ECLI:NL:RBDHA:2020:15191

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
NL20.17017 T
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van eiser met Zimbabwaanse nationaliteit en de beoordeling van Zuid-Afrika als veilig derde land

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 december 2020, wordt de asielaanvraag van eiser, een man van Zimbabwaanse nationaliteit, behandeld. Eiser heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser stelt dat hij niet naar Zuid-Afrika kan terugkeren, omdat dit land voor hem geen veilig derde land is. Hij heeft daar ernstige bedreigingen en discriminatie ondervonden vanwege zijn homoseksualiteit. De rechtbank heeft de zaak op 3 december 2020 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet persoonlijk te horen, ondanks dat er aanwijzingen waren dat hij mogelijk niet blijvend niet in staat was om gehoord te worden. De rechtbank verwijst naar de verplichting om een vreemdeling in de asielprocedure te horen, zoals vastgelegd in de Procedurerichtlijn. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Verweerder moet binnen twee weken aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van deze gelegenheid en heeft zes weken de tijd om het gebrek te herstellen.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet worden behandeld. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier R.G. Kamphof, en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17017 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. L.M. Straver),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van der Lubbe).

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Zimbabwaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1992] .
2. Eiser heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Hij stelt dat hij niet naar Zuid-Afrika kan terugkeren omdat dit geen veilig derde land voor hem is. Hij komt niet uit dit land en heeft er geen wettige status om er te kunnen verblijven of te werken. Ook als homoseksuele man is het er voor hem gevaarlijk, omdat de autoriteiten tegen homoseksuelen zijn. Hij stelt in Zuid-Afrika te zijn bedreigd, mishandeld, gediscrimineerd en meerdere keren te zijn ontslagen vanwege zijn geaardheid. Als hij zich tot de autoriteiten wendt, zal hij worden gearresteerd. Bovendien wordt hij gezocht door de autoriteiten vanwege een tegen hem gedane aangifte voor zijn homoseksualiteit.
3. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat Zuid-Afrika als veilig derde land wordt beschouwd voor eiser. Zuid-Afrika is in het algemeen en voor migranten uit Zimbabwe en van homoseksuele geaardheid in het bijzonder een veilig derde land. Verweerder wijst erop dat eiser een band heeft met Zuid-Afrika, daar ook werkte en een leven heeft opgebouwd, waardoor aannemelijk is dat hij tot het grondgebied zal worden toegelaten. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Subsidiair wordt overwogen dat weliswaar wordt aangenomen dat eiser homoseksueel is, maar dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij specifiek risico loopt op ernstige schade. Daarom kan Zuid-Afrika ook voor hem specifiek als veilig derde land worden gezien. Er is volgens verweerder geen aanleiding om eiser alsnog aanvullend te horen over zijn asielrelaas. Er bestaat volgens verweerder onder omstandigheden geen verplichting om eiser middels een persoonlijk onderhoud te horen. In onderhavig geval bleek uit psychologische rapporten en medische informatie dat eiser onder invloed was van een psychose. Omdat onduidelijk was hoelang dit zou duren is in overleg met zijn gemachtigde afgesproken dat het relaas van eiser schriftelijk zou worden ingediend. Eiser is afdoende in de gelegenheid gesteld zijn relaas en standpunt ten aanzien van het voornemen kenbaar te maken. Uit de medische stukken blijkt dat eiser nog altijd onder actieve medische behandeling staat en dat er sprake is van regelmatig cannabisgebruik. Daarom kan uit de medische stukken niet afgeleid worden dat eiser wel in staat was om gehoord te worden.
4. Eiser heeft aangevoerd dat de besluitvorming niet zorgvuldig heeft plaatsgevonden omdat verweerder eiser, nadat hij uitbehandeld was, een nieuw medisch advies horen en beslissen had moeten aanbieden en daarna eiser had moeten horen. Eiser is hierdoor in zijn belangen geschaad. Verweerder heeft hierdoor niet het complete relaas ten aanzien van alle gebeurtenissen die in Zuid-Afrika hebben plaatsgevonden. Verweerder betrekt niet alle ondervonden gebeurtenissen en ervaringen bij de beantwoording van de vraag of Zuid-Afrika in het algemeen een veilig derde land is en voor eiser in het bijzonder. Zuid-Afrika is geen veilig derde land, niet in het algemeen, dat heeft verweerder zelf ook zo beoordeeld, maar ook niet in het bijzonder vanwege de lhbt-geaardheid van eiser en zijn Zimbabwaanse nationaliteit en uiterlijk. Toegang zal hem geweigerd worden wegens de aangifte die tegen hem is gedaan.
5. Verweerder heeft zich voor wat betreft het horen op het standpunt gesteld dat hij hierin voldoende zorgvuldig heeft opgetreden. Er is een werkbare oplossing gevonden met de gemachtigde van eiser. Het asielrelaas is bovendien niet door verweerder in twijfel getrokken, dus verweerder ziet in dat opzicht niet wat het horen in een latere fase nog zou kunnen bijdragen.
6. In artikel 14 van de Procedurerichtlijn staat onder meer het volgende vermeld:
1. Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld persoonlijk gehoord te worden over zijn verzoek om internationale bescherming door een daartoe naar nationaal recht bevoegde persoon. Een persoonlijk onderhoud over de inhoud van het verzoek om internationale bescherming wordt afgenomen door het personeel van de beslissingsautoriteit. Deze alinea laat artikel 42, lid 2, onder b) onverlet.
(…)
2. Er kan worden afgezien van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van het verzoek indien:
a) de beslissingsautoriteit met betrekking tot de vluchtelingenstatus een positieve beslissing kan nemen op basis van het beschikbare bewijs, of
b) de beslissingsautoriteit van oordeel is dat de verzoeker niet persoonlijk gehoord kan worden als gevolg van blijvende omstandigheden waarop hij geen invloed heeft. Bij twijfel raadpleegt de beslissingsautoriteit een medisch beroepsbeoefenaar om na te gaan of de toestand die de verzoeker ongeschikt of niet in staat maakt om te worden gehoord tijdelijk of van aanhoudende aard is.
Indien geen persoonlijk onderhoud plaatsvindt overeenkomstig punt b) of, indien van toepassing, geen onderhoud met de ten laste komende persoon plaatsvond, worden er redelijke inspanningen gedaan om de verzoeker of de persoon die te zijnen laste komt de kans te bieden nadere informatie te verstrekken.
7. De rechtbank stelt voorop dat uitgangspunt is dat een vreemdeling in de asielprocedure gehoord dient te worden. Dat dit ook de werkwijze van verweerder is blijkt uit de door verweerder gehanteerde werkwijze op basis van de Werkinstructie 2010/13. De verplichting tot horen wordt benadrukt door de uitspraak van het Hof van Justitie van 16 juli 2020 (Addis zaak C-517/17)). Niet horen is alleen mogelijk als er sprake is van een situatie waarin eiser blijvend niet gehoord kan worden.
8. Uit de processtukken blijkt dat tussen partijen is gecorrespondeerd en getelefoneerd over het al dan niet horen van eiser nadat eiser op 12 april 2018 met een maatregel van inbewaringstelling in een gesloten kliniek werd opgenomen en vervolgens op 22 mei 2018 in verzekering werd gesteld, omdat hij als verdachte was aangehouden van een strafbaar feit. Op dat moment is tussen gemachtigde van eiser en verweerder afgesproken het relaas zo goed als mogelijk schriftelijk naar voren te brengen. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat het feit dat de gemachtigde van eiser het asielrelaas op papier heeft gezet, verweerder niet ontheft van de plicht om eiser te horen voor zover hij niet blijvend niet gehoord kan worden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder uit de informatie van de gemachtigde van eiser had moeten afleiden dat eiser mogelijk niet blijvend buiten staat was om gehoord te worden. Eiser heeft geen afstand van het houden van een persoonlijk gehoor gedaan. Het had op de weg van verweerder gelegen om de FMMU te verzoeken een nieuw advies te laten uitbrengen om na te gaan of eiser al dan niet in staat was om gehoord te worden en indien mogelijk een gehoor af te nemen.
9. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb tot stand is gekomen. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, kan verweerder ervoor kiezen eiser door FMMU te laten onderzoeken of hij gehoord kan worden en om eiser, afhankelijk van de uitkomst van dat onderzoek, al dan niet te horen, dan wel besluiten hem direct te horen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
10. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
11. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.