aangeefster daar ten tijde van het telefoongesprek van op de hoogte was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bedreigingen van dien aard waren en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden.
Gezien het voorgaande en op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 3 ten laste gelegde bedreiging.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 21 mei 2019 te 's-Gravenhage door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten
- het (met kracht) duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en de anus van die [benadeelde 1] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat
deverdachte
- de handen van die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en
- aan de haren van die [benadeelde 1] heeft getrokken en
- een (hak)mes heeft gepakt en heeft neergelegd op de salontafel en
- d
athakmes en een schaar tegen de nek van die [benadeelde 1] heeft geduwd en
- aan het lichaam van die [benadeelde 1] heeft getrokken en
- die [benadeelde 1] heeft geslagen/gestompt en getrapt/geschopt en
- een nachtjapon van die [benadeelde 1] kapot heeft gescheurd en
- die [benadeelde 1] op de bank heeft gegooid en
- die [benadeelde 1] (met kracht) heeft omgedraaid en
- die [benadeelde 1] de woorden heeft toegevoegd: 'ik vermoord je dalijk', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- zijn, verdachtes, penis (met kracht) heeft geduwd/gebracht in de vagina en anus van die [benadeelde 1] ,
en (aldus) voor die [benadeelde 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op 02 mei 2019 te ’s-Gravenhage [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 2] (via een telefoon) dreigend de woorden toe te voegen:
- ' ik ga je dood schieten, ik pak een AK, je gaat zien' en
- ' Luister, [benadeelde 2] , ik zet dadelijk een AK tje op je kop he.' en
- ' Uit je eigen huis stuur ik mensen effe naar jou. Ik ga jou even laten voelen. Als grapje voor de grap gaat heel die heel huis. Waar jij nu bent. Ga even een granaatje gooien.' en
- ' Dat jij door mijn handen wordt vermoord.' en
- ' Ik gooi een hand granaat voor jou.',
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van straf en/of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging wordt opgelegd. De officier van justitie heeft hierbij uitdrukkelijk verzocht om, gelet op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht vast te stellen dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de TBS niet is beperkt tot de duur van 4 jaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht niet over te gaan tot TBS met dwangverpleging, maar te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest dan wel een gedeeltelijk voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn (ex-)vriendin. Hij verkeerde daarbij onder invloed van alcohol. Ondanks haar verbale verzet dwong de verdachte aangeefster tot seks en mishandelde haar daarbij. Het slachtoffer was bang voor hem. De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit alles vond plaats in de woning van het slachtoffer. De verdachte heeft hiermee een onveilige en bedreigende leefomgeving geschapen in haar woning, de plaats waar zij zich juist veilig zou moeten kunnen voelen. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten daarvan nog lange tijd ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden.
Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van de dochter van zijn (ex-)vriendin. Hij heeft haar telefonisch met de dood bedreigd, waardoor zij bang is geworden.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan. De verdachte heeft niet laten blijken dat hij het laakbare van zijn gedrag inziet.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte, gedateerd 23 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsfeiten. Hij is minstens zesmaal veroordeeld voor huiselijk geweld en meerdere malen voor mishandeling. Deze veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia-onderzoek van de verdachte van
12 december 2019. De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek door de psychiater drs. [naam 1] en de psycholoog drs. [naam 2] . De psychiater en de psycholoog achten onderzoek naar de persoon van de verdachte noodzakelijk, gezien de ernst van het ten laste gelegde, het uitgebreide strafblad van de verdachte, het uitblijven van voldoende effect van reclasseringstoezicht en de aanwijzingen voor alcoholproblematiek. De deskundigen adviseren een observatieplaatsing in het Pieter Baan Centrum (PBC) op de afdeling voor weigerende observandi. Indien de verdachte ook bij het PBC zijn medewerking zal weigeren, kan wellicht door middel van milieuonderzoek en observatie een deel van de vragen over de persoon van de verdachte worden beantwoord, aldus de deskundigen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 31 december 2019 dat ten behoeve van de verdachte is opgemaakt door [naam 3] van GGZ Fivoor Den Haag. De reclassering is van mening dat de verdachte onvoldoende zelfredzaam is om zijn leven zelfstandig op orde te krijgen. Het is niet gelukt om de verdachte zelfstandig of in een minder dwingend behandelkader abstinent te krijgen van alcohol. De reclassering geeft aan dat er een patroon waarneembaar is tussen het alcoholgebruik van de verdachte en zijn geweldsdelicten. Het geweld lijkt, gezien zijn uittreksel justitiële documentatie, alleen maar toe te nemen, aldus de reclassering. Een intensief begeleidings- en behandeltraject is geïndiceerd, waarbij een langdurige klinische behandeling gewaarborgd dient te zijn. Een verplicht reclasseringscontact is, gezien het eerdere verloop van dergelijke contacten en het vrijwillige karakter hiervan, een gepasseerd station; wanneer de verdachte de kliniek wil verlaten mag hij hierin niet worden tegengehouden. Hij dient dan ‘slechts’ zijn voorwaardelijke straf uit te zitten, waardoor hij wederom onbehandeld terugkeert in de maatschappij en geen sprake is van een gedragsverandering / beïnvloeding van het recidiverisico.
De reclassering acht het noodzakelijk om de mogelijkheden aangaande TBS met voorwaarden te onderzoeken, maar dit blijft een onbespreekbaar punt voor de verdachte. Een strikt justitieel kader zou passend zijn en een onderzoek naar de haalbaarheid wenselijk. Maar zonder zijn medewerking zal dit mogelijk leiden tot een advies TBS met dwangverpleging, aldus de reclassering.
De reclassering adviseert om, indien geen van bovenstaande opties mogelijk is, de verdachte onvoorwaardelijk af te straffen en daarbij de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking op te leggen. De rechtbank kan, als zij een zedendelinquent veroordeelt tot een gevangenisstraf daarnaast ook deze maatregel opleggen. Deze maatregel biedt de mogelijkheid om zo lang als nodig is toezicht te kunnen houden op plegers van zeer ernstige misdrijven.
Straf en/of maatregel
De rechtbank stelt voorop dat gegeven de ernst van de door verdachte begane feiten slechts oplegging van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt in aanmerking komt. Bij het bepalen van de straf dient de rechtbank echter rekening te houden met de doelen die door oplegging van straf worden gediend, te weten vergelding, generale en speciale preventie en het voorkomen van recidive. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak het voorkomen van recidive van cruciaal en zwaarwegend belang is. Dit is ook in het belang van aangeefster van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Om dit te kunnen bewerkstelligen hecht de rechtbank veel waarde aan oplegging van een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding. Dit betekent dat verdachte zich na detentie aan vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregelen dient te houden. Na het uitzitten van de gevangenisstraf moet verdachte zich conformeren aan het langdurige toezicht van de reclassering, opdat het risico op herhaling van geweldsdelicten wordt geminimaliseerd. De rechtbank weegt oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr mee in het bepalen van de hoogte van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Na het ondergaan van zijn gevangenisstraf zal verdachte immers de maatregel van gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking opnieuw als belastend ervaren.
Aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Dit is een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en op dit strafbare feit is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier of meer jaren gesteld.
Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen.
De rechtbank zal juist daarom de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking opleggen. De rechtbank merkt daarbij op dat de voorwaarden bij deze maatregel op grond van de artikelen 6:6:23a en 6:6:23b van het Wetboek van Strafvordering worden bepaald door de rechtbank die op vordering van het OM de tenuitvoerlegging van de maatregel te zijner tijd – na de detentie van verdachte – gelast.
De rechtbank zal niet de door de officier van justitie gevorderde maatregel van TBS met voorwaarden opleggen, nu de rechtbank niet over rapportage beschikt waaruit blijkt dat de verdachte niet of verminderd toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank heeft een contactverbod met het slachtoffer [benadeelde 1] overwogen, maar zal dit niet opleggen, nu dit niet is gevorderd door de officier van justitie. Bij de strafmodaliteit waarvoor de rechtbank heeft gekozen kan een contactverbod worden toegevoegd aan de bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden is en dat aan de verdachte een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding zal worden opgelegd.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.519,19.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van het smartengeld heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.000, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.000, subsidiair 60 dagen gijzeling ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 1] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De verdediging heeft meer subsidiair verzocht de vordering voor wat betreft de post immateriële schade af te wijzen omdat de benadeelde partij onvoldoende concrete gegevens heeft aangevoerd waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ambulancekosten, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade is de vordering voldoende onderbouwd namens de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 5.000.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 21 mei 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte voor het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.000, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening,
ten behoeve van [benadeelde 1] .

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf opgelegd bij vonnis van de politierechter
d.d. 6 maart 2017, te weten gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 26 juli 2019 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 6 maart 2017, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 38z, 57, 242 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij rechtens golden dan wel gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
verkrachting;
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
42(
tweeënveertig)
maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt aan de verdachte op de
maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 5.000 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 mei 2019 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 mei 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 6 maart 2017, gewezen onder parketnummer 09/819415-16, te weten
gevangenisstrafvoor de duur van
50(
vijftig)
dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Schaaf, voorzitter,
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, rechter,
mr. B.F.M. Klappe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 maart 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 001 t/m 169).
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 44.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, blz. 90 – 98.
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 34 – 35.
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 42.
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 47 – 48.
7.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, blz. 50.
8.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, blz. 52 en 62.
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 77.
10.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, blz. 101 – 111.
11.Proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 1] bij de rechter-commissaris,10 februari 2020.
12.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
13.Proces-verbaal van aangifte, blz. 162 – 163.
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 168 – 169.
15.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, blz. 98.
16.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, blz. 123.