Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 maart 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 11 september 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de akte betreffende wijziging van eis van de Gemeente, met producties; en
- het proces-verbaal van comparitie van 9 januari 2020 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
+2011, groot 22 ½ meter lang, 5,5 meter breed en 4 meter hoog. De woonark ligt aan het openbaar vaarwater plaatselijk bekend als De Drecht, [de locatie 1] (hierna: de locatie). De koopprijs van de woonark bedroeg € 175.000.
3.Het geschil
primairdoor medewerking te verlenen tot het doen terugleveren en het dus aan de Gemeente in eigendom overdragen van het hiervoor bedoelde waterperceel,
subsidiairdoor betaling aan de Gemeente van een bedrag ter hoogte van de waarde van het hiervoor bedoelde waterperceel, te weten een bedrag van
€ 9.481,50 respectievelijk € 19.490,63;
4.De beoordeling
NJ1991, 691), waarin is bepaald dat de WRO niet in de weg staat aan het opnemen van voorwaarden omtrent grondgebruik in overeenkomsten, ook niet als door of krachtens de voorwaarden in bepaalde gevallen gebruik van de grond wordt beperkt of verboden, respectievelijk kan worden beperkt of verboden, dat volgens het vigerende bestemmingsplan in het algemeen geoorloofd is.
NJ1991, 393), waarin aan de orde was of de overheid, ingeval haar bij een publiekrechtelijke regeling ter behartiging van zekere belangen bepaalde bevoegdheden zijn toegekend, die belangen ook mag behartigen door gebruik te maken van haar in beginsel krachtens het privaatrecht toekomende bevoegdheden, zoals aan het eigendomsrecht ontleende bevoegdheden. Wanneer de betrokken publiekrechtelijke regeling daarin niet voorziet, is voor de beantwoording van deze vraag beslissend of gebruik van de privaatrechtelijke bevoegdheden die regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist. Daarbij moet onder meer worden gelet op inhoud en strekking van de regeling en op de wijze waarop en de mate waarin in het kader van die regeling de belangen van de burgers zijn beschermd, een en ander tegen de achtergrond van de overige geschreven en ongeschreven regels van publiek recht. Van belang is voorts of de overheid door gebruikmaking van de publiekrechtelijke regeling een vergelijkbaar resultaat kan bereiken als door gebruikmaking van de privaatrechtelijke bevoegdheid, omdat, zo zulks het geval is, dit een belangrijke aanwijzing is dat er geen plaats is voor de privaatrechtelijke weg.
€ 1.838,16, namelijk € 113,16 aan deurwaarderkosten, € 639 aan griffierecht en € 1.086 aan salaris advocaat (2 punten à € 543, tarief II). De rechtbank zal de gevorderde nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief. De proces- en nakosten worden vermeerderd met wettelijke rente zoals door de Gemeente is gevorderd.
5.De beslissing
€ 1.838,16 aan tot op heden gemaakte kosten en op € 239 aan te maken nakosten, in het geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormelde kosten worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;