ECLI:NL:RBDHA:2020:1918
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verlening van een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging, ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Den Haag. De betrokkene, een man geboren in Somalië en verblijvende in het psychiatrisch ziekenhuis Fivoor te Den Haag, was op 18 december 2019 in deze procedure betrokken. De rechtbank heeft de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. Y. Polko.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene vrijwillig in het psychiatrisch ziekenhuis verblijft en dat er geen verweer is gevoerd tegen het verzoek. De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op de artikelen 8, 9, 14a en 14c van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzochte machtiging alleen kan worden verleend indien er een stoornis van de geestvermogens is die gevaar veroorzaakt.
De psychiater heeft ter zitting verklaard dat de betrokkene op 21 februari 2020 vrijwillig is opgenomen vanwege overmatig drugs- en alcoholgebruik, wat leidde tot een terugval. Ondanks de aanvraag voor een voorwaardelijke machtiging, heeft de rechtbank geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat de betrokkene bereid is tot vrijwillig verblijf in de instelling. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot verlening van de voorwaardelijke machtiging afgewezen. De beschikking is vastgesteld op 4 maart 2020.