3.4.1De bewijsmiddelen
Verklaringen verdachten
[slachtoffer 1] heeft op 9 mei 2019 bij de politie het volgende verklaard. Ik liep op 6 mei 2019 samen met [slachtoffer 2] via het [adres 2] te Leiden richting het huis van mijn moeder. Gekomen op het [adres 2] zag ik vier jonge mannen op ons af rennen. Ik herkende [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 1] . De vierde persoon herkende ik niet. Ik zag dat [medeverdachte] een vuurwapen in zijn rechterhand vasthield. Hij rende voorop en richtte zijn vuurwapen op mij.
Er ontstond een worsteling tussen [medeverdachte] en mij. Iedereen ging zich ermee bemoeien, [slachtoffer 2] , [verdachte] en de onbekende jongen. Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond lag en geslagen en geschopt werd door [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 1] . Het lukte mij om op te staan. Toen ik stond kreeg ik een paar klappen op mijn hoofd met het vuurwapen dat [medeverdachte] in zijn hand vasthield. Hierdoor heb ik een hoofdwond opgelopen en een snee aan de rechter zijkant van mijn neus. Ook heb ik een paar flinke schaafwonden aan mijn rechterarm opgelopen en heb ik pijn aan mijn ribben.
Ik zag en hoorde dat [medeverdachte] met het vuurwapen in onze richting schoot. Ik hoorde en zag drie knallen en een beetje rook. Ik zag dat [medeverdachte] , [verdachte] , [naam 1] en de onbekende jongen wegrenden. Ik ben direct samen met [slachtoffer 2] weggerend.
[slachtoffer 2] heeft op 12 mei 2019 bij de politie het volgende verklaard. Ik liep met [slachtoffer 1] naar het huis van mijn moeder toe over het [adres 2] . Op het [adres 2] hebben vier jongens ons opgewacht. Ik herkende [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 1] . De vierde jongen kende ik niet. [medeverdachte] had een klein handvuurwapen bij zich.
Wij zagen deze vier jongens op ons afkomen en [medeverdachte] en [slachtoffer 1] begonnen te vechten. Ik ben mij er mee gaan bemoeien, die andere drie kwamen er toen ook bij en toen zijn wij met zijn allen gaan vechten. Toen ze bij elkaar stonden zag ik dat [medeverdachte] met het vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg en toen begon de worsteling.[medeverdachte] en mijn broertje vielen op de grond.Ik heb een blauw linker oog, een schaafwond op mijn rechter schouder, een tand door mijn lip en een schaafwond op mijn linker ellenboog. Ook heb ik een schram op mijn gezicht.Het meeste van dit letsel komt door een incident eerder die dag in Katwijk.
Voordat we gingen vechten heeft [medeverdachte] het wapen doorgeladen door de slede naar achter te halen. Op het einde heeft [medeverdachte] een beetje gericht op ons geschoten. Ik heb niet gezien dat [medeverdachte] echt in de richting van mij of [slachtoffer 1] heeft geschoten. Ik hoorde drie schoten. Daarna rende iedereen weg.
[medeverdachte] heeft op 16 mei 2019 bij de politie het volgende verklaard. Ik ben door een vriend van [verdachte] gebeld en die heeft mij gezegd dat [verdachte] die avond tussen half acht en half tien met geweld een auto in was getrokken door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [naam 3] en ene [naam 2] . [slachtoffer 1] heeft mij ook gebeld en geld geëist voor mijn broertje. Hij wilde € 20.000,- of zo.
[medeverdachte] heeft op 11 juli 2019 bij de politie het volgende verklaard. Ik moest met € 20.000,- komen anders zou [slachtoffer 1] mijn broertje [verdachte] vermoorden. Ik hoorde [verdachte] op de achtergrond schreeuwen dat ik op moest schieten, dat hij mishandeld werd en hij anders dood gemaakt zou worden. Ik hoorde dat [verdachte] geslagen werd.
Op het [adres 2] zag ik [slachtoffer 1] uit een BMW stappen. Toen ben ik schreeuwend die kant op gerend. [slachtoffer 1] liep op mij af en haalde gelijk uit. Ik ging toen in gevecht met [slachtoffer 1] . Ik zag [slachtoffer 2] uit de auto stappen en [verdachte] gelijk er achteraan. [verdachte] duwde [slachtoffer 2] en die viel over [naam 3] , [slachtoffer 1] en mij heen.Er viel toen iets en dat bleek een wapen te zijn. Tijdens het stoeien kon ik het wapen pakken. Ik wilde deze herladen, maar dat lukte niet want hij was al geladen. Ik hield het wapen laag en [slachtoffer 1] zag dat en hij sloeg het wapen uit mijn hand.
Ik zag dat mijn broertje weg was gerend. Doordat één van de jongens, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] of [naam 3] naar het wapen greep, heb ik kans gezien om op te staan en ben ik achter mijn broertje aan gerend. Ik hoorde toen schoten, drie keer denk ik, ik weet niet of er gericht geschoten is of in de lucht. Als het goed is moet er ook een hele patroon zijn, omdat deze eruit is gekomen toen ik het wapen herlaadde.
[verdachte] heeft op 16 mei 2019 bij de politie verklaard dat hij op het [adres 2] zag dat [medeverdachte] aan kwam rennen. Hij voelde dat hij bloed op zijn gezicht had. [slachtoffer 2] stapte uit, dat was zijn kans om ook uit te stappen en hard weg te rennen. Dat was aan de linkerzijde van de auto. Daar stond [slachtoffer 1] naast. [slachtoffer 1] probeerde [verdachte] nog terug de auto in te duwen, maar dat lukte niet omdat [verdachte] hem wegduwde uit angst.[verdachte] rende weg richting de brug. Hij heeft geen vuurwapen bij [medeverdachte] gezien en geen schoten gehoord.
Camerabeelden
Op camerabeelden gemaakt door [getuige 1] heeft de politie onder meer het volgende gezien.
00:04 – Bij de start van het filmpje is te zien dat op de parkeerplaats op twee plekken personen staan of lopen. Op de 1e plek komen 2 personen aangelopen. Ze komen van links aangelopen. De persoon met de strepen op zijn broek heeft een voorwerp, onduidelijk is wat, in zijn handen. De persoon met de strepen op zijn broek beweegt zijn handen bij het voorwerp, alsof hij een wapen doorlaadt. Op dat moment is op de 2e plek een groepje van 5 personen te zien die dicht bij elkaar staan en elkaar aan het duwen en trekken zijn.
00:17 – De personen op de 2e plek staan inmiddels al duwend, trekkend, schoppend en slaand op elkaar en bij elkaar vlak bij de witte auto.
00:54 – Persoon 3 doet zijn handen omhoog en er is 3 keer boven zijn hoofd een lichtflits te zien en tegelijkertijd zijn 3 knallen hoorbaar. Direct daarna bukt persoon 3 en komt hij weer omhoog en blijft hij nog even op dezelfde plek staan. Een aantal personen, vermoedelijk 3 personen, staan op dat moment nog steeds op de 2e plek te duwen en trekken (vechten) met elkaar.
Verder is te zien dat de 3 personen die links stonden, in de richting van de groep op de 2e plek lopen. Persoon 3 loopt ook naar de groep op de 2e plek. De persoon die links achter de auto stond loopt ook naar de groep op de 2e plek. De persoon met de strepen op zijn broek en de tweede persoon gaan ook in de richting van de groep, maar gaan aan de andere kant van de auto staan. Ze blijven staan achter de auto.
01:20 – De twee personen die achter de auto stonden lopen tussen de auto's door naar de groep op de 2e plek.
01:25 – De persoon met de strepen op de broek blijft op afstand van het groepje staan. De andere persoon die eerst achter de auto stond loopt naar de groep. Kort daarop gaat deze persoon tegelijkertijd met de persoon met de strepen op zijn broek weer weg van de groep. Deze persoon loopt tussen de 2e en 3e auto in en lijkt in de stappen in het 3e voertuig. De jongen met de strepen loopt naar rechts, over de achterste weggedeelte van de groep af. De groep blijft dicht bij elkaar staan en dan eindigt de camera.
Getuigen
[getuige 2] heeft verklaard dat hij op 6 mei 2019 omstreeks 21:46 uur verschillende mannenstemmen hoorde schreeuwen. Hij zag een groep van ongeveer 10 personen met elkaar vechten ter hoogte van het [adres 2] . Een persoon lag op de grond en werd in elkaar geslagen.Vervolgens zag hij dat een persoon uit de groep een wapen pakte en drie maal in de lucht schoot waarbij hij lichtflitsen van het wapen af zag komen.
[getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat een groep van 6 á 7 jongens op het parkeerterrein stonden en ruzie hadden. Zij zagen dat de personen iemand aan het slaan waren. Het leek alsof twee groepen tegen elkaar aan het vechten waren.Zij zagen drie korte flitsen en hoorden drie knallen. Zij zagen dat iemand met zijn hand in de lucht stond, maar konden niet zien of deze persoon iets in zijn handen had.
Sporenonderzoek
Op het [adres 2] zijn een wieldopsleutel, drie patronen en drie hulzen aangetroffen.
De aangetroffen wieldopsleutel is vervolgens op verschillende plekken bemonsterd en het onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek. Uit de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) volgt onder meer dat er DNA-profielen zijn aangetroffen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [medeverdachte] en [verdachte] .
Tapgesprekken
In de fouillering van [slachtoffer 1] werd onder meer een telefoon van het merk Nokia, voorzien van het [IMEI-nummer] , aangetroffen en in beslag genomen. Voornoemd IMEI-nummer bleek overeen te komen met het IMEI-nummer dat - in het kader van onderliggend onderzoek Klooster
-onder de tap is gezet.
De politie heeft op 8 mei 2019 om 10.13 uur een telefoongesprek getapt, waarin onder meer het volgende werd gezegd.
NN1: Heb je gehoord of niet?
NN2: Nee man wat is er gebeurd dan?
NN1: Ik heb zijn broertje meegenomen. Ik heb hem in de kofferbak gedaan.
NN2: Zeg wollah
NN1: Wollah/ik zweer.
(…)
NN2: Ik mocht hem al niet die kleine tchitchi [fonetisch]
NN1: Die kleine heeft hem ook, allemaal hebben ze hem nodig die 'Gelanger' [fonetisch] heeft hem ook gekregen hoor. Die grote [verdachte] [fonetisch] heeft hem ook gekregen.
NN2: ik zal hem in ieder geval [niet te verstaan] doen.
NN1: De verraders uu.
NN2: Waar was dat [niet te verstaan; wordt onderbroken]
NN1: Ik kan niet praten over de telefoon je hebt gelezen je weet toch. Straks word ik opgepakt ik heb ze geschoten en zo.
NN2: Ja daarom.
NN1: Daarom kan ik niet zo praten. Ik heb wel de nummer van die vader hiero. Ik heb met hem gebeld
NN2: Je hebt de tele van die kleine.
NN1: Ja ik heb de hele tele ik heb alles van vader van zijn moeder noem maar op.
Later die dag, op 8 mei 2019 om 17.26 uur, heeft de politie nog een telefoongesprek getapt. De andere persoon werd in het gesprek ‘ [naam 4] ’ genoemd. In dit tapgesprek werd onder meer het volgende gezegd.
NN1 vraagt of [naam 4] niets heeft gehoord wat er de afgelopen week is gebeurd.
(…)
[naam 4] hoorde wel politie en politie helikopter diezelfde avond nog.
NN1 zegt dat was eergisteren en dat heeft [naam 4] goed gehoord.
(…)
NN1 zegt dat hij een andere persoon flink heeft aangepakt en dat hij ze heeft meegenomen in de kofferbak.
3.4.2De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [medeverdachte] en [verdachte]
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat zijn verklaring op belangrijke onderdelen aantoonbaar onjuist is. De rechtbank overweegt als volgt.
In de zaken tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de rechtbank bewezen verklaard dat zij op 6 mei 2019 [verdachte] tegen zijn wil in een auto hebben meegenomen en mishandeld. Een deel van de bewezenverklaarde gedragingen vond plaats op het [adres 2] in Leiden, daar waar de ontvoering eindigde. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben echter beiden verklaard dat zij op 6 mei 2019 op het [adres 2] waren, omdat zij samen naar hun moeder gingen. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben dus niet verklaard wat de werkelijke reden was dat zij op 6 mei 2019 op het [adres 2] waren.
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat hij niet heeft geschoten. In het telefoongesprek op 8 mei 2019 om 10.13 uur is echter gezegd: ‘
Straks wordt ik opgepakt ik heb ze geschoten en zo’. De rechtbank gaat ervan uit dat het [slachtoffer 1] geweest is die dit heeft gezegd. Immers, de twee telefoongesprekken die op 8 mei 2019 verspreid over de dag zijn gevoerd, zijn allebei met de telefoon gevoerd die bij zijn aanhouding bij hem is aangetroffen. Dat het iemand anders is geweest die de telefoon van [slachtoffer 1] heeft gebruikt, zoals [slachtoffer 1] bij de politie heeft verklaard, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Bovendien zegt de beller dat hij eergisteren iemand heeft meegenomen in een kofferbak. Nu de rechtbank bewezen heeft verklaard dat [slachtoffer 1] twee dagen ervoor [verdachte] in een auto heeft ontvoerd, gaat de rechtbank ervan uit dat het [slachtoffer 1] zelf is geweest die deze telefoongesprekken op 8 mei 2019 heeft gevoerd.
Nu [slachtoffer 1] niet wist dat deze telefoongesprekken werden afgeluisterd, hecht de rechtbank in beginsel meer waarde aan wat [slachtoffer 1] in die telefoongesprekken heeft gezegd, dan aan de verklaringen die hij tegenover de politie heeft afgelegd.
Verder is op de camerabeelden te zien dat een persoon zijn handen omhoog doet, boven zijn hoofd zijn drie lichtflitsen te zien en tegelijkertijd zijn drie knallen hoorbaar. De op het plein aanwezige personen blijven vervolgens allemaal nog enige tijd, volgens de camerabeelden ten minste nog een halve minuut, bij elkaar in de buurt en gaan door met elkaar duwen en trekken en lopen rustig naar een andere plek op het plein. [medeverdachte] heeft echter verklaard dat [verdachte] was weggerend en dat hij er achteraan is gerend na de drie schoten. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 1] zijn weggerend en dat hijzelf direct samen met [slachtoffer 2] is weggerend nadat er was geschoten. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat iedereen wegrende nadat hij de schoten had gehoord. [verdachte] heeft verklaard dat hij geen schoten heeft gehoord en dat hij is weggerend zodra hij uit de auto kon komen.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat alle vier de betrokkenen ( [medeverdachte] , [verdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) op onderdelen onjuist dan wel onvolledig verklaren, zowel over hun eigen rol als over die van de anderen. Zij geven geen van allen volledige openheid van zaken, en de rechtbank vermoedt dan ook dat er (nog) meer speelt dan hetgeen uit hun verklaringen naar voren komt. Voorts merkt de rechtbank op dat zij in hun verklaringen veelvuldig verwijzen naar elkaars verklaringen en naar ‘het dossier’. Daaruit leidt de rechtbank af dat zij hun verklaringen in ieder geval deels hebben afgestemd op elkaars verklaringen en op het overige bewijs. De rechtbank zal dan ook uiterst behoedzaam omgaan met de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [medeverdachte] en [verdachte] , en deze voor zover mogelijk alleen voor het bewijs gebruiken indien zij (voldoende) steun vinden in andere, bij voorkeur objectieve, bewijsmiddelen.
3.4.3.Het oordeel van de rechtbank
Met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de vier betrokkenen, stelt de rechtbank op grond van de onder 3.4.1 aangehaalde bewijsmiddelen het volgende vast.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben [verdachte] op 6 mei 2019 tegen zijn wil in een auto meegenomen en hem mishandeld. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn vervolgens met [verdachte] naar het [adres 2] in Leiden gereden. Ook [medeverdachte] is met in ieder geval één andere persoon naar het [adres 2] gekomen.
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de betrokkenen een voldoende significante of wezenlijke bijdrage leveren aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Bepalend is of de door de betrokkenen geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit de camerabeelden en de getuigenverklaringen blijkt dat op het [adres 2] rond 21.45 uur een gevecht is ontstaan waarbij meerdere personen elkaar over en weer hebben geduwd, geslagen en geschopt. Uit de verklaringen van [medeverdachte] , [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer 2] leidt de rechtbank af dat zij in ieder geval bij dat gevecht betrokken waren, en dat zij alle vier geweld hebben gebruikt. Uit deze verklaringen in combinatie met het letsel dat bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is aangetroffen, leidt de rechtbank voorts af dat [slachtoffer 1] naar de grond is gewerkt en dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zijn geslagen en geschopt. De rechtbank gaat er weliswaar van uit dat het aandeel van [verdachte] in het geweld kleiner was dan dat van [medeverdachte] , maar door één van de anderen in ieder geval een duw te geven, heeft ook [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank daarmee een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld.
Daarnaast leidt de rechtbank uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op het hoofd heeft geslagen. Of dat met een vuurwapen was, zoals [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard, of met de wieldopsleutel, waarop onder meer DNA van [slachtoffer 1] is aangetroffen, kan in het midden blijven, nu de verklaringen er in de kern op neerkomen dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op het hoofd heeft geslagen, en de geconstateerde hoofdwond van [slachtoffer 1] daar ook bij past.
Conclusie
De rechtbank is, gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .