ECLI:NL:RBDHA:2020:1601
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielprocedure wegens schrijnende omstandigheden en niet betaalde leges
Op 20 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een Nigeriaanse verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, maar deze was door de staatssecretaris niet in behandeling genomen omdat de leges niet waren betaald. De verzoeker, die in Nederland verblijft sinds 2007, heeft eerder verschillende aanvragen gedaan voor verblijfsvergunningen en uitstel van vertrek, maar deze zijn steeds afgewezen. In oktober 2019 heeft hij bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar was beslist.
Tijdens de zitting op 10 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij in een schrijnende situatie verkeert en dat hij niet in staat is om de leges te betalen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker geen inkomen of vermogen heeft en heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de staatssecretaris niet adequaat heeft gehandeld door niet te wijzen op ontbrekende stukken voor het BMA-advies, wat heeft geleid tot de beslissing om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker en het bestreden besluit geschorst tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de behandeling van asielaanvragen en de noodzaak om verzoekers te informeren over ontbrekende informatie die van invloed kan zijn op hun aanvraag.