ECLI:NL:RBDHA:2020:2128
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing mvv-aanvraag en beoordeling van afhankelijkheidsrelatie
Op 6 februari 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. N. Vollebergh, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda. Eiseres had een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend, met als doel verblijf bij haar dochter, referent. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, en het daartegen ingediende bezwaar werd ook ongegrond verklaard. Eiseres heeft eerder een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, maar de staatssecretaris heeft opnieuw de bezwaren ongegrond verklaard, met als argument dat er geen sprake was van een 'meer dan gebruikelijke (emotionele) afhankelijkheidsrelatie' tussen eiseres en referent, wat vereist is voor het bestaan van familieleven onder artikel 8 van het EVRM.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, waaronder haar medische situatie en de zorg die zij nodig heeft. Eiseres stelde dat haar dochter haar financieel ondersteunt en dat de zorg die zij ontvangt niet toereikend is. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat er geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven was, omdat de benodigde zorg ook door anderen kan worden verleend. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet gehouden was om nader onderzoek te doen naar de familierechtelijke relatie, aangezien niet aan alle voorwaarden voor gezinshereniging werd voldaan. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.