ECLI:NL:RBDHA:2020:15306

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
NL20.18050
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben. De maatregel van bewaring was op 19 juli 2020 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, met een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de processtukken bestudeerd.

Eiser betoogt dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris regelmatig contact heeft met de Marokkaanse autoriteiten en dat er geen aanwijzingen zijn dat deze autoriteiten geen laissez passer (lp) zullen verstrekken. Eiser heeft niet aangetoond dat de belgegevens van belang zijn voor de aanvraag van de lp, en de rechtbank concludeert dat verweerder rechtmatig handelt in het voortduren van de maatregel van bewaring.

De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank benadrukt dat eiser de verplichting heeft om actief mee te werken aan zijn uitzetting en dat er op dit moment geen bewijs is dat hij deze medewerking verleent. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18050
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Akkas), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 juli 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1991] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 29 juli 2020 (in de zaak NL20.14235) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten
grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Volgens eiser heeft verweerder na de laatste uitspraak van de rechtbank op 29 juli 2020 geen actie ondernomen, althans zijn gemachtigde is daarvan niet op de hoogte. Verweerder heeft op 4 augustus 2020 de belgegevens van eiser ontvangen waarop te zien is dat eiser naar twee nummers in Marokko belt. Uit de voortgangsrapportage blijkt echter niet dat verweerder vervolgens deze informatie heeft gebruikt om de afgifte van een laissez passer (lp) te bespoedigen. Uit de wet en jurisprudentie volgt dat bewaring dient ter fine van uitzetting. Verweerder zal thans concreet moeten aangeven binnen welke termijn eiser uitgezet kan worden. Temeer nu eiser heeft toegezegd alle medewerking te verlenen bij zijn uitzetting.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Verweerder rappelleert regelmatig voor de afgifte van een lp en voert regelmatig vertrekgesprekken met eiser. Volgens verweerder heeft eiser, anders dan wordt gesteld in het beroepschrift, tot op heden geen enkele invulling gegeven aan zijn verplichting mee te werken aan (de voorbereiding van) zijn uitzetting. Verweerder merkt op dat de ontvangen belgegevens inderdaad niet zijn toegevoegd aan de lp-aanvraag, omdat het verweerder ambtshalve bekend is dat de Marokkaanse autoriteiten dergelijke gegevens niet gebruiken voor hun onderzoek. Het opvragen van dergelijke belgegevens dient veeleer ter bevestiging van (de aannemelijkheid van) een door eiser opgegeven nationaliteit. Dat verweerder concreet zal moeten aangeven binnen welke termijn eiser uitgezet kan worden, is onjuist. Verweerder is, gelet op het ontbreken van een reisdocument, immers afhankelijk van de medewerking van derden, in casu de Marokkaanse autoriteiten, om tot uitzetting te kunnen overgaan.
6. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is of dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting uit Nederland. Verweerder heeft op 28 juli 2020 een aanvraag om een lp ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder rappelleert regelmatig schriftelijk bij de Marokkaanse autoriteiten in verband met de afgifte van een lp, voor het laatst op 23 september 2020. Niet is gebleken dat deze autoriteiten op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken aan eiser. Wat betreft eisers stelling dat verweerder de belgegevens niet heeft gebruikt om de aanvraag van de lp te bespoedigen, overweegt de rechtbank dat eiser niet concreet heeft gemaakt dat en waarom de belgegevens van belang zijn voor het bespoedigen van de aanvraag. Tevens heeft verweerder hierover in zijn verweerschrift toegelicht dat de Marokkaanse autoriteiten dergelijke gegevens niet gebruiken voor hun onderzoek en het opvragen van de belgegevens als doel heeft om de opgegeven nationaliteit van eiser te bevestigen. De rechtbank overweegt dat verweerder met betrekking tot de afgifte van een lp afhankelijk is van de werkwijze van de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast heeft verweerder op 19 augustus 2020 en 17 september 2020 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. De rechtbank benadrukt dat op eiser de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer mee dat hij actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen. Op dit moment is niet gebleken dat eiser die medewerking verleent. Eisers beroepsgronden slagen niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van N. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 oktober 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.