ECLI:NL:RBDHA:2020:15219
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd de heer N. Rexhepi als tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. In de motivering van de uitspraak werd gesteld dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of de uitzettingsprocedure zou ontwijken of belemmeren. De rechtbank concludeerde dat eiser de gronden voor de maatregel niet had betwist, waardoor het vaststond dat hij Nederland niet op de voorgeschreven wijze was binnengekomen en zich aan het toezicht had onttrokken. Dit was voldoende om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen.
De rechtbank beoordeelde ook of verweerder terecht geen lichter middel had gekozen dan inbewaringstelling. Verweerder had in de maatregel gemotiveerd waarom bewaring noodzakelijk was, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van eiser. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van eiser, waaronder het ontbreken van een paspoort, niet voldoende waren om een lichter middel toe te passen. Eiser had ook eerder geprobeerd om illegaal naar Engeland te reizen, wat de rechtbank als een relevante factor beschouwde. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.