In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2020, is de bevoegdheid van de Nederlandse rechter aan de orde in een geschil tussen een vrouw en een man, beiden woonachtig in Spanje, over de verevening van pensioenrechten na hun echtscheiding. De vrouw vorderde in conventie een verevening van het door de man opgebouwde pensioen bij Nationale Nederlanden, terwijl de man zich op het standpunt stelde dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was, gezien zijn woonplaats in Spanje en de forumkeuze in de huwelijkse voorwaarden.
De rechtbank heeft de procedure in het incident behandeld, waarbij de vrouw haar vorderingen baseerde op de forumkeuze in de huwelijkse voorwaarden en artikel 9 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De man betwistte de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en voerde aan dat de forumkeuze niet van toepassing was op het pensioen. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtsmacht was op basis van de forumkeuze en dat de Nederlandse rechter ook geen rechtsmacht kon ontlenen aan artikel 9 Rv, omdat de omstandigheden niet onaanvaardbaar waren voor de vrouw om haar zaak aan de Spaanse rechter voor te leggen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van de vordering van de vrouw kennis te nemen en compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van internationale rechtsmacht in echtscheidingszaken, vooral met betrekking tot pensioenverevening en de toepassing van het Nederlandse recht.