ECLI:NL:RBDHA:2020:1589
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake Wob-besluit en gedeeltelijke openbaarmaking van documenten met betrekking tot dierenwelzijn
Op 24 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verzoeker, een belanghebbende, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) dat inhield dat bepaalde documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt zouden worden naar aanleiding van een informatieverzoek van een derde partij. Het primaire besluit, dat op 29 oktober 2018 was genomen, gaf aan dat belanghebbenden de mogelijkheid hadden om binnen vier weken bezwaar te maken tegen de openbaarmaking. Verzoeker had dit gedaan, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 2 oktober 2019.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. Tijdens de zitting op 10 februari 2020 is vastgesteld dat verzoeker niet voldoende had onderbouwd welke delen van de documenten onleesbaar gemaakt zouden moeten worden. De rechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker bij niet-openbaarmaking van de documenten in afwachting van de uitspraak op zijn beroep prevaleert boven het belang van de verweerder bij onmiddellijke openbaarmaking. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de uitspraak op het beroep.
De uitspraak benadrukt de onomkeerbaarheid van openbaarmaking en de noodzaak voor verzoeker om in de beroepsprocedure zijn gronden te verduidelijken. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen griffierecht geheven is in deze procedure.