ECLI:NL:RBDHA:2020:2012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
NL20.625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Guinese eiser wegens ongeloofwaardig asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Guineese nationaliteit. Eiser heeft op 1 maart 2019 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde te vrezen voor zijn leven door zijn oom, die hem in het verleden zou hebben mishandeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig werden geacht. Eiser heeft verklaard dat zijn oom hem met een mes heeft gestoken en dat hij daarna naar zijn tante is gestuurd, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd waarom zijn oom hem zou willen vermoorden. De rechtbank wijst erop dat eiser, nu hij ouder is, niet heeft nagevraagd wat er met zijn oom is gebeurd en dat hij geen medische documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn verhaal. Bovendien heeft eiser na het incident nog jaren zonder problemen in Guinee gewoond, wat de vrees voor vervolging verder ondermijnt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig is en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.625
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

(gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 3 januari 2020 (het bestreden besluit).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.A. Diallo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser heeft de Guineese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum]. Op 1 maart 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij vreest dat zijn oom hem wil vermoorden. Eisers vader is in 2012 omgekomen bij een auto-ongeluk. Eisers oom, de broer van zijn vader, heeft daarna voorkomen dat eisers moeder en de kinderen geld van de verzekering of financiële steun van de overheid kregen. Hij heeft alle papieren van eisers moeder afgepakt en de verzekering geblokkeerd. Eiser werd ook mishandeld door zijn oom. Op een dag heeft hij eiser met een mes of een schaar in zijn buik gestoken. Eiser heeft toen een maand in het ziekenhuis gelegen. Daarna heeft zijn moeder hem naar haar zus gestuurd, waar hij van medio 2013 tot begin 2016 heeft gewoond. Omdat zijn tante ook erg bang was voor de oom, heeft zij op een gegeven moment besloten eiser terug te sturen naar Conakry. Eiser durfde niet naar huis te gaan en is naar een vriend gegaan, maar zijn familie durfde hem ook niet in huis te nemen uit vrees voor de oom. Deze vriend heeft eiser toen geholpen om Guinee te verlaten.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eisers oom eiser wil vermoorden. Eiser heeft immers verklaard dat zijn oom rijk was en dat er voor het overlijden van eisers vader geen problemen waren. De vader en de oom werkten en woonden zelfs samen. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe en waarom de relatie met zijn oom na het overlijden van zijn vader zo erg is veranderd dat de oom eiser zou willen vermoorden. Eiser heeft verklaard dat zijn oom niet wilde dat eiser te weten zou komen dat hij al het geld van eisers vader had. Eiser was echter pas 11 jaar oud toen hij werd neergestoken en verklaart zelf ook dat hij nog te jong was om de inhoud van de documenten te begrijpen. Verder is gebleken dat eiser, nu hij wat ouder is, nog steeds niet weet wat er in de documenten stond en een eigen invulling geeft aan de informatie die hij van zijn moeder heeft gekregen. Bovendien verklaart eiser tegenstrijdig over het motief van zijn oom: enerzijds verklaart hij dat zijn oom niet wilde dat eiser te weten zou komen dat hij al het geld had, maar anderzijds heeft hij ook gezegd dat hij niet weet of zijn oom het geld daadwerkelijk gekregen heeft. Zijn oom zou slechts willen hebben voorkomen dat eiser en zijn gezin het geld zouden krijgen.
Verweerder werpt aan eiser tegen dat hij niet met documenten heeft onderbouwd dat hij een maand in een kliniek heeft verbleven nadat hij door zijn oom was neergestoken. Verder valt niet in te zien dat eiser niet weet wat er met zijn oom is gebeurd na de steekpartij en dat hij daar ook niet naar heeft gevraagd. Eiser heeft bovendien nooit meer iets van zijn oom vernomen en na het incident bijna drie jaar zonder problemen bij zijn tante gewoond.
Eiser heeft in beroep allereerst betoogd dat verweerders samenvatting van het asielrelaas geen recht doet aan wat hij tijdens het nader gehoor heeft verklaard. Eiser stelt dat hij niet heeft aangegeven om welke reden zijn oom hem zou willen vermoorden. Hij heeft slechts zijn eigen invulling gegeven, gebaseerd op wat zijn moeder hem heeft verteld. Ten onrechte is aan hem tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard. Verder heeft eiser aangevoerd dat verweerder er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat hij pas tien jaar was toen zijn vader is overleden. Ten onrechte wordt van hem verwacht dat hij meer kan verklaren dan hij heeft gedaan over ingewikkelde zaken als verzekeringen. Ook wordt ten onrechte van hem verwacht dat hij aan medische documenten had kunnen komen of dat hij navraag had gedaan naar zijn oom. Verweerder heeft te zware eisen gesteld en eisers aanvraag niet leeftijdsconform beoordeeld. Dat eiser bepaalde dingen niet weet te vertellen, past juist in de belevingswereld van een minderjarige. Tot slot stelt eiser dat zijn relaas past binnen de informatie uit de door hem aangehaalde algemene informatie over Guinee.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eisers asielrelaas niet geloofwaardig is. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom zijn oom hem zou willen vermoorden. Eiser denkt dat het iets te maken heeft met verzekeringen of geld, maar weet dat niet zeker en stelt dat hij dus niet precies weet waarom zijn oom hem wil vermoorden. Omdat eiser aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd dat hij vreest voor zijn oom, is het aan hem om die vrees aannemelijk te maken. Nu eiser geen documenten heeft overgelegd, dient hij dat met zijn verklaringen te doen en die zijn, zo stelt verweerder terecht, onvoldoende. Eiser was op het moment van de gehoren zeventien jaar oud en verweerder stelt terecht dat eiser in de tussentijd navraag had kunnen doen naar wat er precies gebeurd is nadat zijn vader overleed én naar wat er met zijn oom gebeurd is na het gestelde steekincident. Ook mocht van hem verwacht worden dat hij medische documenten had overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij door zijn oom is neergestoken. Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser na het gestelde steekincident nog een aantal jaren zonder problemen in Guinee heeft verbleven, zodat niet is gebleken dat eiser daadwerkelijk risico loopt. Dat eisers verklaringen passen in het beeld wat naar voren komt uit de door eiser aangehaalde landeninformatie, is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.