ECLI:NL:RBDHA:2020:15233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. L.M. Weber, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. K. Elias, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigden, zoals mishandeling door de Duitse politie en psychische klachten.
Tijdens de zitting op 17 november 2020 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door een tolk. De rechtbank overwoog dat de Duitse autoriteiten hadden ingestemd met de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag en dat eiser niet had aangetoond dat er structurele tekortkomingen waren in het Duitse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de omstandigheden in Duitsland zodanig waren dat zijn terugkeer daarheen zou leiden tot onevenredige hardheid.
De rechtbank oordeelde dat de medische zorg in Duitsland vergelijkbaar was met die in Nederland en dat eiser geen bewijs had geleverd van zijn psychische klachten of dat hij onder specialistische behandeling stond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.