ECLI:NL:RBDHA:2020:15316

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
NL20.19367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel in het bestuursrecht; beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring van een Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wattilete, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 2 oktober 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was op het moment van de eerdere toetsing op 14 oktober 2020. De eiser voerde aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Algerije was, vooral gezien de coronacrisis en de gevolgen daarvan voor de uitvoering van de maatregel.

De rechtbank overwoog dat het aan de verweerder was om aan te tonen dat de laissez-passeraanvragen bij de Algerijnse autoriteiten in behandeling waren en dat er geen aanwijzingen waren dat deze aanvragen niet zouden worden gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat de tijdelijke belemmeringen door de coronamaatregelen niet voldoende waren om te concluderen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering was. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet alle mogelijkheden had benut om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen, wat een vereiste is voor zijn terugkeer. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.19367
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.G. Wattilete), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 oktober 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en is geboren op [geboortedatum] 1998.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 14 oktober 2020 (in de zaak NL20.17895) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep
wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. Volgens eiser ligt het op de weg van verweerder om inzichtelijk te maken of en zo ja, gelet op de huidige coronacrisis, laissez-passeraanvragen in behandeling worden genomen, presentaties plaatsvinden bij de Algerijnse autoriteiten en überhaupt verwijderingen naar Algerije vanaf de coronacrisis hebben plaatsgevonden. Dit klemt te meer daar de coronacrisis met alle beperkingen van dien intussen al acht maanden voortduurt en naar verwachting nog wel geruime tijd zal voortduren. Van een kortlopende noodsituatie kan volgens eiser dan ook niet worden gesproken.
5. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat een laissez passer voor eiser is aangevraagd bij de Algerijnse autoriteiten en dat verweerder op 14 oktober 2020 en 4 november 2020 bij deze autoriteiten heeft gerappelleerd. De Algerijnse autoriteiten hebben hierop niet te kennen gegeven de laissez-passeraanvraag niet in behandeling te nemen. Daarnaast is niet gebleken dat de Algerijnse autoriteiten al op voorhand te kennen hebben gegeven geen laissez passer voor eiser te zullen verstrekken. De omstandigheid dat vanwege maatregelen om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan weinig of niet naar Algerije wordt gevlogen, moet nog steeds worden gezien als een tijdelijke belemmering. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1141) en 1 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1546). Verder wijst de rechtbank er nog op dat op eiser de rechtsplicht rust Nederland te verlaten, welke plicht onder meer meebrengt dat hij volledige en actieve medewerking dient te verlenen aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit om zijn terugkeer naar zijn land van herkomst of enig ander land waar zijn toelating is gewaarborgd, te bewerkstelligen. Daarbij is van belang dat het op de weg van eiser ligt om stukken over te leggen ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser alle hem ten dienste staande mogelijkheden heeft benut om aan die documenten of informatie te komen. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van H. Achrak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
18 november 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.