ECLI:NL:RBDHA:2020:2014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
NL20.626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Somaliër afgewezen wegens ongeloofwaardig asielrelaas en rekrutering door Al Shabaab

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somaliër die een beroep had ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, afkomstig uit Mogadishu, had op 10 september 2019 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij in gevaar was vanwege een verzoek van Al Shabaab om zich aan te sluiten bij de organisatie. Eiser voerde aan dat zijn broer in 2014 was vermoord door Al Shabaab en dat zijn vader in 2018 benaderd was door de groep met het verzoek om eiser te rekruteren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiser niet voldoende concreet en geloofwaardig waren om aan te nemen dat hij daadwerkelijk in de negatieve belangstelling van Al Shabaab stond. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij een uitzondering vormde op de algemene informatie over de veiligheidssituatie in Mogadishu, waaruit blijkt dat de rekrutering door Al Shabaab voornamelijk via clans plaatsvindt en niet op de wijze zoals eiser had beschreven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.626
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 3 januari 2020 (het bestreden besluit).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Abdullahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is geboren op [geboortedatum] , heeft de Somalische nationaliteit en is afkomstig uit Mogadishu. Op 10 september 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eind 2014 is zijn broer, die werkzaam was voor de overheid, vermoord door Al Shabaab . Medio 2018 kreeg eisers vader een telefoontje van iemand van Al Shabaab met het verzoek om eiser zich te laten aansluiten bij Al Shabaab . Eisers vader heeft niet op het verzoek gereageerd en een reisagent ingeschakeld om eiser het land te laten ontvluchten.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder acht geloofwaardig dat eisers broer in 2014 is vermoord door Al Shabaab , maar niet dat Al Shabaab in 2018 heeft geprobeerd om eiser te rekruteren.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers verklaringen over de wijze van rekruteren door Al Shabaab niet overeenkomen met de informatie uit gezaghebbende bronnen. Verweerder verwijst daartoe naar een EASO rapport van december 2017 [1] , waaruit volgt dat de meeste rekrutering plaatsvindt via de clans en dat er geen aanwijzingen zijn dat in Mogadishu gedwongen rekrutering plaatsvindt. Eiser heeft in de gronden van beroep een aantal passages aangehaald uit het Algemeen Ambtsbericht [2] , het hiervoor genoemde EASO rapport en een VN-rapport over de mensenrechtensituatie in Somalië. [3] De rechtbank stelt met eiser vast dat uit deze passages volgt dat Al Shabaab op verschillende manieren rekruteert en dat er jonge kinderen worden gerekruteerd. Uit deze passages volgt echter niet dat er in Mogadishu gedwongen rekrutering van jonge kinderen plaatsvindt op de manier die eiser heeft beschreven.
4. Gelet op het voorgaande is het aan eiser om met zijn verklaringen aannemelijk te maken dat hij een uitzondering vormt op wat uit de algemene informatie bekend is en dat hij wel degelijk in de negatieve belangstelling van Al Shabaab staat. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser daar niet in is geslaagd, nu eiser vaag en onvoldoende concreet heeft verklaard. Zo weet hij niet of zijn vader of andere gezinsleden nog problemen hebben gehad na zijn vertrek en weet hij niet of zijn vader na het eerste telefoontje nog een keer benaderd is. Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat het onlogisch is dat Al Shabaab juist eiser zou willen rekruteren, nu eisers broer is vermoord omdat hij voor de Somalische overheid werkte en dus als tegenstander van Al Shabaab werd beschouwd. Bovendien woonde eiser samen met nog een oudere broer bij zijn vader, zodat niet valt in te zien waarom Al Shabaab niet heeft geprobeerd deze broer te ronselen.
5. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn leeftijd en culturele achtergrond. Het is volgens hem niet vreemd dat zijn vader hem niet overal over geïnformeerd heeft. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht overwogen dat ook van eiser – ten tijde van de gestelde rekrutering 14 jaar oud – verwacht mag worden dat hij concreet en volledig over de door hem gestelde gebeurtenissen kan verklaren. De gestelde rekrutering vormt immers de kern van eisers relaas en hij heeft bovendien na zijn vertrek nog contact gehad met zijn vader. Van hem mocht daarom verwacht worden dat hij meer kon verklaren dan hij heeft gedaan.
6. Tot slot heeft verweerder zich onder verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht terecht op het standpunt gesteld dat er in Mogadishu geen sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000. Hoewel de veiligheidssituatie in Mogadishu nog steeds zorgwekkend is, blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht dat het aantal incidenten in 2018 op de meeste plaatsen is verminderd ten opzichte van 2017. Ook het aantal incidenten gericht op burgerslachtoffers in 2018 is verminderd ten opzichte van 2017. Bovendien blijkt dat aanvallen van Al Shabaab vaak gericht zijn op specifieke doelwitten en dus niet zonder meer willekeurig van aard zijn. Uit het door eiser aangehaalde rapport van Human Rights Watch van januari 2020 [4] komt geen wezenlijk ander beeld naar voren.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.European Asylum Support Office, ‘Country of Origin Information Report – Somalia Security situation’, december 2017.
2.Algemeen Ambtsbericht Zuid- en Centraal-Somalië, Ministerie van Buitenlandse Zaken, 19 maart 2019.
3.United Nations Security Council, 1 november 2019, S/2019/858.
4.Human Rights Watch, ‘Country Summary Somalia’, januari 2020.