ECLI:NL:RBDHA:2020:15204
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag op grond van interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 24 november 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat Duitsland hem internationale bescherming had verleend. Eiser heeft zijn land van herkomst in september 2015 verlaten en heeft op 11 oktober 2016 een asielaanvraag ingediend in Duitsland, waar hij op 17 februari 2017 internationale bescherming kreeg.
De rechtbank overweegt dat verweerder terecht heeft gesteld dat Duitsland in beginsel voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen die erop wijzen dat Duitsland zijn internationale verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiser betwist dat Duitsland aan hem geen reisdocument kan verstrekken, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheid dat hij geen reisdocument heeft gekregen, niet automatisch betekent dat Duitsland zijn verplichtingen niet nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zich tot hogere autoriteiten heeft gewend om zijn klachten over het ontbreken van een reisdocument kenbaar te maken.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en zal openbaar worden gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.