ECLI:NL:RBDHA:2020:1598

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
09/111940-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met noodweer als verweer in Leiden

Op 24 februari 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen twee broers. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 6 mei 2019 in Leiden, waar de verdachte, samen met zijn broer, betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met de broers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door de broers was ontvoerd en mishandeld, wat leidde tot een geslaagd beroep op noodweer. Tijdens de zitting zijn verklaringen van de betrokkenen en getuigen besproken, evenals camerabeelden die het geweld documenteerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zijn handelen als noodzakelijke verdediging kon worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/111940-19
Datum uitspraak: 24 februari 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 november 2019 (pro forma) en 10 februari 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jonge en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S.M. Diekstra naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2019 te Leiden met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten het [adres 2] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het naar de grond werken/tegen de grond duwen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het met een vuurwapen, althans een hard en/of zwaar voorwerp, slaan tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of
- het (met kracht) slaan/stompen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het (met kracht) schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] .

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De [verdachte] ) wordt - kort gezegd - verweten dat hij zich, samen met zijn broer [medeverdachte] ) op 6 mei 2019 te Leiden schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] ).
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Op de specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - overeenkomstig zijn pleitnota - vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Op de specifieke standpunten van de verdediging zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank zal hierna eerst bespreken welke verklaringen en andere bewijsmiddelen uit het dossier en tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen over het incident dat heeft plaatsgevonden op 6 mei 2019 op het [adres 2] in Leiden. Vervolgens zal de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaringen van de vier betrokkenen ( [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [medeverdachte] en [verdachte] ) bespreken. Daarna zal de rechtbank vaststellen wat er die avond is gebeurd, en zal zij beoordelen of sprake is van openlijke geweldpleging.
3.4.1
De bewijsmiddelen [1]
Verklaringen verdachten
[slachtoffer 1] heeft op 9 mei 2019 bij de politie het volgende verklaard. Ik liep op 6 mei 2019 samen met [slachtoffer 2] via het [adres 2] te Leiden richting het huis van mijn moeder. Gekomen op het [adres 2] zag ik vier jonge mannen op ons af rennen. Ik herkende [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 1] . De vierde persoon herkende ik niet. Ik zag dat [medeverdachte] een vuurwapen in zijn rechterhand vasthield. Hij rende voorop en richtte zijn vuurwapen op mij.
Er ontstond een worsteling tussen [medeverdachte] en mij. Iedereen ging zich ermee bemoeien, [slachtoffer 2] , [verdachte] en de onbekende jongen. Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond lag en geslagen en geschopt werd door [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 1] . Het lukte mij om op te staan. Toen ik stond kreeg ik een paar klappen op mijn hoofd met het vuurwapen dat [medeverdachte] in zijn hand vasthield. Hierdoor heb ik een hoofdwond opgelopen en een snee aan de rechter zijkant van mijn neus. Ook heb ik een paar flinke schaafwonden aan mijn rechterarm opgelopen en heb ik pijn aan mijn ribben. [2]
Ik zag en hoorde dat [medeverdachte] met het vuurwapen in onze richting schoot. Ik hoorde en zag drie knallen en een beetje rook. Ik zag dat [medeverdachte] , [verdachte] , [naam 1] en de onbekende jongen wegrenden. Ik ben direct samen met [slachtoffer 2] weggerend.
[slachtoffer 2] heeft op 12 mei 2019 bij de politie het volgende verklaard. Ik liep met [slachtoffer 1] naar het huis van mijn moeder toe over het [adres 2] . Op het [adres 2] hebben vier jongens ons opgewacht. Ik herkende [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 1] . De vierde jongen kende ik niet. [medeverdachte] had een klein handvuurwapen bij zich.
Wij zagen deze vier jongens op ons afkomen en [medeverdachte] en [slachtoffer 1] begonnen te vechten. Ik ben mij er mee gaan bemoeien, die andere drie kwamen er toen ook bij en toen zijn wij met zijn allen gaan vechten. Toen ze bij elkaar stonden zag ik dat [medeverdachte] met het vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg en toen begon de worsteling. [3] [medeverdachte] en mijn broertje vielen op de grond. [4] Ik heb een blauw linker oog, een schaafwond op mijn rechter schouder, een tand door mijn lip en een schaafwond op mijn linker ellenboog. Ook heb ik een schram op mijn gezicht. [5] Het meeste van dit letsel komt door een incident eerder die dag in Katwijk.
Voordat we gingen vechten heeft [medeverdachte] het wapen doorgeladen door de slede naar achter te halen. Op het einde heeft [medeverdachte] een beetje gericht op ons geschoten. Ik heb niet gezien dat [medeverdachte] echt in de richting van mij of [slachtoffer 1] heeft geschoten. Ik hoorde drie schoten. Daarna rende iedereen weg.
[medeverdachte] heeft op 16 mei 2019 bij de politie het volgende verklaard. Ik ben door een vriend van [verdachte] gebeld en die heeft mij gezegd dat [verdachte] die avond tussen half acht en half tien met geweld een auto in was getrokken door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [naam 3] en ene [naam 2] . [slachtoffer 1] heeft mij ook gebeld en geld geëist voor mijn broertje. Hij wilde € 20.000,- of zo.
[medeverdachte] heeft op 11 juli 2019 bij de politie het volgende verklaard. Ik moest met € 20.000,- komen anders zou [slachtoffer 1] mijn broertje [verdachte] vermoorden. Ik hoorde [verdachte] op de achtergrond schreeuwen dat ik op moest schieten, dat hij mishandeld werd en hij anders dood gemaakt zou worden. Ik hoorde dat [verdachte] geslagen werd.
Op het [adres 2] zag ik [slachtoffer 1] uit een BMW stappen. Toen ben ik schreeuwend die kant op gerend. [slachtoffer 1] liep op mij af en haalde gelijk uit. Ik ging toen in gevecht met [slachtoffer 1] . Ik zag [slachtoffer 2] uit de auto stappen en [verdachte] gelijk er achteraan. [verdachte] duwde [slachtoffer 2] en die viel over [naam 3] , [slachtoffer 1] en mij heen. [6] Er viel toen iets en dat bleek een wapen te zijn. Tijdens het stoeien kon ik het wapen pakken. Ik wilde deze herladen, maar dat lukte niet want hij was al geladen. Ik hield het wapen laag en [slachtoffer 1] zag dat en hij sloeg het wapen uit mijn hand.
Ik zag dat mijn broertje weg was gerend. Doordat één van de jongens, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] of [naam 3] naar het wapen greep, heb ik kans gezien om op te staan en ben ik achter mijn broertje aan gerend. Ik hoorde toen schoten, drie keer denk ik, ik weet niet of er gericht geschoten is of in de lucht. Als het goed is moet er ook een hele patroon zijn, omdat deze eruit is gekomen toen ik het wapen herlaadde.
[verdachte] heeft op 16 mei 2019 bij de politie verklaard dat hij op het [adres 2] zag dat [medeverdachte] aan kwam rennen. Hij voelde dat hij bloed op zijn gezicht had. [slachtoffer 2] stapte uit, dat was zijn kans om ook uit te stappen en hard weg te rennen. Dat was aan de linkerzijde van de auto. Daar stond [slachtoffer 1] naast. [slachtoffer 1] probeerde [verdachte] nog terug de auto in te duwen, maar dat lukte niet omdat [verdachte] hem wegduwde uit angst. [7] [verdachte] rende weg richting de brug. Hij heeft geen vuurwapen bij [medeverdachte] gezien en geen schoten gehoord.
Camerabeelden
Op camerabeelden gemaakt door [getuige 1] heeft de politie onder meer het volgende gezien.
00:04 – Bij de start van het filmpje is te zien dat op de parkeerplaats op twee plekken personen staan of lopen. Op de 1e plek komen 2 personen aangelopen. Ze komen van links aangelopen. De persoon met de strepen op zijn broek heeft een voorwerp, onduidelijk is wat, in zijn handen. De persoon met de strepen op zijn broek beweegt zijn handen bij het voorwerp, alsof hij een wapen doorlaadt. Op dat moment is op de 2e plek een groepje van 5 personen te zien die dicht bij elkaar staan en elkaar aan het duwen en trekken zijn.
00:17 – De personen op de 2e plek staan inmiddels al duwend, trekkend, schoppend en slaand op elkaar en bij elkaar vlak bij de witte auto. [8]
00:54 – Persoon 3 doet zijn handen omhoog en er is 3 keer boven zijn hoofd een lichtflits te zien en tegelijkertijd zijn 3 knallen hoorbaar. Direct daarna bukt persoon 3 en komt hij weer omhoog en blijft hij nog even op dezelfde plek staan. Een aantal personen, vermoedelijk 3 personen, staan op dat moment nog steeds op de 2e plek te duwen en trekken (vechten) met elkaar.
Verder is te zien dat de 3 personen die links stonden, in de richting van de groep op de 2e plek lopen. Persoon 3 loopt ook naar de groep op de 2e plek. De persoon die links achter de auto stond loopt ook naar de groep op de 2e plek. De persoon met de strepen op zijn broek en de tweede persoon gaan ook in de richting van de groep, maar gaan aan de andere kant van de auto staan. Ze blijven staan achter de auto.
01:20 – De twee personen die achter de auto stonden lopen tussen de auto's door naar de groep op de 2e plek.
01:25 – De persoon met de strepen op de broek blijft op afstand van het groepje staan. De andere persoon die eerst achter de auto stond loopt naar de groep. Kort daarop gaat deze persoon tegelijkertijd met de persoon met de strepen op zijn broek weer weg van de groep. Deze persoon loopt tussen de 2e en 3e auto in en lijkt in de stappen in het 3e voertuig. De jongen met de strepen loopt naar rechts, over de achterste weggedeelte van de groep af. De groep blijft dicht bij elkaar staan en dan eindigt de camera.
Getuigen
[getuige 2] heeft verklaard dat hij op 6 mei 2019 omstreeks 21:46 uur verschillende mannenstemmen hoorde schreeuwen. Hij zag een groep van ongeveer 10 personen met elkaar vechten ter hoogte van het [adres 2] . Een persoon lag op de grond en werd in elkaar geslagen. [9] Vervolgens zag hij dat een persoon uit de groep een wapen pakte en drie maal in de lucht schoot waarbij hij lichtflitsen van het wapen af zag komen.
[getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat een groep van 6 á 7 jongens op het parkeerterrein stonden en ruzie hadden. Zij zagen dat de personen iemand aan het slaan waren. Het leek alsof twee groepen tegen elkaar aan het vechten waren. [10] Zij zagen drie korte flitsen en hoorden drie knallen. Zij zagen dat iemand met zijn hand in de lucht stond, maar konden niet zien of deze persoon iets in zijn handen had.
Sporenonderzoek
Op het [adres 2] zijn een wieldopsleutel, drie patronen en drie hulzen aangetroffen. [11]
De aangetroffen wieldopsleutel is vervolgens op verschillende plekken bemonsterd en het onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek. Uit de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) volgt onder meer dat er DNA-profielen zijn aangetroffen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [medeverdachte] en [verdachte] . [12]
Tapgesprekken
In de fouillering van [slachtoffer 1] werd onder meer een telefoon van het merk Nokia, voorzien van het [IMEI-nummer] , aangetroffen en in beslag genomen. Voornoemd IMEI-nummer bleek overeen te komen met het IMEI-nummer dat - in het kader van onderliggend onderzoek Klooster
-onder de tap is gezet.
De politie heeft op 8 mei 2019 om 10.13 uur een telefoongesprek getapt, waarin onder meer het volgende werd gezegd.
NN1: Heb je gehoord of niet?
NN2: Nee man wat is er gebeurd dan?
NN1: Ik heb zijn broertje meegenomen. Ik heb hem in de kofferbak gedaan.
NN2: Zeg wollah
NN1: Wollah/ik zweer.
(…)
NN2: Ik mocht hem al niet die kleine tchitchi [fonetisch]
NN1: Die kleine heeft hem ook, allemaal hebben ze hem nodig die 'Gelanger' [fonetisch] heeft hem ook gekregen hoor. Die grote [verdachte] [fonetisch] heeft hem ook gekregen.
NN2: ik zal hem in ieder geval [niet te verstaan] doen.
NN1: De verraders uu.
NN2: Waar was dat [niet te verstaan; wordt onderbroken]
NN1: Ik kan niet praten over de telefoon je hebt gelezen je weet toch. Straks word ik opgepakt ik heb ze geschoten en zo.
NN2: Ja daarom.
NN1: Daarom kan ik niet zo praten. Ik heb wel de nummer van die vader hiero. Ik heb met hem gebeld
NN2: Je hebt de tele van die kleine.
NN1: Ja ik heb de hele tele ik heb alles van vader van zijn moeder noem maar op. [13]
Later die dag, op 8 mei 2019 om 17.26 uur, heeft de politie nog een telefoongesprek getapt. De andere persoon werd in het gesprek ‘ [naam 4] ’ genoemd. In dit tapgesprek werd onder meer het volgende gezegd.
NN1 vraagt of [naam 4] niets heeft gehoord wat er de afgelopen week is gebeurd.
(…)
[naam 4] hoorde wel politie en politie helikopter diezelfde avond nog.
NN1 zegt dat was eergisteren en dat heeft [naam 4] goed gehoord.
(…)
NN1 zegt dat hij een andere persoon flink heeft aangepakt en dat hij ze heeft meegenomen in de kofferbak.
3.4.2
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [medeverdachte] en [verdachte]
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat zijn verklaring op belangrijke onderdelen aantoonbaar onjuist is. De rechtbank overweegt als volgt.
In de zaken tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de rechtbank bewezen verklaard dat zij op 6 mei 2019 [verdachte] tegen zijn wil in een auto hebben meegenomen en mishandeld. Een deel van de bewezenverklaarde gedragingen vond plaats op het [adres 2] in Leiden, daar waar de ontvoering eindigde. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben echter beiden verklaard dat zij op 6 mei 2019 op het [adres 2] waren, omdat zij samen naar hun moeder gingen. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben dus niet verklaard wat de werkelijke reden was dat zij op 6 mei 2019 op het [adres 2] waren.
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat hij niet heeft geschoten. In het telefoongesprek op 8 mei 2019 om 10.13 uur is echter gezegd: ‘
Straks wordt ik opgepakt ik heb ze geschoten en zo’. De rechtbank gaat ervan uit dat het [slachtoffer 1] geweest is die dit heeft gezegd. Immers, de twee telefoongesprekken die op 8 mei 2019 verspreid over de dag zijn gevoerd, zijn allebei met de telefoon gevoerd die bij zijn aanhouding bij hem is aangetroffen. Dat het iemand anders is geweest die de telefoon van [slachtoffer 1] heeft gebruikt, zoals [slachtoffer 1] bij de politie heeft verklaard, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Bovendien zegt de beller dat hij eergisteren iemand heeft meegenomen in een kofferbak. Nu de rechtbank bewezen heeft verklaard dat [slachtoffer 1] twee dagen ervoor [verdachte] in een auto heeft ontvoerd, gaat de rechtbank ervan uit dat het [slachtoffer 1] zelf is geweest die deze telefoongesprekken op 8 mei 2019 heeft gevoerd.
Nu [slachtoffer 1] niet wist dat deze telefoongesprekken werden afgeluisterd, hecht de rechtbank in beginsel meer waarde aan wat [slachtoffer 1] in die telefoongesprekken heeft gezegd, dan aan de verklaringen die hij tegenover de politie heeft afgelegd.
Verder is op de camerabeelden te zien dat een persoon zijn handen omhoog doet, boven zijn hoofd zijn drie lichtflitsen te zien en tegelijkertijd zijn drie knallen hoorbaar. De op het plein aanwezige personen blijven vervolgens allemaal nog enige tijd, volgens de camerabeelden ten minste nog een halve minuut, bij elkaar in de buurt en gaan door met elkaar duwen en trekken en lopen rustig naar een andere plek op het plein. [medeverdachte] heeft echter verklaard dat [verdachte] was weggerend en dat hij er achteraan is gerend na de drie schoten. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 1] zijn weggerend en dat hijzelf direct samen met [slachtoffer 2] is weggerend nadat er was geschoten. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat iedereen wegrende nadat hij de schoten had gehoord. [verdachte] heeft verklaard dat hij geen schoten heeft gehoord en dat hij is weggerend zodra hij uit de auto kon komen.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat alle vier de betrokkenen ( [medeverdachte] , [verdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) op onderdelen onjuist dan wel onvolledig verklaren, zowel over hun eigen rol als over die van de anderen. Zij geven geen van allen volledige openheid van zaken, en de rechtbank vermoedt dan ook dat er (nog) meer speelt dan hetgeen uit hun verklaringen naar voren komt. Voorts merkt de rechtbank op dat zij in hun verklaringen veelvuldig verwijzen naar elkaars verklaringen en naar ‘het dossier’. Daaruit leidt de rechtbank af dat zij hun verklaringen in ieder geval deels hebben afgestemd op elkaars verklaringen en op het overige bewijs. De rechtbank zal dan ook uiterst behoedzaam omgaan met de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [medeverdachte] en [verdachte] , en deze voor zover mogelijk alleen voor het bewijs gebruiken indien zij (voldoende) steun vinden in andere, bij voorkeur objectieve, bewijsmiddelen.
3.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de vier betrokkenen, stelt de rechtbank op grond van de onder 3.4.1 aangehaalde bewijsmiddelen het volgende vast.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben [verdachte] op 6 mei 2019 tegen zijn wil in een auto meegenomen en hem mishandeld. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn vervolgens met [verdachte] naar het [adres 2] in Leiden gereden. Ook [medeverdachte] is met in ieder geval één andere persoon naar het [adres 2] gekomen.
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de betrokkenen een voldoende significante of wezenlijke bijdrage leveren aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Bepalend is of de door de betrokkenen geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit de camerabeelden en de getuigenverklaringen blijkt dat op het [adres 2] rond 21.45 uur een gevecht is ontstaan waarbij meerdere personen elkaar over en weer hebben geduwd, geslagen en geschopt. Uit de verklaringen van [medeverdachte] , [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer 2] leidt de rechtbank af dat zij in ieder geval bij dat gevecht betrokken waren, en dat zij alle vier geweld hebben gebruikt. Uit deze verklaringen in combinatie met het letsel dat bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is aangetroffen, leidt de rechtbank voorts af dat [slachtoffer 1] naar de grond is gewerkt en dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zijn geslagen en geschopt. De rechtbank gaat er weliswaar van uit dat het aandeel van [verdachte] in het geweld kleiner was dan dat van [medeverdachte] , maar door één van de anderen in ieder geval een duw te geven, heeft ook [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank daarmee een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld.
Daarnaast leidt de rechtbank uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op het hoofd heeft geslagen. Of dat met een vuurwapen was, zoals [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard, of met de wieldopsleutel, waarop onder meer DNA van [slachtoffer 1] is aangetroffen, kan in het midden blijven, nu de verklaringen er in de kern op neerkomen dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op het hoofd heeft geslagen, en de geconstateerde hoofdwond van [slachtoffer 1] daar ook bij past.
Conclusie
De rechtbank is, gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 6 mei 2019 te Leiden met een ander of anderen, op de openbare weg, te weten het [adres 2] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het naar de grond werken van die [slachtoffer 1] en
- het met een hard voorwerp slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- het slaan/stompen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat - indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde - [verdachte] dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. De raadsman heeft gesteld dat [verdachte] zichzelf mocht verdedigen tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die bestond uit het tegen zijn wil meenemen in een auto en zijn mishandeling.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen geslaagd beroep kan worden gedaan op noodweer, en dat veeleer sprake is geweest van eigenrichting aan de zijde van [verdachte] . Volgens de officier van justitie had het op weg van [verdachte] gelegen om de politie te bellen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweer
De voorwaarden voor de aanvaarding van een beroep op noodweer zijn volgens artikel 41, eerste lid, Wetboek van Strafrecht dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
De rechtbank is van oordeel dat de ontvoering en mishandeling van [verdachte] kan worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf, waartegen [verdachte] zich in beginsel mocht verdedigen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de door [verdachte] gekozen verdediging noodzakelijk was, dan wel of [verdachte] zich aan de aanranding had kunnen en moeten onttrekken. De verdediging die hij heeft gekozen, bestond eruit dat hij, nadat [slachtoffer 2] uit de auto was gestapt, ook uit de auto stapte en de persoon die hem daarbij wilde tegenhouden in ieder geval een duw heeft gegeven. Of [verdachte] daarna is weggerend, zoals hij zelf heeft verklaard of is gaan mee vechten met zijn broer, is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant voor de beantwoording van de vraag of hij genoodzaakt was eerst zichzelf en vervolgens zijn broer te verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De geboden verdediging was ook noodzakelijk, omdat [verdachte] zich niet aan de aanranding had kunnen en moeten onttrekken door (bijvoorbeeld) te vluchten en de politie te bellen. Onder de gegeven omstandigheden bestond daartoe voor hem immers geen reële en redelijke mogelijkheid, zodat ook van hem niet kon worden gevergd dat hij zou vluchten. Daarnaast acht de rechtbank de gekozen gedragingen van [verdachte] - als verdedigingsmiddel - in redelijke verhouding staan tot de ernst van de (eerdere) aanranding van hemzelf en zijn broer.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het bewezenverklaarde volgens de wet niet strafbaar is en [verdachte] moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.H. van Eijk, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort, rechter,
mr. R. Wieringa, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Lockhorst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal in het onderzoek Klooster, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 732).
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] op 9 mei 2019, p. 183; proces-verbaal van bevindingen, p. 311; proces-verbaal van bevindingen p. 313, met fotobijlagen p. 314-317.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] op 12 mei 2019, p. 320.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] op 12 mei 2019, p. 323.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] op 12 mei 2019, p. 324.
6.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] op 11 juli 2019, p. 159.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] op 16 mei 2019, p. 64.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 342-355 met fotobijlage p. 346.
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 287.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 290.
11.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] Leiden), p. 635-636.
12.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 20 augustus 2019, zaaknummer 2019.07.17.071 (aanvraag 001 en 002), p. 363-366, met bijlage p. 367-373 en een geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 10 oktober 2019, zaaknummer 2019.07.17.071 (aanvraag 004), p. 374-376, met bijlage p. 377.
13.Een geschrift, te weten een overzicht van alle tapgesprekken, p. 335.