ECLI:NL:RBDHA:2020:15316
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortduren van de maatregel in het bestuursrecht; beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring van een Algerijnse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wattilete, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 2 oktober 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was op het moment van de eerdere toetsing op 14 oktober 2020. De eiser voerde aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Algerije was, vooral gezien de coronacrisis en de gevolgen daarvan voor de uitvoering van de maatregel.
De rechtbank overwoog dat het aan de verweerder was om aan te tonen dat de laissez-passeraanvragen bij de Algerijnse autoriteiten in behandeling waren en dat er geen aanwijzingen waren dat deze aanvragen niet zouden worden gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat de tijdelijke belemmeringen door de coronamaatregelen niet voldoende waren om te concluderen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering was. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet alle mogelijkheden had benut om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen, wat een vereiste is voor zijn terugkeer. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.