Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.[verweerder 1] ,
2.[verweerder 2] ,
3.[verweerder 3] ,
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 2 mei 2018 met 23 producties (nrs. 1 tot en met 23);
- de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid/onbevoegdheid;
- de antwoord-akte in het incident, tevens akte wijziging (intrekking) van eis en akte niet-dienen met vijf producties (nrs. 24 tot en met 28);
- het vonnis in het incident van team Handel van deze rechtbank van 3 oktober 2018, waarin de zaak is verwezen naar de kantonrechter om te worden voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftenprocedure;
- het verweerschrift van de executeur, binnengekomen bij de griffie op 28 december 2018 met drie producties (bijlagen 1 tot en met 3);
- het verweerschrift van [verweerders] binnengekomen bij de griffie op 7 januari 2019 met drie producties (nrs. 1 tot en met 3);
- de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 3 januari 2019 met tien aanvullende producties (nrs. 29 tot en met 38);
- de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 10 januari 2019 met een aanvullende productie (nr. 39)
- de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 24 mei 2019 met vijf aanvullende producties (ook genummerd 29 tot en met 33);
- de brief van de gemachtigde van de executeur van 29 juli 2019;
- de antwoordakte uitlaten aan de zijde van [verweerders] van 30 juli 2019 met een productie (nr. 4);
- de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 17 oktober 2019 met vier aanvullende producties (nrs. 40 tot en met 43);
- de brief van de gemachtigde van de executeur van 21 oktober 2019 met twee aanvullende producties (bijlagen 1 en 2);
- de brief van de gemachtigde van [verweerders] van 25 oktober 2019;
- de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 7 november 2019;
- het zelfstandig tegenverzoek van [verweerders] als vervat in de pleitaantekeningen van hun gemachtigde voor de zitting van 6 november 2019;
- het verweerschrift tegen het zelfstandig tegenverzoek ex art. 4:33 BW van [eiseres] , binnengekomen bij de griffie op 2 december 2019 met vier aanvullende producties (nrs. 44 tot en met 47);
- de brief van de gemachtigde van [verweerders] van 5 december 2019;
- de brief van de gemachtigde van de executeur, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen (de omvang van) het verweerschrift van [eiseres] van 2 december 2019;
- de brief van de griffier aan de gemachtigden van partijen van 13 december 2019, waarin wordt aangekondigd dat de kantonrechter voornemens is op 7 februari 2020 uitspraak te doen en waarbij partijen in de gelegenheid worden gesteld nog eenmaal schriftelijk hun visie te geven;
- de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 16 december 2019 met stukken in verband met gelegd conservatoir beslag;
- de brief van de gemachtigde van [verweerders] van 20 december 2019;
- de brief van de gemachtigde van de executeur van 9 januari 2020;
- de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 10 januari 2020 met verklaringen in verband met de gelegde conservatoire beslagen;
- de brief van de gemachtigde van [verweerders] van 14 januari 2020.
2.De feiten
3.Het inleidende verzoek en het verweer daartegen
4.Het zelfstandig tegenverzoek en het verweer tegen het tegenverzoek
5.De beoordeling
Ik onterf mijn echtgenote, mevrouw [eiseres] , geboren te ’s-Gravenhage (Nederland) op [datum] 1975. Ik bepaal uitdrukkelijk dat zij geen erfgenaam is in mijn nalatenschap.Zij is dus geen rechthebbende op de woning in [plaats] , die tot de nalatenschap van erflater behoort, anders dan dat zij gedurende vijf jaar een (testamentair) vruchtgebruik op de woning heeft gekregen. Uitgangspunt is ook dat de woning, de woning was die door de erflater en [eiseres] tezamen tot het overlijden van erflater werd bewoond. In die zin is aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 4:29 BW voldaan.