ECLI:NL:RBDHA:2020:2094
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie op 5 februari 2020, met als doel verplichte zorg te verlenen aan de betrokkene, een man geboren in 1992, die lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis en in het verleden te maken heeft gehad met fors cannabis- en alcoholgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2020 heeft de betrokkene verklaard dat hij achter de afgifte van de zorgmachtiging staat en dat hij deze nodig heeft om stabiel te blijven. De rechtbank heeft de noodzaak van de zorgmachtiging onderbouwd met de ernst van de psychische stoornis van de betrokkene en de risico's die hij met zich meebrengt voor zichzelf en anderen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De beschikking is uitgesproken door rechter B. Martinez-Hammer, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is vastgesteld op 6 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.