ECLI:NL:RBDHA:2020:1918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
C/09/585824 / FA RK 19-9662
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlening van een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging, ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Den Haag. De betrokkene, een man geboren in Somalië en verblijvende in het psychiatrisch ziekenhuis Fivoor te Den Haag, was op 18 december 2019 in deze procedure betrokken. De rechtbank heeft de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. Y. Polko.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene vrijwillig in het psychiatrisch ziekenhuis verblijft en dat er geen verweer is gevoerd tegen het verzoek. De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op de artikelen 8, 9, 14a en 14c van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzochte machtiging alleen kan worden verleend indien er een stoornis van de geestvermogens is die gevaar veroorzaakt.

De psychiater heeft ter zitting verklaard dat de betrokkene op 21 februari 2020 vrijwillig is opgenomen vanwege overmatig drugs- en alcoholgebruik, wat leidde tot een terugval. Ondanks de aanvraag voor een voorwaardelijke machtiging, heeft de rechtbank geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat de betrokkene bereid is tot vrijwillig verblijf in de instelling. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot verlening van de voorwaardelijke machtiging afgewezen. De beschikking is vastgesteld op 4 maart 2020.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-9662
Zaaknummer: C/09/585824
Datum beschikking: 27 februari 2020
P- nummer: 1030078

Voorwaardelijke machtiging

Beschikking op het op 18 december 2019 ingekomen verzoek van:

de officier van justitie in het arrondissement Den Haag met betrekking tot:

[de man] ,

de betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende te [woonplaats] ,
doch verblijvende in het psychiatrisch ziekenhuis [verblijfplaats]
advocaat: mr. Y. Polko te Den Haag.

Procedure

Bij het verzoekschrift zijn de volgende stukken – voor zover van belang – overgelegd:
- een op 12 december 2019 ondertekende verklaring van [psychiater 1] , niet zijnde de behandelend psychiater van de betrokkene, welke verklaring inzicht verschaft in de actuele geestelijke gezondheidstoestand van de betrokkene;
- een op 16 december 2019 door [behandelaar] van de betrokkene en de betrokkene ondertekend behandelingsplan, als bedoeld in artikel 14a, vijfde lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz), alsmede de voorwaarden voor het verkrijgen van een voorwaardelijke machtiging.
De rechtbank heeft de betrokkene op 27 februari 2020 gehoord. De betrokkene werd bijgestaan door zijn advocaat mr. Y. Polko.
Verder zijn ter terechtzitting verschenen:
- de behandelend [psychiater 2] ;
- [verpleegkundig specialist i.o.] .

Feiten

De betrokkene verblijft vrijwillig in het psychiatrisch ziekenhuis Fivoor te Den Haag.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging.
De betrokkene voert geen verweer.

Beoordeling

Op het verzoek zijn van toepassing de artikelen 8, 9, 14a en 14c van de Wet Bopz.
De rechtbank stelt voorop dat de verzochte machtiging slechts kan worden verleend indien een stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar doet veroorzaken, en het gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een zwakzinnigeninrichting of een verpleeginrichting, slechts door het stellen en naleven van voorwaarden kan worden afgewend.
De psychiater van betrokkene heeft ter zitting medegedeeld dat betrokkene op 21 februari jl. vrijwillig klinisch is opgenomen vanwege overmatig drugs- en alcoholgebruik. Dat leidde tot een terugval bij betrokkene. Betrokkene is bereid zijn verblijf vrijwillig voort te zetten en de psychiater heeft op dit moment ook reden om aan zijn bereidheid op deze basis te blijven te twijfelen. De aanvraag voor een voorwaardelijke machtiging is gedaan om het verblijf te kunnen continueren en betrokkene in de instelling te kunnen houden als hij een ontslagwens heeft.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de geneeskundige verklaring en het verhoor voldoende vast staat dat bij de betrokkene, ook na verloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging, sprake is van een stoornis van de geestvermogens als bedoeld in de Wet Bopz.
De rechtbank is echter tot het oordeel gekomen dat, mede gelet op de verklaring van de betrokkene en van de behandelend arts ter zitting, er sprake is van bereidheid tot vrijwillig verblijf. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot verlening van een voorwaardelijke machtiging.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door
F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 maart 2020.