ECLI:NL:RBDHA:2020:1697
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing van bewind afgewezen na beoordeling van de financiële zelfredzaamheid van de verzoeker
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2020 een beschikking gegeven op een verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van de verzoeker, geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats]. Het bewind was ingesteld op 7 december 2016 door de kantonrechter in ’s-Gravenhage, omdat de verzoeker destijds niet in staat was zijn financiën zelf te beheren. De verzoeker heeft op 21 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend om het bewind op te heffen, met de stelling dat zijn situatie is verbeterd en hij nu in staat is om zijn eigen financiën te beheren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2020 was de verzoeker aanwezig, evenals de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft aangegeven dat, hoewel de verzoeker vooruitgang heeft geboekt, zij twijfelt of hij in staat is om zijn financiën zelfstandig te beheren. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het bewind alleen kan worden opgeheven als het niet meer nodig of zinvol is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen recente medische of begeleidende rapporten zijn die bevestigen dat de verzoeker zijn financiële situatie zelfstandig kan overzien.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het bewind niet meer nodig was. De beslissing is genomen met het oog op de bescherming van de verzoeker tegen mogelijke financiële problemen, zoals schulden. De beschikking is uitgesproken door mr. I.D. Bellaart en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof Den Haag.