ECLI:NL:RBDHA:2020:15297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
NL20.19165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiseres op grond van veiligheid van herkomstland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Marokkaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, stelde dat zij in Marokko werd mishandeld door haar vader en broers vanwege een buitenechtelijke zwangerschap. De Staatssecretaris had de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko als veilig land van herkomst werd aangemerkt.

Tijdens de zitting op 17 november 2020, waar de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, werd het asielrelaas van de eiseres besproken. De rechtbank oordeelde dat de relevante elementen van het asielrelaas geloofwaardig waren, maar dat de eiseres niet had aangetoond dat Marokko in haar specifieke geval niet als veilig kon worden beschouwd. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiseres was om aannemelijk te maken dat zij geen bescherming kon vragen bij de Marokkaanse autoriteiten tegen de gevreesde mishandeling.

De rechtbank volgde de argumenten van de Staatssecretaris en concludeerde dat de eiseres niet had onderbouwd dat de Marokkaanse autoriteiten haar geen bescherming konden bieden. Ook de stelling van de eiseres dat haar kinderen, geboren in Nederland, een belemmering zouden vormen voor haar terugkeer naar Marokko, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19165

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2],
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.19166, plaatsgevonden op 17 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen K.L. Bahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1998]. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij voor haar vertrek uit Marokko is mishandeld door haar vader en haar twee broers vanwege een buitenechtelijke zwangerschap.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Mishandelingen vanwege de buitenechtelijke zwangerschap.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de relevante elementen van het asielrelaas van eiseres geloofwaardig worden geacht. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres toch als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit niet voor eiseres zou gelden.
3. Eiseres voert aan dat Marokko voor haar geen veilig land van herkomst is, omdat zij vreest door haar vader en broers bij terugkeer naar Marokko mishandeld te worden. Het is volgens eiseres niet mogelijk bescherming te vragen bij de autoriteiten in Marokko, omdat de politie aldaar niets doet in gevallen van aan eer gerelateerd geweld.
4. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko in haar specifieke geval zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in haar geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming tegen de mishandeling door haar vader en haar broers thans voor haar gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is en een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) oplevert. Eiseres heeft niet onderbouwd dat de Marokkaanse autoriteiten haar geen bescherming kunnen bieden tegen de gevreesde mishandeling. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat van een vreemdeling kan worden verwacht dat zij zich voor bescherming eerst wendt tot de autoriteiten van het land van herkomst.
5. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de op 18 september 2020 in Nederland geboren tweeling de Syrische nationaliteit heeft en het nog maar de vraag is of de kinderen zonder meer de Marokkaanse nationaliteit kunnen verkrijgen, hetgeen een belemmering vormt voor een eventuele terugkeer van eiseres met haar tweeling naar Marokko.
6. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Verweerder heeft terecht naar voren gebracht dat uit het gehoor van eiseres in de asielprocedure volgt dat de gehoorambtenaar de gegevens van haar kinderen op 28 oktober 2020 bij eiseres heeft geverifieerd, waaronder de Marokkaanse nationaliteit van de tweeling. Verweerder heeft mogen uitgaan van de Marokkaanse nationaliteit van de tweeling. De vervolgens niet nader onderbouwde stelling van eiseres dat de tweeling (ook) de Syrische nationaliteit heeft maakt dit niet anders, reeds niet omdat dit niet uitsluit dat de tweeling beide nationaliteiten en dus ook de Marokkaanse nationaliteit bezit. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de geboorte van de tweeling van eiseres in Nederland niet aan terugkeer van eiseres, met haar tweeling, naar Marokko in de weg staat.
7. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte uitgaat van de mogelijkheid dat haar in Turkije verblijvende echtgenoot, die de Syrische nationaliteit heeft, een ‘certificate of residence’ voor Marokko kan aanvragen. Het is maar de vraag of de echtgenoot van eiseres daarvoor daadwerkelijk in aanmerking komt.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, door te verwijzen naar de informatie op service-public.ma en de daarop beschreven mogelijkheid tot het verkrijgen van een ‘certificate of residence’ voor Marokko, aannemelijk gemaakt dat toegang tot Marokko voor de echtgenoot van eiseres in beginsel mogelijk is. Dat aan de toelating mogelijk voorwaarden zijn verbonden maakt dit op zichzelf niet anders. Niet is gebleken dat eiseres of haar echtgenoot een aanvraag voor een ‘certificate of residence’ heeft ingediend. De rechtbank volgt verweerder daarom in het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot Marokko voor de echtgenoot van eiseres niet aanwezig zijn.
9. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat de dochter van eiseres, die de Syrische nationaliteit heeft, de Marokkaanse nationaliteit zou kunnen verkrijgen.
10. De rechtbank volgt eiseres ook hierin niet. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat eiseres na het verkrijgen van de Marokkaanse huwelijksakte in 2019, waarin het Syrische huwelijk tussen eiseres en haar in Turkije verblijvende echtgenoot is erkend, heeft geprobeerd de Marokkaanse nationaliteit aan te vragen voor haar dochter. Verweerder heeft eiseres gewezen op de sinds 2007 bestaande mogelijkheid dat kinderen, die geboren zijn uit een Marokkaanse moeder en een buitenlandse vader, hun Marokkaanse nationaliteit kunnen legaliseren. Nu eiseres geen gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid heeft verweerder kunnen concluderen dat niet is vast komen te staan dat de dochter van eiseres de Marokkaanse nationaliteit niet kan verkrijgen.
11. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.
Janssens-Kleijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
30 november 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. L.M. Reijnierse
Rechter
Rechtbank Midden-Nederland
L.M. Janssens - Kleijn
Griffier
Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.