ECLI:NL:RBDHA:2020:15222
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 29 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.D. van Elst, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat zijn asielaanvraag niet in behandeling was genomen. Tijdens de zitting, die samen met een andere zaak (NL20.21524) werd behandeld, is de verzoeker echter niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. H. Ibrahim.
De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank op dezelfde dag ook uitspraak heeft gedaan in de aanverwante zaak NL20.21524, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De rechtbank heeft verder overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op 5 januari 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.