ECLI:NL:RBDHA:2020:15323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
AWB 20/3264-T
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake uitstel van vertrek en voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2020 een tussenuitspraak gedaan in het kader van een verzoek om uitstel van vertrek van eiseres, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd geweigerd. Eiseres had op 18 november 2019 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek, welke door de verweerder werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 20 april 2020 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 30 december 2020, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, heeft de rechtbank geconstateerd dat het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) niet inzichtelijk en concludent was. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken het geconstateerde gebrek te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in de tussenuitspraak. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de uitzetting van eiseres achterwege blijft totdat op het beroep is beslist. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-. De rechtbank heeft benadrukt dat er nog geen definitieve beslissing op het beroep is genomen, en dat verweerder de mogelijkheid heeft om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/3264-T en AWB 20/3265
proces-verbaal van de mondelinge (tussen)uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 30 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] eiseres/verzoekster

(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres/verzoekster (hierna: eiseres) om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw [1] afgewezen.
Bij besluit van 20 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 december 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank en de voorzieningenrechter onmiddellijk op 30 december 2020 (tussen)uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van het proces-verbaal van deze tussenuitspraak het hierna te noemen gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat uitzetting van eiseres achterwege blijft totdat op het beroep is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.

Overwegingen

1. De rechtbank/voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank/voorzieningenrechter overweegt dat eiseres voldoende heeft aangetoond dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het verschuldigde griffierecht. Aan eiseres wordt daarom vrijstelling van de betaling van griffierecht verleend, zowel in de beroepszaak als in de zaak betreffende het verzoek om een voorlopige voorziening.
Over het beroep AWB 20/3264-T
3. De rechtbank oordeelt dat eiseres terecht heeft aangevoerd dat het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 21 januari 2020 niet inzichtelijk en concludent is. Uit het BMA-advies blijkt dat het BMA wel heeft onderkend dat eiseres een cysteuze afwijking van de alvleesklier heeft, waarvoor zij onder controle staat. Het BMA heeft deze aandoening echter niet betrokken bij de verdere totstandkoming van het advies en het is niet duidelijk waarom niet. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat een controle alleen geen behandeling is. Dit is in het geval van eiseres niet evident. Het BMA heeft de controles die eiseres ondergaat in verband met leverkanker kennelijk wel aangemerkt als behandeling. Dit blijkt uit punt 2b van het BMA-advies.
4. Gelet op 3 bevat het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak. Dit betekent dat er nu nog niet definitief wordt beslist op het beroep. Verweerder kan het gebrek herstellen met een aanvullende motivering of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Herstel vergt, zoals volgt uit het voorgaande, in ieder geval een schriftelijk standpunt van het BMA over de vraag of eiseres voor de cysteuze afwijking van de alvleesklier onder behandeling staat. Indien dit het geval is, moet het BMA een schriftelijk standpunt innemen over de vraag of bij het uitblijven van deze behandeling een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan en zo ja, of deze behandeling beschikbaar is in Marokko.
5. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat verweerder gebruik wil maken van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en heeft aangegeven hiervoor een termijn van twaalf weken nodig te hebben. Eiseres heeft met deze termijn ingestemd. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op twaalf weken na verzending van het proces-verbaal van deze tussenuitspraak.
6. Wanneer verweerder gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de wijze waarop verweerder het gebrek heeft hersteld. In beginsel zal de rechtbank vervolgens het onderzoek sluiten en zonder nadere zitting uitspraak doen.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht wat het beroep betreft nu nog geen beslissing neemt.
Over het verzoek om voorlopige voorziening AWB 20/3265
8. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen in die zin dat de uitzetting van eiseres achterwege dient te blijven totdat op het beroep is beslist.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in het kader van de voorlopige voorzieningprocedure. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).
Deze (tussen)uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 december 2020 en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de tussenuitspraak in de beroepsprocedure staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Tegen de uitspraak op het verzoek om de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.