ECLI:NL:RBDHA:2020:1697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
8117110 EJ VERZ 19-86338
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind afgewezen na beoordeling van de financiële zelfredzaamheid van de verzoeker

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2020 een beschikking gegeven op een verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van de verzoeker, geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats]. Het bewind was ingesteld op 7 december 2016 door de kantonrechter in ’s-Gravenhage, omdat de verzoeker destijds niet in staat was zijn financiën zelf te beheren. De verzoeker heeft op 21 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend om het bewind op te heffen, met de stelling dat zijn situatie is verbeterd en hij nu in staat is om zijn eigen financiën te beheren.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2020 was de verzoeker aanwezig, evenals de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft aangegeven dat, hoewel de verzoeker vooruitgang heeft geboekt, zij twijfelt of hij in staat is om zijn financiën zelfstandig te beheren. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het bewind alleen kan worden opgeheven als het niet meer nodig of zinvol is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen recente medische of begeleidende rapporten zijn die bevestigen dat de verzoeker zijn financiële situatie zelfstandig kan overzien.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het bewind niet meer nodig was. De beslissing is genomen met het oog op de bescherming van de verzoeker tegen mogelijke financiële problemen, zoals schulden. De beschikking is uitgesproken door mr. I.D. Bellaart en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
NAV
Bm.nr.: 16619
Zaaknr.: 8117110 EJ VERZ 19-86338
28 februari 2020
Beschikking van de kantonrechter op een verzoek tot opheffing van bewind
op verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna ook te noemen: [verzoeker] .

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 21 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend. De bewindvoerder heeft in haar brief van 21 november 2019 gereageerd op dat verzoek. Bij die brief is een stuk gevoegd.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak is gehouden op 14 februari 2020. [verzoeker] was daarbij aanwezig. Namens de bewindvoerder was [bewindvoerder] aanwezig.
De griffier heeft opgeschreven wat er op de mondelinge behandeling is besproken.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] .
2.2.
Bij beschikking van de kantonrechter in ’s-Gravenhage van 7 december 2016 is een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] . Stichting CAV is tot bewindvoerder benoemd. Dat is niet veranderd.

3.Waar het nu bij de kantonrechter over gaat

3.1.
[verzoeker] heeft de kantonrechter gevraagd het bewind op te heffen. Hij wil graag zelf zijn eigen financiën beheren en denkt ook dat hij dat zelf beter kan. Volgens [verzoeker] hebben zijn begeleidsters van Anton Constandse in 2016 gevraagd een bewind in te stellen omdat hij zijn studiefinanciering niet stop wilde zetten. [verzoeker] zegt dat zijn situatie is veranderd en dat het nu beter met hem gaat.
3.2.
De bewindvoerder erkent dat het nu beter gaat met [verzoeker] . Toch is zij het niet eens met het verzoek van [verzoeker] . De bewindvoerder zegt dat het bewind in 2016 is ingesteld om [verzoeker] te beschermen tegen schulden, zoals de studieschuld bij de DUO. Zij twijfelt of [verzoeker] zijn financiën helemaal zelf kan beheren. Als voorbeeld noemt de bewindvoerder het doen van een verzoek bij CAK voor het verlagen van de eigen bijdrage. Dat moet snel geregeld worden. Zij twijfelt of [verzoeker] dit zelf kan.
4. De redenen voor de beslissing van de kantonrechter
4.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of het bewind over alle goederen van [verzoeker] moet blijven bestaan. De kantonrechter kan het bewind maar in twee situaties opheffen. In de wet staat dat dat alleen maar kan als het bewind niet meer nodig is of als het bewind niet zinvol meer is.
4.2.
De kantonrechter vindt dat het bewind nog niet kan worden opgeheven. Hierna zal de kantonrechter uitleggen waarom.
4.3.
In 2016 zijn er stukken aan de kantonrechter gestuurd waaruit blijkt dat [verzoeker] door zijn geestelijke toestand niet zelf zijn financiën kon beheren. [verzoeker] was toen zeer opstandig. Hij wilde niet dat zijn familie of begeleiders zich met hem bemoeiden. Verder kon hij de gevolgen van zijn handelen niet overzien. In 2016 is wel gesproken over zijn studieschuld bij DUO, maar dat is niet de reden geweest voor het bewind. De kantonrechter moet kijken of het bewind nog nodig is. De kantonrechter kan niet alleen afgaan op wat [verzoeker] zegt. De bewindvoerder vindt wel dat het beter gaat, maar heeft nu nog niet voldoende vertrouwen dat [verzoeker] zijn financiën zelf kan beheren. Er is geen brief van een arts of van een begeleider van [verzoeker] waarin staat dat [verzoeker] de gevolgen van zijn handelen op financieel vlak voldoende kan overzien om dit voortaan helemaal zelf te kunnen. Daarom staat nu niet vast dat het bewind niet meer nodig is. De kantonrechter wijst het verzoek daarom af.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2020.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a door de verzoek(st)er en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.