ECLI:NL:RBDHA:2020:15311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
NL20.20085
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak op beroep

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die de Iraanse nationaliteit heeft, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 13 november 2020, met de motivering dat deze kennelijk ongegrond was. Verzoekster werd opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en kreeg een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Tegen deze afwijzing heeft verzoekster beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 9 december 2020, waar verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.H.M. Post, aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels al een uitspraak was gedaan op het beroep, onder zaaknummer NL20.20084. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier S.J. van Ravenhorst, en is op dezelfde dag bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.20085

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster moet Nederland onmiddellijk verlaten en aan haar is een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het beroep (NL20.20084), plaatsgevonden op 9 december 2020. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Ghaolami. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Verzoekster stelt dat zij de Iraanse nationaliteit heeft en dat zij is geboren op [1983] .
Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL20.20084, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanmr. S.J. van Ravenhorst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
De uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.