ECLI:NL:RBDHA:2020:1914

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
C/09/587820 / HA ZA 20-126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding wegens tekortkomingen in de onderzoeksplicht van eisers

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.G.E. Verbart, een dagvaarding hadden uitgebracht tegen gedaagden die niet verschenen. De zaak betreft de vraag of de dagvaarding geldig was, gezien de eisers niet voldaan hadden aan hun onderzoeksplicht naar het werkelijk verblijf van de gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deurwaarder niet in staat was om de dagvaarding op het opgegeven adres te betekenen, en dat de eisers onvoldoende maatregelen hadden genomen om het verblijf van de gedaagden te achterhalen. De rechtbank heeft op 12 februari 2020 eisers gevraagd om toelichting over de stappen die zij hadden ondernomen, maar de gegeven uitleg was niet voldoende. Eisers hadden geen bewijs geleverd dat zij gedaagden op andere manieren hadden benaderd, zoals per e-mail of telefonisch. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat de eisers de dagvaarding ten onrechte openbaar hadden betekend, wat leidde tot een gebrek dat met nietigheid was bedreigd. De rechtbank heeft daarom de dagvaarding van 16 oktober 2019 nietig verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/587820 / HA ZA 20-126
Vonnis van 4 maart 2020
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1],

2.
[eisende partij sub 2],
beiden te [plaats 1],
eisers,
advocaat mr. A.G.E. Verbart te Tilburg,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

2.
[gedaagde sub 2],
beiden zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 oktober 2019, met producties;
  • de rolbeslissing van 12 februari 2020;
  • de akte van 26 februari 2020 van mr. Verbart.

2.De beoordeling

2.1.
In verband met de beoordeling van de vraag of tegen gedaagden verstek kan worden verleend heeft de rechtbank bij rolbeslissing van 12 februari 2020 eisers verzocht toe te lichten waarom niet is betekend op het in de koopovereenkomst vermelde adres aan de [adres]. Ook is hen gevraagd welke maatregelen zij hebben genomen om het werkelijk verblijf van gedaagden te achterhalen, in verband met de op eisers rustende onderzoeksplicht om bij onbekendheid van een adres nadere maatregelen te nemen om het adres te achterhalen.
2.2.
Eisers hebben dit bij voormelde akte als volgt toegelicht. De deurwaarder had opdracht om de dagvaarding op het adres [adres] te betekenen. De deurwaarder heeft vervolgens een adrescontrole uitgevoerd, waaruit bleek dat gedaagden niet op het adres in [plaats 2], maar op een adres in [plaats 1] stonden ingeschreven en dat de adressen in [plaats 1] in onderzoek stonden. De deurwaarder heeft het adres in [plaats 1] bezocht en heeft laten weten dat het exploot niet op het adres in [plaats 1] achtergelaten kon worden. Gedaagden stonden niet ingeschreven op het adres in [plaats 2], zodat sprake is van een verblijfsadres. De deurwaarder heeft een poging gedaan om de dagvaarding op het adres in [plaats 2] in persoon te betekenen. Dat is niet gelukt. Omdat betekening van de dagvaarding in [plaats 2] en [plaats 1] onmogelijk bleek, is besloten om tot openbare betekening over te gaan. Ook het feit dat gedaagden niet reageerden op correspondentie die ook per e-mail aan hen is verzonden, te weten op 13 en 20 augustus 2019, heeft bijgedragen aan de beslissing om openbaar te betekenen. Eisers hebben hierbij verder niet toegelicht of de deurwaarder heeft geconstateerd dat gedaagden niet feitelijk op de adressen in [plaats 1] of [plaats 2] verbleven en waarom betekening op die adressen onmogelijk was.
2.3.
De vraag welke maatregelen eisers hebben genomen om het werkelijk verblijf van gedaagden te achterhalen (anders dan een controle van het systeem ingevolge de Wet Basisregistratie personen), in verband met de op eisers rustende onderzoeksplicht, hebben eisers hiermee niet beantwoord. Niet is gebleken dat eisers gedaagden bijvoorbeeld per e-mail of telefonisch (via WhatsApp) hebben gevraagd naar hun adres of verblijfplaats.
2.4.
Eisers hebben hiermee de vraag of zij hebben voldaan aan hun onderzoeksplicht en de vraag welke maatregelen eisers hebben genomen om het werkelijk verblijf van gedaagden te achterhalen, niet beantwoord.
2.5.
De slotsom luidt dan ook dat eisers het exploot van dagvaarding ten onrechte openbaar hebben betekend. Daarmee is sprake van een gebrek dat met nietigheid is bedreigd. Nu het aannemelijk is dat het exploot van dagvaarding gedaagden als gevolg van dat gebrek niet heeft bereikt, zal de rechtbank op grond van artikel 121 lid 3 Rv de nietigheid van de dagvaarding uitspreken.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart de dagvaarding van 16 oktober 2019 nietig.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Honée en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 2339