In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.G.E. Verbart, een dagvaarding hadden uitgebracht tegen gedaagden die niet verschenen. De zaak betreft de vraag of de dagvaarding geldig was, gezien de eisers niet voldaan hadden aan hun onderzoeksplicht naar het werkelijk verblijf van de gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deurwaarder niet in staat was om de dagvaarding op het opgegeven adres te betekenen, en dat de eisers onvoldoende maatregelen hadden genomen om het verblijf van de gedaagden te achterhalen. De rechtbank heeft op 12 februari 2020 eisers gevraagd om toelichting over de stappen die zij hadden ondernomen, maar de gegeven uitleg was niet voldoende. Eisers hadden geen bewijs geleverd dat zij gedaagden op andere manieren hadden benaderd, zoals per e-mail of telefonisch. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat de eisers de dagvaarding ten onrechte openbaar hadden betekend, wat leidde tot een gebrek dat met nietigheid was bedreigd. De rechtbank heeft daarom de dagvaarding van 16 oktober 2019 nietig verklaard.