ECLI:NL:RBDHA:2020:15182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
NL20.20469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B.J.P.M. Ficq, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Duren, heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat volgens de Dublinverordening Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, en de Roemeense autoriteiten hadden ingestemd met deze verantwoordelijkheid.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat hij geen asielaanvraag in Roemenië had ingediend. Tijdens de zitting op 15 december 2020, waar eiser via een telefoonverbinding aanwezig was, werd ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de gegevens in het Eurodac-systeem, waaruit bleek dat eiser wel degelijk een asielaanvraag in Roemenië had ingediend. De rechtbank verwees naar de relevante artikelen van de Dublinverordening en concludeerde dat de stelling van eiser dat hij nooit een asielaanvraag had ingediend, niet voldoende was om de geregistreerde gegevens te weerleggen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een bevestiging van de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Dublinverordening, waarbij de rechtbank de gegevens in het Eurodac-systeem als bewijs heeft geaccepteerd voor de indiening van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL20.20469
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL20.20470, plaatsgevonden op 15 december 2020. Eiser is verschenen via een telefoonverbinding, bijgestaan door mr. W.M. Blaauw, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Kadro. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Roemeense autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. Eiser voert aan dat hij geen asielaanvraag heeft ingediend in Roemenië en dat uit het Eurodac-formulier niet kan worden opgemaakt dat hij wel asiel heeft aangevraagd. In het Eurodac-formulier staat namelijk ‘place of apprehension/application’ en ‘date of
apprehension/application’. Hieruit volgt dat uit het formulier alleen blijkt dat eiser mogelijk een asielverzoek heeft gedaan.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het resultaat van het onderzoek in het Eurodac-systeem blijkt dat eiser in Roemenië een asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank verwijst hierbij naar artikel 2, derde lid, van Verordening (EG) 407/2002, waarin is aangegeven dat gegevens van asielzoekers worden aangeduid met een ''1'', zoals ook in het resultaat van het onderzoek naar eisers vingerafdrukken staat vermeld. Uit lijst A van bijlage II bij de uitvoeringsverordening (EU) nr. 118/2014 volgt dat een treffer in Eurodac geldt als bewijs van de indiening van een asielverzoek. Dat op het Eurodac-formulier 'place of apprehension/application' en 'date of apprehension/application' staat, maakt dus niet dat niet duidelijk zou zijn dat in het geval van eiser sprake is van een asielaanvraag. Bovendien staat expliciet in het claimakkoord vermeld dat eiser een asielaanvraag heeft gedaan op 14 oktober 2020. Artikel 22, derde lid, van de Dublinverordening bepaalt evenwel dat een vreemdeling bewijs kan leveren van het tegendeel. Eiser is hier niet in geslaagd. De stelling van eiser dat hij nooit een asielaanvraag heeft ingediend in Roemenië, is onvoldoende om voorbij te gaan aan de gegevens die in het Eurodac-systeem zijn geregistreerd en het claimakkoord met Roemenië.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
18 december 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. J.J. Catsburg T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.