ECLI:NL:RBDHA:2020:1662
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit wegens veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse eiser. De eiser had op 19 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat Algerije als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de eiser. De eiser had aangevoerd dat hij bedreigd werd door de broers van zijn stiefmoeder vanwege zijn weigering om deel te nemen aan drugshandel. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Algerije in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om te bewijzen dat de situatie in Algerije voor hem persoonlijk onveilig was, wat hij niet had gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de opgelegde vertrektermijn en het inreisverbod van twee jaar rechtmatig waren. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. R. Kroon - Overdijk.