ECLI:NL:RBDHA:2020:1920
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënte met een licht verstandelijke handicap
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënte, geboren in 2001, die momenteel verblijft in een zorginstelling. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 12 februari 2020, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling heeft cliënte aangegeven dat zij de huidige accommodatie niet prettig vindt en dat zij gelooft dat er een betere plek voor haar is. De behandelaar heeft bevestigd dat de huidige locatie niet geschikt is, maar dat cliënte tot een nieuwe plek beschikbaar is, moet blijven opgenomen vanwege haar complexe zorgbehoeften, waaronder een licht verstandelijke beperking en diabetes.
De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënte lijdt aan een licht verstandelijke handicap, wat leidt tot ernstig nadeel. De behandelaar heeft ook gewezen op de noodzaak van voortdurende begeleiding en ondersteuning, vooral gezien cliënte's medische toestand. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er op dit moment een minder ingrijpende mogelijkheid is om het ernstig nadeel te voorkomen door cliënte thuis bij haar ouders te laten wonen en daar ambulant te behandelen, totdat een plek in begeleid wonen beschikbaar is. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot machtiging afgewezen.
De beslissing benadrukt het belang van ondersteuning voor cliënte in de overgangsperiode en de noodzaak voor haar om zich in te spannen om een terugval te voorkomen. De beschikking is gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.