ECLI:NL:RBDHA:2020:2145
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs na rijden onder invloed van amfetamine
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard zag. Het rijbewijs was ongeldig verklaard door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) op basis van een verdenking van rijden onder invloed van amfetamine. De verzoeker had op 5 maart 2019 gereden onder invloed van deze stof, wat bevestigd werd door bloedonderzoek. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk als monteur.
De voorzieningenrechter overwoog dat de psychiater, die de verzoeker had onderzocht, tot de conclusie was gekomen dat er sprake was van drugsmisbruik, maar dat de verzoeker na 5 maart 2019 was gestopt met het gebruik van amfetamine. De voorzieningenrechter oordeelde dat de psychiater zijn conclusies voldoende had gemotiveerd en dat er geen reden was om aan de zorgvuldigheid van het onderzoek te twijfelen. De verzoeker had zijn beroep op de onschuldpresumptie ingetrokken, omdat hij eerder was veroordeeld in een strafrechtelijke procedure.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen redenen zag om het besluit van het CBR om het rijbewijs ongeldig te verklaren niet te handhaven. De verzoeker kan na een jaar zonder drugsmisbruik een nieuwe medische keuring aanvragen, waarna zijn rijbewijs mogelijk weer geldig kan worden verklaard.