ECLI:NL:RBDHA:2020:15182
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Roemenië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B.J.P.M. Ficq, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Duren, heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat volgens de Dublinverordening Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, en de Roemeense autoriteiten hadden ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat hij geen asielaanvraag in Roemenië had ingediend. Tijdens de zitting op 15 december 2020, waar eiser via een telefoonverbinding aanwezig was, werd ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de gegevens in het Eurodac-systeem, waaruit bleek dat eiser wel degelijk een asielaanvraag in Roemenië had ingediend. De rechtbank verwees naar de relevante artikelen van de Dublinverordening en concludeerde dat de stelling van eiser dat hij nooit een asielaanvraag had ingediend, niet voldoende was om de geregistreerde gegevens te weerleggen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een bevestiging van de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Dublinverordening, waarbij de rechtbank de gegevens in het Eurodac-systeem als bewijs heeft geaccepteerd voor de indiening van de asielaanvraag.