Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2],
Procesverloop
Overwegingen
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Mishandelingen vanwege de buitenechtelijke zwangerschap.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Marokkaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, stelde dat zij in Marokko werd mishandeld door haar vader en broers vanwege een buitenechtelijke zwangerschap. De Staatssecretaris had de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko als veilig land van herkomst werd aangemerkt.
Tijdens de zitting op 17 november 2020, waar de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, werd het asielrelaas van de eiseres besproken. De rechtbank oordeelde dat de relevante elementen van het asielrelaas geloofwaardig waren, maar dat de eiseres niet had aangetoond dat Marokko in haar specifieke geval niet als veilig kon worden beschouwd. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiseres was om aannemelijk te maken dat zij geen bescherming kon vragen bij de Marokkaanse autoriteiten tegen de gevreesde mishandeling.
De rechtbank volgde de argumenten van de Staatssecretaris en concludeerde dat de eiseres niet had onderbouwd dat de Marokkaanse autoriteiten haar geen bescherming konden bieden. Ook de stelling van de eiseres dat haar kinderen, geboren in Nederland, een belemmering zouden vormen voor haar terugkeer naar Marokko, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.