ECLI:NL:RBDHA:2020:15201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
NL20.13963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door eiser, die werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. K. Bruin. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze zaak. Het bestreden besluit, dat op 3 juli 2020 was genomen, verklaarde de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 11 december 2020, terwijl de verweerder zich wel liet vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft overwogen dat voor het indienen van een beroepschrift in deze zaken een termijn van één week geldt, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiser stelde dat het bestreden besluit niet goed was aangekomen en dat hij pas op 14 juli 2020 het besluit had ontvangen, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het besluit op 3 juli 2020 correct was verzonden naar het faxnummer van de gemachtigde van eiser. De rechtbank concludeerde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en dat eiser niet had aangetoond dat er reden was om aan de ontvangst van het besluit te twijfelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en mr. M.A. Beijl, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13963

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

ProcesverloopBij besluit van 3 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.13964, plaatsgevonden op 11 december 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Voor het indienen van een beroepschrift geldt in zaken als deze een termijn van één
week. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-
ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Eiser stelt dat het bestreden besluit niet goed is aangekomen. Hij heeft meerdere malen
geprobeerd contact te leggen met verweerder om het besluit alsnog te ontvangen, maar heeft pas op 14 juli 2020 het besluit ontvangen. Op diezelfde dag heeft hij alsnog beroep ingesteld.
4. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend op 3 juli 2020 en dat deze
op diezelfde dag via de mail naar de fax van de gemachtigde van eiser is verstuurd. Het beroepschrift is op 14 juli 2020 ingediend en daarmee in beginsel niet tijdig ingediend.
5. De rechtbank stelt voorts vast dat blijkens de faxbevestiging en de door verweerder ter
zitting gegeven toelichting, het bestreden besluit naar het juiste faxnummer is verstuurd en goed is aangekomen.
6. Het is dan dus aan eisers gemachtigde om aannemelijk te maken dat redelijkerwijs kan
worden getwijfeld aan de ontvangst van het besluit. Eisers gemachtigde is hier, door enkel te stellen dat het bestreden besluit niet goed is aangekomen, niet in geslaagd. Immers, niet is onderbouwd wat bedoeld wordt met ‘niet goed aangekomen’ Bovendien volgt uit de telefoonnotitie van 8 juli 2020 dat eisers gemachtigde op dat moment in ieder geval op de hoogte was van de strekking van het besluit, nu gebleken was dat eiser uit de opvang was gezet en dat er gezegd is dat men bij vragen over het besluit contact moest opnemen met de zaaksverantwoordelijke eigenaar van de asielzaak. Niet valt in te zien dat eisers gemachtigde niet op dat moment beroep heeft ingesteld en hiermee heeft gewacht tot 14 juli 2020. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat
geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid vanmr. M.A. Beijl, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.