ECLI:NL:RBDHA:2020:2137
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake BPM-heffing voor Audi RS6
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de heffing van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor de registratie van een Audi RS6. Eiseres had op 7 februari 2018 een bezwaarschrift ingediend tegen de voldoening van BPM, maar verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Eiseres stelde dat het bezwaarschrift op 23 februari 2018 door verweerder was ontvangen, maar dat de poststempel foutief was, omdat verweerder stelselmatig poststukken pas twee weken na ontvangst afstempelt. De rechtbank oordeelde dat de doorzendplicht van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing was, omdat eiseres bewust stukken naar een niet bevoegde instantie had gestuurd. De rechtbank ging voorbij aan de stelling van eiseres dat verweerder stelselmatig ontkent stukken te hebben ontvangen, omdat deze niet met bewijs was onderbouwd.
Daarnaast verzocht eiseres om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelde vast dat de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk meer dan twee jaar had geduurd, wat een overschrijding van de redelijke termijn betekende. Eiseres kreeg een schadevergoeding van € 500 toegewezen, te vergoeden door verweerder. De rechtbank veroordeelde verweerder ook in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.