ECLI:NL:RBDHA:2020:15221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
NL20.21524
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Eiser, die eerder een asielaanvraag in Frankrijk had ingediend, betoogde dat hij niet terug kon keren naar Frankrijk vanwege structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Hij voerde aan dat hij in Frankrijk bedreigd werd door drugsdealers en dat hij geen hulp zou krijgen bij zijn terugkeer. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris op basis van de Dublinverordening mocht concluderen dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank stelde vast dat eiser niet had aangetoond dat hij in Frankrijk niet adequaat beschermd zou worden tegen de bedreigingen van de drugsdealers. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de asielprocedure in Frankrijk zo gebrekkig was dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiser niet had aangetoond dat hij geen juridische bijstand had in Frankrijk. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 5 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21524
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. E.D. van Elst), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H. Ibrahim).

Procesverloop

In het besluit van 16 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL20.21525, plaatsgevonden op 29 december 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend.
2. Eiser is het niet eens met het besluit. Hij voert aan dat hij niet kan terugkeren naar Frankrijk, omdat in Frankrijk sprake is van aan het systeem gerelateerde structurele
tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Volgens eiser worden Dublinclaimanten in Frankrijk aan hun lot overgelaten. Zij krijgen geen hulp bij aankomst. Ook krijgen zijn geen opvang (in de buurt). Ter onderbouwing verwijst hij naar het AIDA- rapport over Frankrijk van april 2020 en het arrest N.H. en anderen tegen Frankrijk van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 2 juli 20201. Verder voert eiser aan dat hij in Frankrijk heeft te vrezen voor zijn leven. Een groep drugsdealers hebben doodsbedreigingen naar hem geuit en hebben hem mishandeld. Dat is de reden dat eiser uit Frankrijk is gevlucht en bij terugkeer wordt hij in de armen van deze drugsdealers gedreven.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Frankrijk heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Eiser is hier niet in geslaagd.
4. Uit het AIDA-rapport blijkt weliswaar dat er problemen zijn met de opvang in Frankrijk en dat sommige Dublinterugkeerders lang moeten wachten voordat zij een afspraak krijgen. Het rapport biedt echter onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van ernstige structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Frankrijk op grond waarvan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit het AIDA-rapport blijkt verder dat aan asielzoekers in Frankrijk opvang wordt geboden, ook aan Dublinclaimanten. Eiser heeft verklaard dat hij geen opvang heeft gehad, maar hij heeft dit niet onderbouwd. Uit het AIDA-rapport en de verklaringen van eiser kan dan ook niet worden afgeleid dat eiser bij overdracht aan Frankrijk geen opvang zal ontvangen. Bovendien blijkt uit zijn verklaringen niet dat hij in Frankrijk hierover heeft geklaagd, wat wel op zijn weg had gelegen. Het is niet gebleken dat klagen voor hem onmogelijk of zinloos is.
5. Over de asielprocedure overweegt de rechtbank dat eiser zelf heeft verklaard dat hij een afwijzende beslissing heeft gehad. Dit duidt erop dat zijn asielaanvraag inhoudelijk is beoordeeld. Ook heeft eiser verklaard dat hij een advocaat had. Hieruit blijkt dus niet dat eiser geen juridische bijstand had. Verder heeft Frankrijk met het claimakkoord aangegeven dat een nieuwe asielaanvraag van eiser in behandeling zal worden genomen. Er is geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Het arrest van het EHRM van 2 juli 2020 leidt niet tot een ander oordeel. De drie individuele gevallen die in het arrest zijn besproken, is niet met eisers situatie vergelijkbaar. Het ging in het arrest namelijk om drie alleenstaande mannen die in 2013 een asielaanvraag wilden indienen. In de maanden dat zij wachtten om geregistreerd te worden als asielzoeker konden de mannen geen aanspraak maken op opvang en andere verstrekkingen, omdat zij niet de status hadden van asielzoeker. Daarvan is bij eiser geen sprake. Ook gaat het arrest ook niet over de actuele situatie in Frankrijk, maar over de periode 2013-2015. Tevens is eiser een Dublinclaimant en Frankrijk heeft de verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke behandeling van zijn asielaanvraag al erkend.
6. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de Franse autoriteiten hem niet kunnen of willen beschermen tegen de drugsdealers. Eiser heeft verklaard dat hij door deze drugsdealers is mishandeld en met de dood is bedreigd. Hij heeft verklaard geen aanleiding te zien om aangifte te doen of om de politie om hulp te vragen. Hij heeft verklaard dat als hij in Frankrijk was gebleven hij bij de politie terecht zou kunnen. Het ligt dan ook op de weg
1 Nummers 28820/13, 75547/13 en 13114/15/
van eiser om de Franse autoriteiten om hulp te vragen tegen de drugsdealers. Het is niet aannemelijk dat dit voor hem niet mogelijk is.
7. De rechtbank komt tot de eindconclusie dat verweerder in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag in behandeling te nemen. Ook niet onverplicht op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2020 door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
05 januari 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.