ECLI:NL:RBDHA:2020:15224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
NL20.1332-E
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot afwijzing verblijfsvergunning asiel en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.A. Pieters, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, nadat haar aanvraag op 13 januari 2020 als kennelijk ongegrond was afgewezen. Tijdens de zitting op 28 januari 2020 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 13 februari 2020 verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft hierop gereageerd, maar de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, met name ten aanzien van de geloofwaardigheid van de door eiseres geplaatste berichten op Facebook en de gevolgen daarvan voor haar terugkeer naar Nicaragua. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep gegrond was, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen in stand gelaten. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.312,50.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.1332-E

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tegelijkertijd met de behandeling van de zaak NL20.1333, plaatsgevonden op 28 januari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Willems. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij tussenuitspraak van 13 februari 2020 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats van 13 februari 2020 is het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (NL20.1333) toegewezen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het verweerder wordt verboden eiseres over te dragen voordat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft op 18 juni 2020 van verweerder een reactie op de tussenuitspraak ontvangen in het digitale dossier met een aanvullende motivering gedateerd van 19 maart 2020. Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op de aanvullende motivering.
Eiseres heeft hierop een schriftelijke zienswijze (de zienswijze) gegeven.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder op 2 oktober 2020 een aanvullende reactie gegeven op de zienswijze van eiseres.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat eiseres terecht heeft aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op de vraag of verweerder geloofwaardig acht dat eiseres berichten heeft geplaatst op Facebook waarin zij zich kritisch uit tegen de regering van Nicaragua. In de zienswijze heeft eiseres duidelijk aangegeven dat zij deze berichten op Facebook heeft geplaatst en dat zij hierdoor te vrezen heeft bij terugkeer naar Nicaragua. Verweerder heeft hier in het bestreden besluit onvoldoende op gereageerd, in die zin dat verweerder had moeten beoordelen wat de door eiseres geplaatste berichten op Facebook betekenen voor haar terugkeer naar Nicaragua. Vooral nu verweerder uitgaat van de geloofwaardigheid van haar deelname aan protestmarsen en het faciliteren van barricades. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd en heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen.
Aanvullende motivering van het bestreden besluit
2. Verweerder stelt zich allereerst op het standpunt dat eiseres pas berichten op Facebook heeft geplaatst na haar vertrek uit Nicaragua. Voorts acht verweerder de inhoud van de berichten niet dermate aanstootgevend in politieke activistische zin dat eiseres aangemerkt kan worden als politiek gemotiveerd. Volgens verweerder kan aan de berichten die afkomstig zijn van eiseres zelf weinig waarde worden gehecht. Tot slot stelt verweerder dat er geen duidelijke lijn te trekken is in de werkwijze die de autoriteiten hanteren om jacht te maken op personen die, in de ogen van de autoriteiten, (online) onwelgevallige geluiden laten horen. Verweerder komt tot de conclusie dat de door eiseres geplaatste berichten op Facebook niet zwaarwegend genoeg zijn om aan te nemen dat eiseres een gegronde reden heeft om te vrezen voor vervolging bij terugkeer naar Nicaragua of een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling.
Zienswijze van eiseres
3. Eiseres bestrijdt het standpunt van verweerder en stelt dat zij door de berichten op Facebook bij terugkeer naar Nicaragua wel degelijk heeft te vrezen voor de autoriteiten. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de bijgevoegde verklaring van [A] ( [A] ) en naar recentelijk geplaatste Facebook berichten. [A] is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en doet onderzoek naar de ontwikkeling van de protesten, politieoptreden, mensenrechtenschendingen en politiek gevangenschap in Nicaragua. [A] wijst er in haar verklaring op dat eiseres, gelet op de berichten die zij post en repost en het feit dat zij lid is van een aantal groepen die tegen de regering zijn, risico loopt bij terugkeer, mede gelet
op het feit dat zij dit doet onder haar eigen naam. [A] merkt bovendien op dat dit risico beoordeeld dient te worden in samenhang met overige risicofactoren, in dit geval de wetenschap dat eiseres heeft meegedaan aan demonstraties en barricades, wat verweerder op zichzelf geloofwaardig heeft geacht.
Eiseres vindt het standpunt van verweerder dat de inhoud van de berichten niet dermate aanstootgevend zijn in politieke activistische zin dat eiseres aangemerkt kan worden als politiek gemotiveerd of geëngageerd, niet inzichtelijk.
Verweerder heeft ten onrechte de eerdere activiteiten niet kenbaar meegewogen bij de vraag of de uitingen van eiseres als politiek gemotiveerd moeten worden beschouwd en bij de beoordeling van het risico dat eiseres loopt vanwege haar uitingen op Facebook. Eiseres neemt wel degelijk een duidelijk standpunt in tegen de regering en stelt dat zij mede gelet op de geloofwaardig geachte deelname aan protestmarsen en het organiseren van barricades als politiek geëngageerd kan worden beschouwd.
Het oordeel van de rechtbank
Tijdigheid van de aanvullende motivering
4. Zoals in het procesverloop is weergegeven, heeft verweerder op 18 juni 2020 zijn reactie op de tussenuitspraak in het digitale dossier geüpload. De aanvullende motivering dateert van 19 maart 2020. Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank toegelicht dat de aanvullende motivering per abuis niet tijdig aan de rechtbank is verzonden, maar wel aan eiseres. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee tijdig gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid het gebrek te herstellen.
De aanvullende motivering van het bestreden besluit
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat eiseres pas berichten op Facebook heeft geplaatst nadat zij uit Nicaragua is vertrokken. De rechtbank stelt vervolgens vast dat verweerder kanttekeningen plaatst bij het moment van plaatsen van berichten op Facebook, maar de berichten vervolgens wel heeft beoordeeld in het licht van de door eiseres gestelde vrees bij terugkeer naar Nicaragua. Hierover overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de inhoud van de berichten die eiseres heeft geplaatst op
Facebook niet dermate aanstootgevend in politieke activistische zin zijn dat eiseres aangemerkt kan worden als politiek gemotiveerd. In de berichten wordt niet gesproken over een oppositiepartij of een bepaalde politieke ideologie die aan zou moeten worden gehangen anders dan dat deze rechtvaardig en vrij moet zijn. Daarbij heeft verweerder van belang mogen vinden dat het veelal berichten van anderen zijn die eiseres post en eiseres gelet op de berichten geen prominent figuur is in deze context. Verder heeft verweerder met de verwijzing naar het artikel Nicaragua 2018 Human Rights Report zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen duidelijke lijn te trekken is in de werkwijze die de autoriteiten hanteren om jacht te maken op personen die, in de ogen van de autoriteiten, (online) onwelgevallige geluiden laten horen. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat de deelname aan protestmarsen en barricades geen aanleiding geven om in eiseres een potentieel slachtoffer te zien dat online de aandacht zou trekken van paid government supporters. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat de gebeurtenissen omtrent de CPC niet geloofwaardig zijn geacht. Het voorgaande in onderlinge samenhang beziend, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de Facebook berichten van eiseres ondanks de negatieve toon die eiseres erin gebruikt niet zwaarwegend genoeg zijn om te kunnen spreken van een gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Nicaragua of een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de aanvullende motivering voldoende gemotiveerd gereageerd op het geconstateerde gebrek en heeft verweerder het gebrek in beginsel hersteld. In beginsel, omdat eiseres in haar zienswijze op de aanvullende motivering met nieuwe stukken heeft gereageerd.
De zienswijze van eiseres en de aanvullende reactie van verweerder
6. Eiseres heeft gereageerd op de aanvullende motivering van verweerder en daarbij het stuk van [A] en de nieuwe Facebook berichten overgelegd (zoals weergegeven onder rechtsoverweging 3). Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder een aanvullende reactie gegeven op de zienswijze van eiseres.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in zijn aanvullende reactie niet ten onrechte gesteld dat eiseres met de meest recente Facebookberichten evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nicaragua in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten en te vrezen heeft voor vervolging of voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft van belang mogen vinden dat eiseres niet is aan te merken als prominent figuur op Facebook. Dit wordt in de zienswijze ook bevestigd. Verder herhaalt verweerder dat ook uit de inhoud van de recente Facebookberichten blijkt dat eiseres voornamelijk berichten van anderen heeft gedeeld en – op enkele scheldwoorden na – zelf niets heeft toegevoegd. Eiseres neemt zelf geen helder gefundeerd standpunt in tegen de autoriteiten en roept evenmin op tot actie.
8. Verder is de rechtbank van oordeel dat de door eiseres overgelegde verklaring van [A] geen aanleiding geeft om op eerder gegeven oordelen in de tussenuitspraak terug te komen of de berichten op Facebook een ander gewicht toe te kennen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Door verweerder zijn geen kanttekeningen geplaatst bij de achtergrond van [A] , haar kennis van de situatie in Nicaragua en haar objectiviteit. Er moet dan ook gewicht worden toegekend aan de informatie van [A] over de situatie in Nicaragua en haar standpunt dat nog steeds vrijwel iedereen die heeft deelgenomen aan protesten en vooral aan barricades gevaar loopt op willekeurige arrestatie, intimidatie en fysiek geweld.
Verweerder heeft in zijn aanvullende reactie echter terecht opgemerkt dat de rechtbank in de tussenuitspraak (rechtsoverweging 6.1) heeft geoordeeld dat verweerder de verklaringen van eiseres dat zij op een CPC-lijst zou staan terecht tegenstrijdig heeft geacht. Voorts heeft de rechtbank in haar tussenuitspraak in rechtsoverweging 10 geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op het moment van vertrek uit Nicaragua te vrezen had voor de autoriteiten of de CPC vanwege deelname aan protestmarsen en barricades. Hoewel verweerder de algemene situatie als beschreven door [A] over de werkwijze van de CPC, bestaande lijsten en de handelwijze van de autoriteiten niet betwist, merkt
verweerder terecht op dat de stelling van [A] dat eiseres een verhoogd risico zou lopen bij terugkeer vanwege onder andere de intimidatie en bedreigingen van bewapende groepen regeringsaanhangers is gebaseerd op aannames en onvoldoende zegt over de specifieke situatie van eiseres in het licht van de eerder gegeven oordelen. [A] komt tot haar conclusie waarbij is aangenomen dat de activiteiten van eiseres wel bekend waren bij de CPC en hoogstwaarschijnlijk ook bij de lokale politie.
Verder is hetgeen [A] in haar verklaring opmerkt over het openbare leven in Nicaragua en de mogelijkheid om legaal uit te kunnen reizen algemeen van aard en ziet evenmin op de specifieke situatie van eiseres.
Daarmee is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres op het moment van vertrek uit Nicaragua te vrezen had voor de autoriteiten of de CPC vanwege deelname aan protestmarsen en barricades. Dat dit vanwege de recente Facebook berichten anders is volgt de rechtbank niet, immers ook hier geldt dat [A] aanneemt dat eiseres op een lijst van de CPC staat of bekend is bij de (lokale) politie.
9. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank niet op haar eerder genomen oordelen terug en heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiseres ook met de nieuwe informatie niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft voor de autoriteiten of de CPC bij terugkeer naar Nicaragua.
Slotsom
10. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 525,- met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.312,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
09 december 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl. Mr. V.E. van der Does E. de Jong
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [documentnummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State.