ECLI:NL:RBDHA:2020:1819

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
8031700 EJ19-85290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever met toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 3 maart 2020 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Centric Netherlands B.V. De verzoeker, die sinds 1 maart 1997 in dienst was bij Centric, verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een vertrouwensbreuk tussen partijen, veroorzaakt door onterechte beschuldigingen van Centric aan het adres van [verzoeker]. Centric had [verzoeker] beschuldigd van het lekken van informatie naar de pers en het onterecht aannemen van zijn zus bij het bedrijf, zonder bewijs te leveren voor deze beschuldigingen. De kantonrechter oordeelde dat Centric ernstig verwijtbaar had gehandeld en dat [verzoeker] recht had op een transitievergoeding van € 327.667,= bruto en een billijke vergoeding van € 69.272,73 bruto. Daarnaast werd Centric veroordeeld om de bonus voor het jaar 2018 van € 49.876,37 bruto aan [verzoeker] te betalen, evenals het opgebouwde vakantiegeld en de openstaande vakantiedagen. De kantonrechter bepaalde ook dat Centric geen rechten kon ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding. De uitspraak werd gedaan in het kader van de procedure die was gestart door [verzoeker] op 10 september 2019, en de mondelinge behandeling vond plaats op 5 februari 2020.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
zaaknr.: 8031700 EJ VERZ 19-852900
Beschikking van de kantonrechter d.d. 3 maart 2020 in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. P. de Boer,
en
de besloten vennootschap
Centric Netherlands B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Gouda,
verwerende partij,
hierna te noemen: Centric,
gemachtigde: mr. J. Boogaard.

1.Het verloop van de procedures

De kantonrechter heeft kennis genomen van de navolgende stukken, waaruit tevens het verloop van de procedure blijkt:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van dit gerecht op 10 september 2019;
- het verweerschrift, tevens houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de brief met bijlagen d.d. 9 oktober 2019 van mr. De Boer;
- het faxbericht d.d. 10 oktober 2019 van mr. Boogaard;
- de brief d.d. 10 oktober 2019 van mr. De Boer;
- de akte wijziging en vermeerdering verzoek van de zijde van [verzoeker] ;
- de brief met bijlagen d.d. 30 januari 2020, ingekomen ter griffie van dit gerecht op 5 februari 2020, van mr. Boogaard;
- het faxbericht met bijlagen d.d. 31 januari 2020 van mr. De Boer;
- het faxbericht met bijlagen d.d. 3 februari 2020 van mr. Boogaard;
- het faxbericht met bijlage d.d. 4 februari 2020 van mr. Boogaard;
- de spreekaantekeningen van mr. De Boer voor de mondelinge behandeling van deze zaak op 5 februari 2020;
- de pleitaantekeningen van mr. Bogaard voor de mondelingen behandeling van deze zaak op 5 februari 2020;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 5 februari 2020.

2.De overwegingen

2.1
[verzoeker] verzoekt in deze procedure, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor het geval de arbeidsovereenkomst tussen hem als werknemer en Centric als werkgeefster tot op heden voort duurt, de ontbinding van deze overeenkomst;
2. de veroordeling van Centric om aan hem te betalen de transitievergoeding ad € 327.667,= bruto;
3. de veroordeling van Centric om aan hem te betalen een billijke vergoeding ad € 490.500,= bruto;
4. om te bepalen dat Centric geen rechten kan ontlenen aan het tussen partijen geldende concurrentie- en relatiebeding, althans om deze bedingen te vernietigen;
5. om Centric te veroordelen tot de betaling van de bonus over 2018 ten bedrage van € 49.876,37 bruto;
6. om Centric te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan het porteren van het mobiele telefoonnummer 06 [telefoonnummer] aan [verzoeker] op straffe van een dwangsom ad € 500,= voor elke dag of elk dagdeel dat zij hiermee in gebreke blijft;
7. om Centric te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen het tot 1 januari 2020 opgebouwde vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid, en beide te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging;
8. om Centric te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de openstaande doch niet genoten vakantiedagen ter hoogte van een bedrag ad € 43.695,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid, en beide te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging;
9. de afgifte van de loonstroken met betrekking tot alle verzochte bedragen;
10. om Centric te veroordelen tot betaling van een vergoeding aan [verzoeker] voor de door hem gemaakte juridische kosten, zijnde een bedrag ad € 24.200,= inclusief btw.
2.2
[verzoeker] legt het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag. Hij is geboren op [geboortedatum] 1966 en is op 1 maart 1997 voor onbepaalde tijd bij Centric in dienst getreden. Hij vervulde laatstelijk bij haar de functie van directeur (Chief Commercial Officer). Zijn bruto maandsalaris bedraagt € 23.090,91 exclusief 8% vakantiegeld en andere emolumenten. Centric is een van de werkmaatschappijen van Centric Holding B.V., hierna te noemen: Centric Holding. Haar bestuur bestaat uit zowel uitvoerende als niet uitvoerende bestuurders. [verzoeker] is per 1 januari 2015 (ook) benoemd tot (statutair) uitvoerend bestuurder van Centric Holding. De volledige eigendom van het Centric concern is in handen van [eigenaar/bestuurder] , hierna te noemen: [eigenaar/bestuurder] . Hij is, samen met [niet uitvoerend bestuurder] , niet uitvoerend bestuurder bij Centric Holding. [eigenaar/bestuurder] heeft naast Centric ook andere bedrijven in eigendom, waaronder Strukton en de Antea Groep. Sinds eind 2018 verkeert Centric in een ernstige bestuurlijke crisis. Dit is het gevolg van het eigenmachtig optreden van [eigenaar/bestuurder] , waarbij zijn privéomstandigheden een prominente rol spelen. Hij is zich plotseling zeer actief met het beleid van Centric gaan bemoeien. Dit heeft in de eerste helft van 2019 geleid tot chaos en tot een kaalslag binnen de directie. Een deel van de bestuurders is vertrokken op initiatief van [eigenaar/bestuurder] . Andere bestuurders zijn vertrokken uit onvrede over de ingrepen en de gedragingen van [eigenaar/bestuurder] . Na hun vertrek heeft [eigenaar/bestuurder] [verzoeker] dringend verzocht om, in het belang van de continuïteit van Centric, als bestuurder aan te blijven. Op of omstreeks 28 juni 2019 heeft hij [verzoeker] echter vanuit het niets per telefoon ten onrechte beschuldigd van het “lekken” van informatie over gebeurtenissen bij Centric naar de pers, hetgeen op 29 juni 2019 geleid zou hebben tot een publicatie in NRC. [eigenaar/bestuurder] verweet hem tijdens dit telefoongesprek ten onrechte ook dat hij samen met [voormalig CEO] (de voormalig CEO van Centric Holding) en [ex-partner] (de ex partner van [eigenaar/bestuurder] ) tegen hem samenspant. [eigenaar/bestuurder] meldde dat hij over uitgebreid bewijs zou beschikken. Aan het eind van het telefoongesprek heeft hij zijn vertrouwen in [verzoeker] opgezegd en hem uitgenodigd om op 4 juli 2019 met hem te komen spreken. Tijdens dit gesprek, waarbij de gemachtigde van Centric, mr. Boogaard, onaangekondigd aanwezig was, heeft [eigenaar/bestuurder] moeten bekennen dat hij geen bewijs voor zijn beschuldigen had en bood hij zijn excuses aan. Het vertrouwen van [eigenaar/bestuurder] in [verzoeker] was er echter niet meer. Op voorstel van [eigenaar/bestuurder] werd afgesproken dat mr. Boogaard een voorstel zou maken dat recht doet aan de inspanningen van [verzoeker] in de afgelopen 22 jaar bij Centric. Bij e-mailbericht d.d. 8 juli 2019 heeft mr. Boogaard aan [verzoeker] geschreven dat hij per direct werd vrijgesteld van zijn werkzaamheden en werd ontheven uit zijn bestuurstaak. Bij e-mailbericht van dezelfde datum heeft de gemachtigde van [verzoeker] , mr. De Boer, hiertegen geprotesteerd. Hij heeft zich beroepen op de nietigheid van het schorsingsbesluit en hij heeft Centric gesommeerd om [verzoeker] op de kortst mogelijke termijn in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden te hervatten. Centric heeft hieraan geen gevolg gegeven. Zij heeft [verzoeker] dezelfde dag van zijn zakelijk mail afgesloten en op 9 juli 2019 van zijn mobiele telefoon. Op 8 juli 2019 is voorts op Tubantia een publicatie verschenen, waarin [eigenaar/bestuurder] , die deze publicatie heeft geïnitieerd, als volgt is geciteerd:
Er is sprake van een vertrouwensbreuk. Hoe wij uit elkaar gaan, moeten we nog afspreken maar de wegen van [verzoeker] en Centric scheiden. Vervolgens heeft [eigenaar/bestuurder] , eveneens op 8 juli 2019, op het intranet van Centric meegedeeld dat [verzoeker] bij Centric vertrekt en dat hij zijn werk per direct heeft neergelegd. In dezelfde periode heeft Centric haar klanten hierover geïnformeerd. Vanwege het vorenstaande heeft [verzoeker] zich genoodzaakt gezien een kort geding aanhangig te maken tegen Centric en Centric Holding, waarin hij heeft gevorderd de opheffing van zijn schorsing als bestuurder van Centric Holding en de opheffing van zijn op non-actiefstelling. Het aangekondigde kort geding heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden, omdat dit mede door de houding van Centric en [eigenaar/bestuurder] geen zin zou hebben. Mr. De Boer heeft Centric vervolgens verschillende malen uitgenodigd om overleg te voeren over een regeling tussen partijen, maar Centric is daar niet bereid toe gebleken. Centric ( [eigenaar/bestuurder] ) is [verzoeker] er ten onrechte van gaan beschuldigen dat hij het contract met De Nederlandsche Bank (DNB) heeft ondertekend zonder overleg met [eigenaar/bestuurder] en [niet uitvoerend bestuurder] . Uit de producties 39 tot en met 45 blijkt echter dat [eigenaar/bestuurder] , [betrokkene 1] en [niet uitvoerend bestuurder] hier intensief bij waren betrokken. Centric is [verzoeker] er in de aanloop naar de mondelinge behandeling van deze zaak, op 5 februari 2020, verder ten onrechte van gaan beschuldigen dat hij zijn zus bij Centric een baan heeft bezorgd. Zij is aangenomen door [betrokkene 2] van Centric, zoals hij heeft bevestigd in zijn als productie 47 in het geding gebrachte e-mailbericht, en [verzoeker] heeft daarmee geen enkele bemoeienis gehad of willen hebben. Centric is [verzoeker] er verder ten onrechte van gaan beschuldigen dat hij er de hand in heeft gehad dat [betrokkene 3] niet met Centric maar met Cegeka heeft gecontracteerd. [verzoeker] heeft vóór 1 januari 2020 geen werkzaamheden verricht voor Cegeka. De nadere stelling van Centric, dat zij haar jaarrekening 2018 moet herzien is enkel gebaseerd op het e-mailbericht d.d. 26 december 2019 van [eigenaar/bestuurder] . Centric is [verzoeker] ten onrechte gaan verwijten dat hij een agressieve scoringsdrift had om contracten binnen te halen. [verzoeker] is er van overtuigd dat hij onder meer het veld moest ruimen omdat [eigenaar/bestuurder] binnen Centric vrij spel wilde hebben om het noodlijdende Strukton financieel te ondersteunen. Daartoe heeft [eigenaar/bestuurder] geld overgepompt van Centric naar Strukton. De directeuren van Centric, waaronder [verzoeker] , hebben daaraan een aantal keren meegewerkt, totdat dit de continuïteit van Centric in gevaar ging brengen. Na overleg met de accountant heeft (onder meer) [verzoeker] , in juni 2019, toen [eigenaar/bestuurder] een bedrag ad € 5.000.000,= naar Strukton wilde overboeken, geweigerd om hieraan (verder) mee te werken, waarop [eigenaar/bestuurder] moet hebben bedacht dat hij weg moest. Op grond van het vorenstaande is te concluderen dat Centric ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens [verzoeker] . Gelet op de lange duur van het dienstverband en het vlekkeloze verloop van de carrière van [verzoeker] en zijn functie binnen Centric, had van Centric een zorgvuldige voorbereiding van een eventueel voorgenomen schorsing en/of ontslag verwacht mogen worden. Centric heeft dat echter op buitengewoon onzorgvuldige, agressieve en beschadigende wijze gedaan. Centric heeft in de aanloop naar de schorsing geen hoor en wederhoor toegepast. Zij heeft [verzoeker] geschorst omdat hij “gelekt” zou hebben en is daar vervolgens op terug gekomen. Centric Holding heeft haar besluit om [verzoeker] als bestuurder van Centric Holding te schorsen gehandhaafd, ondanks dat het schorsingsbesluit in strijd met zowel de wet als de statuten is genomen. Centric heeft met de hiervoor genoemde publicaties de naam en reputatie van [verzoeker] beschadigd. De gevolgen van de schorsing en de op non-actiefstelling heeft zij hiermee onomkeerbaar gemaakt. [verzoeker] , die per 1 januari 2020 op vergelijkbare arbeidsvoorwaarden als de bij Centric geldende voorwaarden in dienst is getreden bij Cegeka, heeft per 13 januari 2020 ontslag genomen als statutair bestuurder van Centric Holding. De stelling van Centric, dat dit tot gevolg heeft dat ook de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verzoeker] daarmee tot een einde is gekomen, is niet juist. [verzoeker] heeft recht en belang om op grond van artikel 7:671c lid 1 BW te verzoeken om de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met Centric. Zij heeft daartoe op 10 september 2019 een onvoorwaardelijk verzoek ingediend. De mondelinge behandeling van dat verzoek zou plaatsvinden op 17 oktober 2019. Kort voordien hebben partijen overeenstemming bereikt over een vaststellingsovereenkomst, inhoudende onder meer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2020 en de betaling van een beëindigingsvergoeding ten bedrage van € 525.000,=. De behandeling van deze zaak is in verband daarmee op verzoek van partijen aangehouden. Nadien is Centric zich ten onrechte op het standpunt gaan stellen dat geen vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. [verzoeker] heeft bij dagvaarding de nakoming gevorderd van deze overeenkomst. De procedure daarover is lopende. Voor het geval komt vast te staan dat geen vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen en [verzoeker] nog bij Centric in dienst is, handhaaft hij zijn verzoek om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. Aangezien Centric ernstig verwijtbaar heeft gehandeld kan [verzoeker] op grond van artikel 7:673 lid 1 sub b.2 aanspraak maken op de transitievergoeding ad € 327.667,= bruto. Vanwege het ernstig verwijtbaar handelen van Centric kan hij voorts aanspraak maken op de billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:671c lid 2 sub b BW. Deze vergoeding is in de gegeven omstandigheden te stellen op een bedrag ad € 490.500,= bruto. Aangezien Centric ernstig verwijtbaar heeft gehandeld dient het tussen partijen van kracht zijnde concurrentie- en relatiebeding te worden vernietigd, althans dient bepaald te worden dat Centric daaraan geen rechten kan ontlenen (artikel 7:653 lid 4 BW). Over het jaar 2018 heeft [verzoeker] al zijn persoonlijke doelstellingen gehaald; de gemeenschappelijke doelstellingen zijn ten dele behaald. Op basis van deze resultaten heeft Centric aan [verzoeker] een bonusvoorstel gedaan ter hoogte van twee bruto maandsalarissen (€ 49.876,37). Ofschoon [verzoeker] dit voorstel heeft geaccepteerd, heeft Centric de bonus tot op heden niet betaald. [verzoeker] heeft zijn zakelijke telefoonnummer al 22 jaar en hij gebruikt zijn telefoon, hetgeen op grond van zijn arbeidsovereenkomst is toegestaan, ook privé. Hij heeft er daarom groot belang bij dat Centric meewerkt aan het porteren van zijn telefoonnummer aan hem. In het kader van de door partijen gesloten vaststellingsovereenkomst heeft dit overigens reeds plaatsgevonden. In de gegeven omstandigheden is er aanleiding om Centric te veroordelen om aan [verzoeker] te vergoeden de daadwerkelijk door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand. In het bevoegdheidsincident dat Centric heeft opgeworpen heeft [verzoeker] het volgende doen zeggen. [verzoeker] is geen werknemer van Centric Holding en geen statutair bestuurder van Centric. De rechtspositie die [verzoeker] bij Centric heeft, valt niet samen met de rechtpositie die hij bij Centric Holding heeft. In het bevoegdheidsincident dient Centric dus in het ongelijk te worden gesteld, met veroordeling van haar in de kosten van de procedure.
2.3
Centric verzoekt, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de kantonrechter om zich onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen naar de rechtbank Den Haag, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het incident en om [verzoeker] in de hoofdzaak niet ontvankelijk te verklaren, althans om zijn verzoeken af te wijzen, met veroordeling van hem in de kosten van de procedure. Daartoe voert zij het volgende aan. [verzoeker] is per 1 januari 2015 benoemd tot (statutair) uitvoerend bestuurder van Centric Holding. De inhoud van zijn arbeidsovereenkomst met Centric valt sinds die datum volledig samen met de vervulling van de taken die hij als statutair bestuurder bij Centric Holding heeft. Op grond van artikel 2:241 BW geldt daarom dat niet de kantonrechter, maar de rechtbank bevoegd is om van de verzoeken van [verzoeker] kennis te nemen, zodat de kantonrechter zich onbevoegd moet verklaren en de zaak moet verwijzen naar de rechtbank Den Haag. Het is juist dat [verzoeker] op 1 maart 1997 in dienst is getreden bij Centric en laatstelijk bij haar werkte als directeur tegen een salaris ad € 23.090,91 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. Hij is samen met [uitvoerend bestuurder] uitvoerend bestuurder van Centric Holding. [eigenaar/bestuurder] en [niet uitvoerend bestuurder] zijn niet-uitvoerend bestuurder van Centric Holding. Zij hebben tot taak het uitoefenen van toezicht op het beleid van de uitvoerend bestuurders. [verzoeker] is als commercieel directeur verantwoordelijk voor verkoop en marketing. Na het vertrek van [voormalig CEO] , op 21 februari 2019, was hij (ook) verantwoordelijk voor de overeenkomst die Centric heeft gesloten met DNB. DNB heeft Centric in september 2018 geselecteerd voor een uitdagende opdracht, te weten de verplaatsing en reorganisatie van haar datacenter. Aan dit contract zijn grote financiële risico’s verbonden voor Centric. Het door [verzoeker] ondertekende contract is niet binnen normale kaders voor Centric winstgevend uitvoerbaar en bevat grote uitvoerbaarheids- en aansprakelijkheidsrisico’s voor Centric. [eigenaar/bestuurder] heeft [verzoeker] daarom gevraagd om de niet-uitvoerend bestuurders op de hoogte te houden van de ontwikkelingen rond deze opdracht en uitdrukkelijk gevraagd geen overeenkomst met DNB aan te gaan zonder hun toestemming. [verzoeker] heeft dat desondanks, in strijd met artikel 13 lid 1 van de statuten van Centric Holding, toch gedaan. Dit heeft grote nadelige gevolgen voor Centric, mede omdat in de door [verzoeker] ondertekende overeenkomst forse boetes zijn gesteld op het niet c.q. niet tijdig uitvoeren van de overeenkomst. Door [verzoeker] is bovendien niet op adequate wijze voorzien in het projectmanagement. [eigenaar/bestuurder] heeft [verzoeker] hierover tijdens het gesprek van 4 juli 2019 om opheldering gevraagd. [verzoeker] heeft toen geantwoord dat hij de overeenkomst op verzoek van [voormalig CEO] heeft ondertekend, ofschoon zowel hij als [voormalig CEO] wisten dat dit in strijd was met de instructie. Daarmee heeft [eigenaar/bestuurder] het vertrouwen in [verzoeker] verloren. Tijdens de bespreking van 4 juli 2019 is tevens aan de orde gekomen dat [verzoeker] zonder overleg met zijn medebestuurders zijn zus ( [zus verzoeker] ) een arbeidsovereenkomst bij Centric heeft bezorgd. [verzoeker] heeft tijdens het gesprek van 4 juli 2019 gezegd dat hij niet langer bij Centric wilde blijven indien hij niet het volledige vertrouwen van het bestuur genoot. Er is vervolgens gesproken over zijn wens om bij Centric te vertrekken. In afwachting van verder overleg daarover is [verzoeker] vrijgesteld van arbeid. Nadat hij het kort geding aanhangig had gemaakt is hij per 11 juli 2019 als uitvoerend bestuurder geschorst. Doordat [verzoeker] de voor hem als statutair bestuurder geldende statutaire bepalingen heeft geschonden en hij de verantwoordelijkheid van zijn handelen heeft afgeschoven op [voormalig CEO] , heeft hij het vertrouwen van de niet-uitvoerend bestuurders verloren. [verzoeker] is niet bereid geweest om dat vertrouwen te herwinnen, maar heeft te kennen gegeven dat hij wilde vertrekken. Het is derhalve [verzoeker] zelf die het initiatief heeft genomen tot zijn vertrek. Van ernstig verwijtbare gedragingen van Centric is geen sprake. Voor zover sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding is dat niet Centric te verwijten. Wat de ontbinding betreft refereert Centric zich aan het oordeel van de kantonrechter. Bij de bepaling van de einddatum van het arbeidscontract is geen rekening te houden met de voor Centric geldende opzegtermijn van vier maanden. Centric heeft [verzoeker] vrijgesteld van werk ter de-escalatie van het geschil. Van een nietig besluit is geen sprake en hoor en wederhoor is toegepast. Op 4 juli 2019 waren beide partijen het er over eens dat [verzoeker] bij Centric ging vertrekken. De communicatie over het vertrek van [verzoeker] is enigszins voorbarig geweest, maar dat is onvoldoende om de gedragingen van Centric als ernstig verwijtbaar aan te merken. Nu niet sprake is van verwijtbaar handelen van Centric, kan [verzoeker] geen aanspraak maken op de transitievergoeding. Voor zover hij daar wél recht op zou hebben, geldt dat deze vergoeding is gemaximeerd tot ten hoogste één jaarsalaris (12 x € 23.090,91) x 1,08 = € 299.258,19. Aangezien niet sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, kan [verzoeker] evenmin aanspraak maken op de billijke vergoeding. Bovendien heeft [verzoeker] geen enkele schade geleden. Hij is met ingang van 1 januari 2020 in dienst getreden bij Cegeka en verdient bij haar hetzelfde als hij bij Centric heeft verdiend. Het verzoek van [verzoeker] met betrekking tot zijn concurrentie- en relatiebeding moet, nu Centric niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, worden afgewezen. Bovendien heeft Centric groot belang bij de naleving van de bedingen. Aangezien [verzoeker] niet alle doelstelling heeft gehaald, kan hij geen aanspraak maken op de uitbetaling van de bonus 2018. Nader onderzoek heeft bovendien geleerd dat de mede door hem gepresenteerde jaarrekening 2018 een veel te florissant beeld geeft van Centric in 2018. Uit de brief van Centric aan haar accountant (Ernst & Young) blijkt dat zij in 2018 welbeschouwd geen winst heeft gemaakt. Op basis van dit onjuiste beeld maakt [verzoeker] aanspraak op de bonus 2018. Die bonus komt hem niet toe. Het functioneren van [verzoeker] stemde niet tot tevredenheid. Hem is in 2017 en 2018 geen verhoging van het salaris toegekend. [verzoeker] heeft(pensioen)opdrachten binnengehaald, maar deed dat tegen onrealistisch lage prijzen. Centric heeft daardoor schade geleden en lijdt daar nog steeds schade door. [verzoeker] stond niet open voor kritiek en stond niet open voor verbeteringen. Het telefoonnummer van [verzoeker] is een door Centric aan [verzoeker] ter beschikking gesteld zakelijk nummer, dat slechts beperkt voor privédoeleinden mag worden gebruikt. Het porteren van dit nummer aan [verzoeker] is niet aan de orde. Voor de vergoeding van de volledige proceskosten is geen plaats. De verzoeken van [verzoeker] met betrekking tot het vakantiegeld en de afrekening van de niet genoten vakantiedagen moeten worden afgewezen. Centric heeft aan [verzoeker] salaris betaald tot en met 14 januari 2020. De betaling van openstaande maar niet genoten vakantiedagen zal plaatsvinden conform de arbeidsovereenkomst en de personeelsgids van Centric. Voor de toekenning van de wettelijke verhoging is geen plaats. Tenslotte heeft Centric nog aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 13 januari 2020 is geëindigd, doordat [verzoeker] per die datum ontslag heeft genomen als statutair bestuurder van Centric Holding.
2.4
De kantonrechter overweegt het volgende.
2.5
Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de in het geding gebrachte producties staat het volgende vast. [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1966, is op 1 maart 1997 voor onbepaalde tijd bij Centric in dienst getreden. Hij vervulde laatstelijk bij haar de functie van directeur (Chief Commercial Officer). Zijn bruto maandsalaris bedraagt € 23.090,91 exclusief 8% vakantiegeld en andere emolumenten. Centric is een van de werkmaatschappijen van Centric Holding. Haar bestuur bestaat uit zowel uitvoerende als niet-uitvoerende bestuurders. [verzoeker] is per 1 januari 2015 (ook) benoemd tot (statutair) uitvoerend bestuurder van Centric Holding. De volledige eigendom van het Centric concern is in handen van [eigenaar/bestuurder] . Hij heeft naast Centric ook andere bedrijven in eigendom, waaronder Strukton en de Antea Groep. [eigenaar/bestuurder] is samen met [niet uitvoerend bestuurder] niet-uitvoerend bestuurder van Centric Holding. [verzoeker] stelt dat [eigenaar/bestuurder] hem op of omstreeks 28 juni 2019 per telefoon heeft beschuldigd van het “lekken” van informatie over gebeurtenissen bij Centric naar de pers, hetgeen op 29 juni 2019 geleid zou hebben tot een publicatie in NRC, en voorts dat hij samen met [voormalig CEO] (de voormalig CEO van Centric Holding) en [ex-partner] (de ex partner van [eigenaar/bestuurder] ) tegen hem samenspant, op welke gronden [eigenaar/bestuurder] aan het eind van het telefoongesprek het vertrouwen in [verzoeker] heeft opgezegd. Centric heeft dit niet betwist, zodat dit als vaststaand is aan te nemen. Vast staat verder dat [verzoeker] en [eigenaar/bestuurder] hierover op 4 juli 2019 hebben gesproken. De stelling van [verzoeker] , dat [eigenaar/bestuurder] tijdens dat gesprek op zijn beschuldigingen is teruggekomen en daar zijn excuses voor heeft aangeboden, heeft Centric evenmin betwist, zodat ook dit vast staat. Vast staat ook dat [eigenaar/bestuurder] er op 4 juli 2019 in is blijven volharden dat hij geen vertrouwen meer in [verzoeker] heeft en dat hij hem, via mr. Boogaard, een voorstel zou doen voor een vertrekregeling. Vervolgens heeft mr. Boogaard bij e-mailbericht d.d. 8 juli 2019 aan [verzoeker] geschreven dat hij per die datum werd vrijgesteld van zijn werkzaamheden en was ontheven uit zijn bestuurstaak. Bij e-mailbericht van dezelfde datum heeft mr. De Boer daar namens [verzoeker] tegen geprotesteerd. Hij heeft zich beroepen op de nietigheid van het schorsingsbesluit en heeft Centric gesommeerd om [verzoeker] op de kortst mogelijke termijn in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden te hervatten. Centric heeft hieraan geen gevolg gegeven. Zij heeft [verzoeker] dezelfde dag van zijn zakelijk mail afgesloten en op 9 juli 2019 van zijn mobiele telefoon. Op 8 juli 2019 is voorts op Tubantia een publicatie verschenen waarin [eigenaar/bestuurder] als volgt is geciteerd:
Er is sprake van een vertrouwensbreuk. Hoe wij uit elkaar gaan, moeten we nog afspreken maar de wegen van [verzoeker] en Centric scheiden. Op eveneens 8 juli 2019 heeft [eigenaar/bestuurder] op het intranet van Centric meegedeeld dat [verzoeker] bij Centric vertrekt en dat hij zijn werk per direct neerlegt. Ook de klanten van Centric zijn hierover geïnformeerd. De mondelinge behandeling van deze zaak had oorspronkelijk zullen plaatsvinden op 17 oktober 2019. Die behandeling is toen aangehouden omdat mr. De Boer op die datum aan de kantonrechter heeft bericht dat partijen op de valreep een akkoord hadden bereikt over een nog nader uit te werken regeling. Tussen partijen is hierna in discussie geraakt of een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen en zo ja, of deze onder de invloed van dwaling is gesloten. [verzoeker] is per 1 januari 2020 op vergelijkbare arbeidsvoorwaarden als de bij Centric geldende voorwaarden in dienst is getreden bij Cegeka. Hij heeft per 13 januari 2020 ontslag genomen als statutair bestuurder van Centric Holding.
2.6
De bevoegdheid van de kantonrechter, om van de verzoeken van [verzoeker] kennis te nemen, volgt uit het bepaalde in artikel 93 sub c Rv. Het bepaalde in artikel 2:241 BW vindt ten deze geen toepassing, omdat [verzoeker] niet tot statutair bestuurder is benoemd van Centric. Het feit dat hij met ingang van 1 januari 2015 is benoemd tot bestuurder van Centric Holding, doet dit niet anders zijn. De met Centric gesloten arbeidsovereenkomst is ook nadien blijven voortbestaan, althans feiten en omstandigheden die er ondubbelzinnig op duiden dat de wil van Centric, [verzoeker] en Centric Holding er op gericht is geweest dat [verzoeker] vanaf 1 januari 2015 alleen nog voor Centric Holding werkt en geacht moet worden voortaan bij haar in dienst te zijn, zijn niet gebleken. Uit stellingen van Centric blijkt bovendien dat [verzoeker] ook na 1 januari 2015 voor haar is blijven werken (zoals bijvoorbeeld: het onderhandelen en contracteren met DNB, welke werkzaamheden hij niet geacht kan worden te hebben gedaan voor Centric Holding) en dat zij zijn salaris is blijven betalen. De stelling van Centric, dat de werkzaamheden die [verzoeker] sinds 1 januari 2015 voor haar heeft verricht geheel samenvallen met de werkzaamheden die hij voor Centric Holding heeft verricht, is dus niet juist en kan ook niet juist zijn, omdat hij in zijn functie bij Centric de belangen van Centric heeft moeten dienen, welke belangen niet steeds parallel behoeven te lopen met de belangen van Centric Holding. De kantonrechter is dus bevoegd om van de verzoeken van [verzoeker] kennis te nemen.
2.7
In het vorenstaande ligt besloten dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is geëindigd doordat [verzoeker] op 13 januari 2020 ontslag heeft genomen als bestuurder van Centric Holding.
2.8
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat Centric ernstig verwijtbaar jegens hem heeft gehandeld doordat zij hem op onterechte gronden op non-actief heeft gesteld en ook overigens onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld, onder meer door op 8 juli 2019 dadelijk publiekelijk te maken dat hij uit zijn functie was ontheven, waarmee door haar toedoen een onomkeerbare situatie is ontstaan, welke van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover deze thans nog bestaat, moet eindigen. De kantonrechter is van oordeel dat dit standpunt juist is en overweegt daartoe het volgende:
a. vast staat dat Centric op 28 juni 2019 het vertrouwen in [verzoeker] heeft opgezegd omdat hij over haar heeft “gelekt” naar de pers en hij, samen met de voormalig CEO van Centric Holding ( [voormalig CEO] ) en de ex partner van [eigenaar/bestuurder] ( [ex-partner] ), tegen [eigenaar/bestuurder] zou samenspannen; vast staat ook dat Centric [verzoeker] hiervan ten onrechte heeft beschuldigd; voor deze beschuldigingen had en heeft zij, anders dan [eigenaar/bestuurder] op 28 juni 2019 aan [verzoeker] heeft voorgehouden, geen bewijs; aldus was er op 28 juni 2019 geen aanleiding om het vertrouwen in [verzoeker] op te zeggen;
b. Centric voert aan dat [verzoeker] , tegen de instructie van [eigenaar/bestuurder] in, in strijd met artikel 13 lid 1 van de statuten van Centric Holding, heeft ondertekend het contract met DNB betreffende de verplaatsing en reorganisatie van het datacenter van DNB; dit contract is volgens Centric niet binnen normale kaders voor haar winstgevend uitvoerbaar en bevat grote uitvoerbaarheids- en aansprakelijkheidsrisico’s, mede omdat daarin forse boetes zijn gesteld op het niet c.q. niet tijdig uitvoeren van de overeenkomst; [verzoeker] heeft betwist dat hij het contract met DNB in strijd met de hem gegeven instructies heeft ondertekend; daartoe heeft hij verwezen naar de door hem als de producties 39 tot en met 45 in het geding gebrachte documenten; uit die documenten blijkt dat [eigenaar/bestuurder] gedurende in ieder geval de laatste twee maanden voor de ondertekening van het contract intensief, inhoudelijk betrokken is geweest bij de met DNB gevoerde onderhandelingen; in de notulen van de bestuursvergadering van Centric Holding d.d. 4 april 2019 is daarover vastgelegd:
Prijsvorming DNB: bemoeienis van [niet uitvoerend bestuurder]( [niet uitvoerend bestuurder] )
en [eigenaar/bestuurder]( [eigenaar/bestuurder] )
waardoor het contract vele malen beter is geworden; volgens [betrokkene 4] heeft [eigenaar/bestuurder] voordien, op 23 maart 2019, meegedeeld dat [verzoeker] het contract mocht ondertekenen en dat hij daar later, op 26 maart 2019, de dag voor de ondertekening, op is teruggekomen, waarna [betrokkene 4] overleg met [eigenaar/bestuurder] heeft gehad en [verzoeker] het contract van hem alsnog mocht ondertekenen; hiermee is voldoende aannemelijk dat [verzoeker] dat vervolgens met instemming van [eigenaar/bestuurder] heeft gedaan; indien hij dat in strijd met de instructies van [eigenaar/bestuurder] zou hebben gedaan, dan zou in de notulen van de bestuursvergadering van 4 april 2019 bovendien niet enkel zijn vermeld dat
het contract vele malen beter is geworden, maar zou daarin met name zijn vermeld dat aan de orde was gekomen dat het contract in strijd met de instructies van [eigenaar/bestuurder] was gesloten; voorts zou [verzoeker] in dat geval hierop direct, althans ruim vóór 4 juli 2019 in – gelet op het grote belang dat Centric in deze procedure aan deze kwestie hecht – niet mis te verstane bewoordingen per brief zijn aangesproken; een dergelijke brief is echter niet bij de stukken aangetroffen; dat het contract met DNB niet binnen normale kaders voor Centric winstgevend uitvoerbaar is en grote uitvoerbaarheids- en aansprakelijkheidsrisico’s bevat, heeft zij overigens niet onderbouwd, zodat hiermee geen rekening gehouden kan worden; te concluderen is aldus dat Centric aan het DNB-dossier geen argumenten kan ontlenen die haar tot de conclusie hebben mogen leiden dat [verzoeker] niet meer te vertrouwen was;
c. Centric voert aan dat [verzoeker] zonder overleg met zijn medebestuurders zijn zus ( [zus verzoeker] ) een arbeidsovereenkomst bij Centric heeft bezorgd; [verzoeker] heeft die stelling betwist; hij voert aan dat niet hij, maar [betrokkene 2] van Centric zijn zus heeft aangenomen en dat hij daar geen enkele bemoeienis mee heeft gehad of heeft willen hebben; aangezien [betrokkene 2] dit in zijn als productie 47 door [verzoeker] in het geding gebrachte e-mailbericht heeft bevestigd en er geen bewijsmiddelen in het geding zijn gebracht waaruit iets anders blijkt, is dit als vaststaand aan te nemen; dat de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst tussen Centric en de zus van [verzoeker] op enigerlei wijze nadelig is voor Centric, is overigens niet gebleken; aldus is opnieuw te concluderen dat Centric ook aan deze kwestie geen argumenten kan ontlenen die haar tot de conclusie hebben mogen leiden dat [verzoeker] niet meer te vertrouwen was;
d. Centric stelt dat nader onderzoek haar heeft geleerd dat de mede door [verzoeker] gepresenteerde jaarrekening 2018 een veel te florissant beeld geeft van Centric in 2018; dit blijkt volgens haar uit de brief die [eigenaar/bestuurder] op 26 december 2019 heeft geschreven aan [accountant] van Ernst & Young Accountants; Centric zou volgens [eigenaar/bestuurder] in 2018 welbeschouwd geen winst hebben gemaakt; [verzoeker] heeft ook deze stelling van Centric betwist; een inhoudelijke reactie van Ernst & Young Accountants heeft Centric niet in het geding gebracht; bij gebreke daarvan kan niet als vaststaand worden aangenomen dat de hier aan de orde zijnde stelling van Centric juist is; aangezien Centric haar stelling met het e-mailbericht van [eigenaar/bestuurder] d.d. 26 december 2019 onvoldoende heeft onderbouwd (zonder een nadere toelichting, welke niet is gegeven, zijn de in die brief betrokken stellingen volstrekt oncontroleerbaar), is er geen aanleiding om hier in deze procedure nader onderzoek naar te doen; aldus komt niet vast te staan dat Centric vanwege de hier aan de orde zijnde kwestie terecht het vertrouwen in [verzoeker] heeft opgezegd;
e. Centric voert aan dat het functioneren van [verzoeker] niet tot tevredenheid stemde; hij stond niet open voor kritiek en wilde zich niet verbeteren; Centric zou hem om die reden in 2017 en 2018 geen salarisverhoging hebben gegeven; aangezien Centric deze door [verzoeker] betwiste stelling niet naar behoren heeft onderbouwd, kan ook deze stelling niet als vaststaand worden aangenomen en is er geen aanleiding om hier onderzoek naar te doen;
f. Centric voert aan dat [verzoeker] (pensioen)opdrachten heeft binnengehaald tegen onrealistisch lage prijzen, als gevolg waarvan zij schade heeft geleden en nog steeds lijdt; Centric heeft deze door [verzoeker] betwiste stelling niet onderbouwd, zodat daaraan ook hieraan geen betekenis is te hechten.
2.9
Aangezien Centric ernstig verwijtbaar jegens [verzoeker] heeft gehandeld kan hij aanspraak maken op de transitievergoeding. De transitievergoeding bedraagt volgens het ten deze toe te passen recht maximaal € 81.000,= of een bedrag gelijk aan ten hoogste het loon over twaalf maanden indien dat loon hoger is dan dat bedrag. Onder loon is in dit verband te verstaan het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand in de 12 maanden voorafgaande aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, te vermeerderen met (onder meer) de vakantiebijslag en de overeengekomen vaste looncomponenten verschuldigd in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. In het door [verzoeker] als productie 37 overgelegde document is vermeld dat bij Centric vanaf 2012 een bonusregeling geldt met een maximum van 25% van het jaarsalaris en voorts dat [verzoeker] in 2015 een bonus heeft gehad van € 60.109,26, dat hij in 2016 een bonus heeft gehad ad € 52.552,67, dat hij in 2017 een bonus heeft gehad van € 53.866,47 en dat hem voor 2018 een bonus is toegezegd gelijk aan twee maandsalarissen. Centric heeft niets aangevoerd dat tot de conclusie kan leiden dat dit onjuist is. Aldus is er vanuit te gaan dat de bonus een vast looncomponent is, waarmee bij de bepaling van de transitievergoeding rekening is te houden. Dit betekent dat het verzoek van [verzoeker] , om hem ten titel van transitievergoeding een bedrag ad € 327.667,= bruto toe te kennen, is toe te wijzen.
2.1
Aangezien Centric ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, kan [verzoeker] aanspraak maken op de billijke vergoeding. Bij de bepaling van de hoogte van vergoeding is rekening te houden met onder meer het inkomen dat [verzoeker] met ingang van 1 januari 2020 bij Cegeka is gaan verdienen, de mate waarin Centric een verwijt kan worden gemaakt van de omstandigheden die tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst leiden, de aan [verzoeker] toe te kennen transitievergoeding en de schade (in de zin van artikel 6:95 BW) die [verzoeker] door toedoen van Centric heeft geleden, waarbij geldt dat de hier aan de orde zijnde vergoeding geen punitief karakter heeft. Aangezien [verzoeker] met ingang van 1 januari 2020 bij Cegeka een salaris is gaan verdienen dat niet lager is dan het salaris dat hij bij Centric verdiende, lijdt hij als gevolg van de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst geen inkomensnadeel. In de gegeven omstandigheden is de billijke vergoeding, vanwege het verwijtbare handelen van Centric, rekening houdende met de aan [verzoeker] te betalen transitievergoeding, vast te stellen op een bedrag gelijk aan 3 bruto maandsalarissen, derhalve op een bedrag ad (3 x € 23.090,91 =) € 69.272,73 bruto.
2.11
Aangezien Centric ernstig verwijtbaar heeft gehandeld zal worden bepaald dat zij geen rechten kan ontlenen aan het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding.
2.12
[verzoeker] heeft gesteld dat hem door Centric voor het jaar 2018 een bonus is aangeboden gelijk aan twee bruto maandsalarissen. Deze stelling heeft Centric op zich niet betwist. Zij heeft echter aangevoerd dat [verzoeker] daar geen aanspraak op kan maken omdat hij met de (mede) door hem gepresenteerde jaarrekening een (veel) te florissant beeld heeft geschetst van de financiële toestand van Centric in 2018. Zoals in rechtsoverweging 2.10.d is overwogen heeft Centric die stelling niet (voldoende) onderbouwd, zodat deze stelling is te passeren. Te concluderen is aldus dat [verzoeker] terecht aanspraak maakt op de bonus 2018. Centric zal daarom worden veroordeeld om deze bonus aan [verzoeker] te betalen.
2.13
[verzoeker] verzoekt de veroordeling van Centric om medewerking te verlenen van het porteren van het mobiele telefoonnummer 06 [telefoonnummer] aan hem. Uit hetgeen hij heeft aangevoerd volgt echter dat Centric daaraan reeds medewerking heeft gegeven. Bij het hier aan de orde zijnde verzoek heeft hij derhalve geen belang meer, zodat dit zal worden afgewezen.
2.14
[verzoeker] verzoekt de veroordeling van Centric om hem te betalen het tot 1 januari 2020 opgebouwde vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid en de maximale wettelijke verhoging. Het tot 1 januari 2020 opgebouwde vakantiegeld zal zijn te betalen per de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. De gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf de 14e dag na de dag waarop betaald moet worden.
2.15
[verzoeker] verzoekt de veroordeling van Centric om aan hem te betalen de openstaande doch niet genoten vakantiedagen ter hoogte van een bedrag ad € 43.695,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid en de maximale wettelijke verhoging. Centric heeft niet betwist dat [verzoeker] wegens niet genoten vakantiedagen van Centric te goed heeft het door hem genoemde bedrag ad € 43.695,08 bruto. Dit wordt daarom als vaststaand aangenomen. Dit bedrag zal Centric aan [verzoeker] moeten betalen per de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. De gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf de 14e dag na de dag waarop betaald moet worden.
2.16
[verzoeker] verzoekt de veroordeling van Centric om aan hem af te geven de loonstroken met betrekking tot alle verzochte bedragen. Dit verzoek zal op na te melden wijze worden toegewezen.
2.17
[verzoeker] verzoek de veroordeling van Centric tot betaling van een vergoeding aan hem voor de door hem gemaakte juridische kosten, zijnde een bedrag ad € 24.200,= inclusief btw. Hierover wordt het volgende overwogen. In afwijking van de normale proceskostenvergoeding kan een verwerende partij aanspraak maken op de vergoeding van de daadwerkelijke gemaakte kosten van rechtsbijstand indien de verzoekende partij misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld, doordat zij het instellen van haar verzoeken, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de belangen van verwerende partij, achterwege had behoren te laten. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. In het onderhavige geval, waarin niet verwerende, maar verzoekende partij aanspraak maakt op de integrale vergoeding van de door hem gemaakte juridische kosten geldt dit laatste in versterkte mate. Tegen de achtergrond hiervan is te oordelen dat het hier aan de orde zijnde verzoek van [verzoeker] is af te wijzen.
2.18
Aangezien de kantonrechter voornemens is om [verzoeker] een billijke vergoeding toe te kennen die lager is dan de vergoeding waar hij om heeft verzocht, zal hij in de gelegenheid worden gesteld om zijn verzoek in te trekken. Indien hij dit doet, zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Indien hij dat niet doet, zal Centric worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Centric wordt verder veroordeeld in de kosten van het incident.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident:
1. wijst het verzoek af;
2 veroordeelt Centric in de kosten van het incident, welke kosten aan de zijde van [verzoeker] tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 400,= voor het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] ;
In de hoofdzaak:
3. stelt partijen in kennis van het voornemen te beschikken zoals hierna wordt vermeld;
4. stelt [verzoeker] in de gelegenheid zijn verzoek vóór 17 maart 2020 in te trekken door middel van een daartoe strekkende schriftelijke mededeling aan de griffier met gelijktijdig afschrift aan de gemachtigde van Centric, waarbij de datum en het tijdstip van ontvangst van die mededeling door de griffier beslissend zal zijn;
WANNEER [verzoeker] ZIJN VERZOEK INTREKT
5. veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure, welke kosten aan de zijde van Centric tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 1.920,= voor salaris gemachtigde;
WANNEER HET VERZOEK NIET TIJDIG WORDT INGETROKKEN
6. voor het geval de arbeidsovereenkomst tussen partijen tot op heden voortduurt, ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen en bepaalt dat deze eindigt op 1 april 2020;
7. veroordeelt Centric om aan [verzoeker] te betalen de transitievergoeding ad € 327.667,= bruto;
8. veroordeelt Centric om aan [verzoeker] te betalen een billijke vergoeding ad € 69.272,73 bruto.
9. bepaalt dat Centric geen rechten kan ontlenen aan het tussen partijen geldende concurrentie- en relatiebeding;
10. veroordeelt Centric om aan [verzoeker] te betalen de bonus voor het jaar 2018 ad € 49.876,37 bruto;
11. veroordeelt Centric aan [verzoeker] te betalen het tot 1 januari 2020 opgebouwde vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 april 2020 tot de dag der algehele voldoening;
12. veroordeelt Centric om aan [verzoeker] te betalen de openstaande doch niet genoten vakantiedagen ter hoogte van een bedrag ad € 43.695,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 april 2020 tot de dag der algehele voldoening;
13. veroordeelt Centric om aan [verzoeker] af te geven de loonstroken met betrekking tot alle toegewezen loonbedragen;
14. veroordeelt Centric in de kosten van deze procedure, welke kosten aan de zijde van [verzoeker] tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 3.852,=, waarin begrepen een bedrag ad € 2.880,= voor salaris gemachtigde;
15. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
16. wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2020.